Startpagina Groenten

Lokale teelt bataat moet geoptimaliseerd worden

Bataat, ook wel gekend als zoete aardappel, wordt steeds populairder in Vlaanderen. De verkoop stijgt, en is nog steeds stijgende. “We denken niet dat dit snel zal stilvallen”, aldus onderzoekster aan het Proefcentrum voor de Groenteteelt (PCG), Annelien Tack. De productie is echter nog beperkt. Door onderzoek wil men de knowhow rond de teelt wat opkrikken.

Leestijd : 10 min

D e populariteit van bataat stijgt al een aantal jaren. Daardoor ontstond de vraag of bataat ook niet lokaal geteeld kon worden. Om dat te verbeteren moet de teelttechniek efficiënter. In 2016 werden daarom demonstratieve rassenproeven aangelegd in open lucht en onder koepel. Hieruit bleek dat de beste rassen al een opbrengst halen van 40 ton per hectare. Toen werd beslist om een groter project op te zetten, en dat werd er een van vier jaar, met subsidie van de Vlaamse overheid en het Agentschap voor Innoveren en ondernemen. Doel was - en is - om de teelt in Vlaanderen te optimaliseren. PCG werkt ook samen met het Proefcentrum voor de Aardappelteelt (PCA), dat vooral onderzoek doet naar de optimale bewaartechniek.

Hier overlopen we de voornaamste resultaten uit de proeven in 2018.

Aanleg van de proeven

Op het PCG stonden verschillende proeven op het programma omtrent de zoete aardappel. Op de meeste proefvelden werden ruggen aangelegd, die per twee en met 75 cm van elkaar werden getrokken. De folie en T-tape worden getrokken in dezelfde werkgang als het trekken van de ruggen. Door de folie konden de ruggen een week voor het planten opwarmen. “Iets voor de plant hebben we T-tape laten lopen, zodat de ruggen vochtig genoeg zijn om te planten”, vertelt onderzoeker Tijl Ryckeboer. Er wordt aangeraden de bataat te planten in de tweede helft van mei, in een bodem met een hogere temperatuur dan 15°C.

Slips en paperpots

Er werden twee soorten plantmateriaal gebruikt: slips (stekken zonder wortels) en paperpotjes (beworteld plantmateriaal). De slips werden schuin in de grond gestoken, omdat de warmte meer vanboven in de rug zit, en de slips ervan kunnen profiteren. “We hebben ze om de 30 cm manueel geplant”, gaat hij verder. “Na de plant werd er aangegoten, wat belangrijk is bij stekken omdat die nog geen wortels hebben.” Hun advies is duidelijk: als de grond opgewarmd is, en er is water gegeven in het begin, dan is er zo goed als geen uitval. Na het planten duurt het even voor de planten gaan groeien. Daarom was in het begin nog schoffelwerk nodig. “Van het moment dat we er niet meer door kunnen, deden we het wiedwerk manueel.”

Herbiciden uit de aardappelteelt

In de proef omtrent herbiciden werden de meeste productnamen niet vermeld omdat ze nog niet erkend zijn. PCG wou wel kwijt dat de geteste middelen bodemmiddelen zijn die erkend zijn in de aardappelteelt en waarvoor residustudies beschikbaar zijn. “Dit is nodig om een goedkeuring te krijgen in een dossier. Maar daarvoor moeten we ook de selectiviteit aantonen in het gewas”, vertelt onderzoekster Annelien Tack.

Op basis van de screening vorig jaar en de reeds bestaande erkenning in Nederland werd het middel Centium erkend in juni en werd het daarom opgenomen in de proef samen met andere bodemmiddelen en twee contactmiddelen. Het ene contactmiddel heeft een werking tegen dicotylen, het andere tegen grassen. Voor de proef werden stekken of slips van het ras Orleans geplant op 25 mei. Vijf dagen na aanplant werden de bodemmiddelen toegepast, zodat de planten de tijd kregen om wortels te maken. Tien dagen na aanplant werden de contactmiddelen toegepast.

Aardappelherbiciden ook werkzaam in bataat

Twee dagen na het toepassen van het contactmiddel was er nog geen schade te zien. Het gewas van bataat kan wel wat afzien na plant met slips omdat het nog zijn wortelgestel moet ontwikkelen. Soms ziet men dus een blad dat krult en wat bruin ziet. “Maar dat is eigen aan de start van het ge was”, aldus Tack. Tien dagen na toepassing van het contactmiddel (enkele dosis), zagen ze echter dat 60 % van de planten verkleuring vertonen van gemiddeld 6 % van het bladoppervlak. 17 % van de planten vertonen necrose voor een klein percentage van het bladoppervlak. Bij de toepassing van een dubbele dosis was de verkleuring en de necrose extremer.

Bij beoordeling een week later was het percentage verkleuring en necrose reeds verminderd. “

De symptomen van fytotox zijn in de teelt volledig weggegaan. Planten bataat kunnen veel verdragen. Het is een groeizaam gewas, maar bij schade gaan planten minder groeien en een achterstand oplopen.”Bij de bodemmiddelen was er geen noemenswaardige fytotox te vermelden.

Het Kenniscentrum voor Duurzame Tuinbouw bekijkt samen met PCG de mogelijkheid om dossiers voor nieuwe erkenningen in de teelt van bataat in te dienen.“ We weten al enkele middelen die een goede werking hebben, en die willen we opperen voor dossiers voor erkenning in bataat.”

Irrigatie en folie doen het beter

In de teelttechnische proef (ras Orleans) werd een verschil gemaakt in afdekking en watergift. Hierbij werd de opbrengst vergeleken bij een teelt met of zonder biodegradeerbare zwarte folie en T-tape. “Bij het sluiten van de rijen van het gewas was er geen verschil te zien tussen irrigatie bij folie en beregening zonder folie. In ieder geval was bij folie en irrigatie het gewas het snelst weg.”

Er is weinig wegval is als er in het begin genoeg water is gegeven. Vorig jaar bleek uit een gelijkaardige proef dat het effect van de watergift naar opbrengst toe minder was. “Vorig jaar was er een droge periode, maar dit jaar was dat extremer.” Uit de resultaten van de proeven in 2018 bleek dat het gebruik van folie in combinatie met irrigatie de beste resultaten gaf, met gemiddeld 70 ton/ha. De gewassen met irrigatie, maar zonder folie, scoorden iets minder, met 60 ton/ha. Irrigatie bleek cruciaal te zijn, want de opbrengsten bij de gewassen zonder behaalden slechts een gemiddelde oogst van 33 ton/ha.

De vraag blijft of de kosten het waard zijn. “Met plastiek krijg je een 20 % meeropbrengst. Je krijgt echter ook grotere knollen wat ze moeilijker vermarktbaar maken.” Het blijft dus afwegen.

Geen verschil in plantdiepte

Bij dezelfde proef werd ook onderscheid gemaakt tussen twee plantdieptes: 8 of 15 cm. De PCG-onderzoekers stelden de hypothese dat bij 15 cm plantdiepte meer knopen onder de grond zitten die kunnen ontwikkelen tot knollen. Men verwachtte meer kleinere knollen, in plaats van minder en grotere knollen. Aan de opbrengst was er alvast geen verschil te zien: die was bij beiden gelijk.

Optimale rassenkeuze

I n 2017 werd al een rassenproef aangelegd met acht rassen. Dit jaar eind mei werden 13 verschillende rassen geplant. Hier werden slips en paperpots gebruikt, om het verschil ertussen op te volgen.

Eén van de rassen die aanligt is Murasaki, een witte en late variëteit. Een ander ras is Erato Orange, die minder, maar wel grotere knollen vormt. Georgia Jet is dan weer gekenmerkt door zijn rondere knollen, en heeft het nadeel dat er meer scheuren in komen. Er werd ook gekozen voor planten van verschillende afkomst, zoals van Spanje (Viveros Santana) en Portugal (Nativaland via Lenders). Bonita toont zich als een mooi productief ras. Met Beauregard stak men een vrij ras in proef, zowel van Nativaland als van Viveros Santana. Bij beiden gebruikte men gewortelde planten. Orleans werd twee keer aangelegd: als stek en als paperpot. Dit ras gaf al goede opbrengstresultaten in het verleden. Beauregard ook, maar die geeft vaak iets te lange knollen. “Daar scoort Orleans beter.” Evangeline heeft dan weer een mooie diep oranje kleur.

In het verleden gaven Orleans, Bonita en Beauregard de beste opbrengsten. Orleans haalde dit jaar weer de top met een opbrengst van 70 ton per ha. Bellevue, die voor de eerste keer werd opgenomen in de proef, haalde echter een even goed resultaat. Evangeline, Beauregard, Bonita en Georgia Jet brachten tussen de 60 en 65 ton per ha op. Georgia Jet vertoonde wel weer het gekende probleem, namelijk veel knollen met barsten en scheuren. Murasaki behaalde rond de 50 ton per ha.

Naar een drogestof- percentage van 21-22 %

D e verwerkende industrie vraagt een drogestofpercentage van ongeveer 21 %. “Dit blijkt echter niet evident”, klinkt het. Op 1 augustus zaten de meeste hiertussen. Bonita en Murasaki zitten hoger. Het zijn witte variëteiten die van structuur en smaak iets zetmeelachtiger zijn ten opzichte van de oranje variëteiten. Eind augustus was dat percentage al heel wat gedaald. De knollen hebben veel vocht opgenomen waardoor het percentage met 4-5 % daalde. Toch was bij de meeste rassen het droge stof percentage weer wat gestegen in september.

“Vorig jaar kreeg men voor het eerst bataat op de veiling. De Reo Veiling heeft ook voor dit jaar afspraken gemaakt met verschillende telers.” Ze krijgen vooral de oranjekleurige rassen goed kwijt omdat die beter gekend zijn bij de consument. Op dit moment worden nog niet veel rassen geteeld, en er zijn dan ook maar weinig specifieke voorschriften voor. Men kijkt nu enkel naar sorteringen in knolgewicht en minimum diameter, maar van zodra er meer geweten is over de nieuwe rassen kan het zijn dat de rassen aangepast worden.

Bemestingsstrategie

De voorbije jaren werd er in de proeven gestreefd naar een bemesting van 125 eenheden stikstof en 250 eenheden kalium op basis van proeven in Frankrijk. Dit jaar werd een specifieke bemestingsproef aangelegd om verschillende trappen in N en K uit te testen. In het algemeen wordt er gestreefd naar 125 eenheden N en 250 Kalium. In de bemestingsproef werden verschillende trappen uitgetest, zowel in N als K (voor N: 0 - 80 - 140 - 200; voor K 0 - 100 - 200 - 300). Geef je te veel stikstof, dan bevordert dat de loofgroei en is dat nadelig voor de knolvorming. De stap van 200 N is er dan ook om te zien of de knolvorming minder is. “Bovengronds zien we aan het loof alvast geen verschil, ook in het begin niet.”

Loofdoding

E en laatste proef omhelst het effect van loofdoding op de oogst. De hypothese is dat enkele weken op voorhand maaien een effect zou kunnen hebben op de afrijping van de knollen. Tack: “We hebben echter gehoord dat bij groeizaam weer de knollen opnieuw zouden schieten uit overlevingsmechanisme. Dit is echter niet gewenst, en moet worden getest.” Vier manieren van loofdoden worden met elkaar vergeleken ten opzichte van een onbehandeld veld.

Bij de eerste manier wordt gewoon gemaaid met de loofklapper, maar dat kan al problemen met zich meebrengen. “Als we laag rijden, bestaat de kans dat de knollen die hoog zitten, beschadigd worden. Gaan we iets hoger, kan het dat de laagste stengels van de plant niet mee zijn en eraan blijven hangen, wat het niet makkelijk maakt bij de oogst.”

De tweede manier is het maaien, gevolgd door een loofdodend middel dat in de aardappelteelt erkend is. “De stengels zijn iets bruiner, maar de resultaten zijn niet spectaculair. De stengels zijn taai en hard en zijn duidelijk niet gemakkelijk af te doden”, verklaart Tack.

Een derde manier is het toepassen van een loof dodend middel rechtstreeks op het gewas. “De bovenste bladeren zijn getoucheerd, maar de plant is absoluut niet dood.”

Een laatste manier is het rechtstreeks branden van het loof met een onkruidbrander. Er werd traag gereden (200 m per uur) om voldoende het gewas te raken. Vooral bovenaan heeft men op deze manier de bladeren mee, maar de onderste stengels worden onvoldoende geraakt.

Het loof maaien blijft nog steeds de meest aangewezen manier. Er zijn op dit moment geen andere methodes beschikbaar die een beter resultaat geven. Ook werd geen afrijpend effect vastgesteld wanneer twee weken voor oogst gemaaid werd ten opzichte van maaien vlak voor oogst. Op de (Amerikaanse) markt is er wel mechanisatie beschikbaar die aangepast is aan het verwijderen van het loof van bataat.

Gebruikt men bio-afbreekbaare folie tijdens de teelt, dan wordt dit bij oogsten aan stukken gescheurd en ondergewerkt.

Bemerkingen bij de oogst

Oogsten gebeurt het best nog voor vochtige omstandigheden en dus voor half oktober. De combinatie koude en vocht zijn immers slecht voor de knollen: Er is grotere kans op ziekte en een mindere kwaliteit bij langere bewaring. “Na dit warme seizoen kon er wel wat vroeger geoogst worden. Verschillende rassen vormden dit jaar al een groot aandeel te grote knollen voor de versmarkt.”

Bij de oogst is het belangrijk de schil zo min mogelijk te beschadigen. De rooiingen bij PCG gebeurden daarom met een AVR-aardappelrooier, waarbij knollen samen met de aarde uit de grond worden gelicht en op het veld worden gelegd. Erna werden de knollen manueel opgeraapt.

Gebruikt men bio-afbreekbaare folie tijdens de teelt, dan worden de restanten bij oogsten aan stukken gescheurd en ondergewerkt.

Hoe bewaren?

Bij bewaring is een periode van wondheling aanbevolen. Hiervoor is er nood aan temperaturen van 28-30 °C om de schil goed in te drogen en af te harden. Het zou ook de omzetting naar suikers bevorderen zodat er een zoetere smaak komt. “Onderzoek moet uitwijzen of een lagere temperatuur al kan, want het is niet evident om die temperaturen te halen. Na een periode van wondheling kan een langere bewaring bij 12-16 C.” Bij die temperaturen gaan knollen niet schieten. Van zodra je puntjes van kiemen ziet verschijnen op de knollen tijdens de wondheling moet er overgeschakeld worden naar de bewaring op lagere temperatuur.“ Verder wordt ventilatie aanbevolen in de bewaring. Een hoge temperatuur, een relatieve vochtigheid van boven de 90 % en ventilatie geven de beste omstandigheden”.

MV

Lees ook in Groenten

Ardo versterkt zich met nieuwe aandeelhouder The Nest

Groenten Met de komst van The Nest Family Office als minderheidsaandeelhouder bevestigt de Belgische voedingsproducent Ardo, wereldwijd actief in vriesverse groenten, kruiden en fruit, de ambities voor de toekomst en de focus op duurzaamheid en kwaliteit. Het family office van familie Els Thermote deelt de langetermijnvisie van de familie Haspeslagh op het belang van voeding voor een gezondere wereld. Samen willen ze het groeiverhaal van Ardo verderzetten en haar positie als wereldleider in vriesverse plantaardige producten versterken.
Meer artikelen bekijken