Startpagina Tuin

Zo rot als een ... mispel

Het spreekwoord is wel niet helemaal correct (mispels worden beurs gegeten en niet rot) maar we kennen het nog wel. In tegenstelling tot de mispelboom, of is het mispelaar, en zijn vruchten, waar we niet echt meer mee vertrouwd zijn en eigenlijk is dat niet zo verwonderlijk. De vruchten zien er wat vreemd uit, hebben een eigenzinnig rijpingsproces en een vreemd, eerder onappetijtelijk kleurtje. Het is niet echt een vrucht die past binnen een strakke marketingstrategie, maar wel eentje met pit en een unieke smaak.

Leestijd : 5 min

Z oals zovele uitheemse groenten- en fruitsoorten is de mispelboom een echte cultuurvolger, die de kolonisators, vanuit Perzië volgden op hun weg doorheen Europa. Vanuit Perzië, waar de mispel reeds 3000 jaar geleden gekend was, kwam hij via Griekenland en het Romeinse Rijk in onze streken terecht, waar ze zich zo goed thuis voelden dat ze al vlug verwilderd in de natuur voorkwamen. Vooral in Duitsland kwam de boom vaak voor in zijn verwilderde vorm, waardoor men lang gedacht heeft dat de boom inheems was in West-Europa en wat meteen ook zijn wetenschappelijke naam, Mespilus germanica, verklaart.

In de middeleeuwen waren mispels zeer geliefd. Ze waren toen al bekend voor hun medicinale eigenschappen. De vruchten zijn rijk aan vitamine C en het looizuur uit de onrijpe vruchten, bast en bladeren werd o.a. gebruikt om bloedingen te stelpen, tegen nierstenen en om te gorgelen bij keelontstekingen. Vanwege zijn hoog gehalte aan pectine werd de vrucht ook gebruikt voor het opstijven van confituren en geleien. Door de ontwikkeling van de kunstmatige pectine verloor de mispel zijn economisch belang en verdween hij langzaam uit onze tuinen.

Botanisch

De mispel behoort net als alle belangrijke fruitsoorten in onze streken (appel, peer, pruim, kers, abrikoos, perzik, aardbei en framboos) tot de familie van de Rosaceae en het uiterlijk van de vrucht vertoont dan ook niet toevallig heel wat gelijkenissen met rozenbottels. In tegenstelling tot bovengenoemde vruchten behoort hij net zoals de kweepeer, eerder tot de ”verarmde” tak van de familie, waarvoor de belangstelling momenteel eerder gering is. Nochtans is de mispelboom met zijn eerder gedrongen (tot max. 7 m hoog) groei, zijn warrige takken en sierlijke groeiwijze een markante verschijning die het prima doet als struik of kleine sierboom in tuinen en parken. Daarbovenop bloeit de mispelboom in mei of begin juni met grote (3 tot 4 cm), witte, alleenstaande bloemen. De vruchten van de “wilde” soort zijn ongeveer 1,5 à 3 cm in doorsnee en min of meer appelvormig. De onrijpe vrucht is olijfgroen van kleur en kleurt bij het afrijpen (oktober) bruin.

Vermeerdering

Bij fruitbomen is het altijd interessant om te weten hoe ze kunnen worden vermeerderd. Vaak geeft het eten van een specifieke vrucht bij een vriend of buur zin om zelf ook zo'n boom in de tuin aan te planten. De meeste mispelbomen die nog te vinden zijn in onze tuinen zijn geselecteerde rassen met specifieke vruchteigenschappen (smaak, kleur, grootte). In veel gevallen is zaaien de meest eenvoudige oplossing om te proberen een plant te vermeerderen en ook bij mispels kunnen de pitten uitgezaaid worden. De zaden dienen eerst buiten op een vochtige, koele plaats te overwinteren (ideaal is een pot gevuld met grond) en kunnen dan in het voorjaar uitgezaaid worden. De mispelrassen zijn echter niet zaadvast en de zaailing zal eerder terug lopen naar de wilde mispel en dus kleine, vaak minder smakelijke vruchten geven. Een andere mogelijkheid om mispels (struiken) te vermeerderen is door afleggers. Zoek in het najaar een jonge scheut uit onderaan de struik, maak een kuiltje in de grond en buig de scheut zodanig uit dat ze door het kuiltje gaat, de top komt aan de andere kant uit het kuiltje en wordt met grond recht omhoog gefixeerd. Van het stukje scheut dat in de kuil zit, wordt de bast en schors lichtjes beschadigd en de kuil, met daarin de scheut wordt terug dichtgegooid met grond. Een jaar later zal de scheut in het kuiltje wortels gevormd hebben en kan ze van de struik worden losgeknipt. De bewortelde scheut die men op die manier bekomt, is ideaal voor het kweken van een struikvorm. Professionele telers zullen mispels altijd enten op een onderstam. Zo is de groeikracht en een rijke oogst verzekerd. Meestal wordt als onderstam meidoorn (minder groeikrachtig dus ideaal voor struiken) of Kweepeer (voor kleine boomvormen) gebruikt.

Snoei en oogst

Een mispel moet zo min mogelijk gesnoeid worden. Door te snoeien ontstaan veel verticaal groeiende loten, wel heeft de jonge struik wat vorm- snoei nodig. Het best worden naast de hoofdtak 3 of 4 sterk groeiende twijgen aangehouden. In de eerste winter worden deze scheuten kort teruggesnoeid (ongeveer 10 cm lang net boven een oog). De verlengingen die in het volgende seizoen uit deze ogen groeien, worden de erop volgende winter tot ongeveer 20 cm ingesnoeid. Dit volstaat om een mooi gevormde struik te krijgen. Van dan af draagt het struikje vruchten aan het overjarige hout, op het uiteinde van de takken.

Mispels rijpen af in oktober, maar zijn dan nog niet echt lekker, dan zijn ze nog hard en melig en smaken zuur en wrang. Ze worden pas echt lekker na fermentatie onder invloed van vorst of bewaring. Je kan ze aan de boom laten tot ze onder invloed van de eerste nachtvorsten gaan fermenteren of “beurs” worden. Hierdoor wordt het groen-witte vruchtvlees van de mispel omgezet in een donkerbruine, zachte massa met de typische geur en smaak van de eetklare mispel. Men kan ook opteren om de mispels te oogsten eind oktober, als ze nog hard zijn. Vroeger werden ze dan bewaard in stro in een onverwarmde ruimte. Na een 2-tal weken en onder invloed van de koude buitentemperaturen waren ze eetklaar. Nu volstaan enkele dagen in de frigo om ze nadien te laten afrijpen op kamertemperatuur. Opgelet, eens zacht geworden bewaren mispels slechts enkele dagen, nadien gaan ze echt rotten en worden ze zuur.

Mispels moet je niet schillen, maar kan je het best leegzuigen door het vruchtsteeltje af te breken en de inhoud door het ontstane gaatje uit te zuigen. De 5 grote pitten zijn niet eetbaar en worden dus het best terug uitgespuwd.

Voor wie nieuwsgierig geworden is naar deze wat vergeten vrucht: ga op zoek naar een goed mispelras (er bestaan rassen met zeer grote vruchten en zelfs pitloze rassen), ze worden gekweekt als struik, half- of hoogstam, plant hem op een beschut plaatsje met veel zon, en al na 2 jaar kunnen de eerste vruchten geoogst worden. En voor wie eerder van het ongeduldige type is: vanaf nu kan je de rijpe, nog harde vruchten hier en daar te koop vinden. Smakelijk.

GB

Lees ook in Tuin

Het nieuwe moestuinseizoen staat voor de deur

Tuin Door de zachte temperaturen belooft het in 2024 een vroeg seizoen te worden. De enthousiaste moestuinier voelt zich in deze periode zoals een kind in de weken voor Sinterklaas: voorzichtig bladerend door de catalogi van zaadhuizen en tuincentra op zoek naar nieuwigheden en curiosa, hier en daar aankruisend welk ras of soort men in het komende seizoen wel eens wil uit proberen.
Meer artikelen bekijken