Startpagina Actueel

LCV reikt tips aan voor een geslaagde maïsteelt

De maïsrassen zijn gekozen en daarmee wordt er stilaan weer gedacht aan maïs zaaien. Vooraleer van start te gaan in het veld, is het nuttig om even aandacht te besteden aan de teeltvoorbereiding. In het voorjaar wordt immers de basis gelegd voor het slagen van de teelt.

Leestijd : 6 min

Op sommige bedrijven zal het des te belangrijker zijn om in 2017 een zo hoog mogelijke maïsopbrengst na te streven om de voorraden weer aan te vullen. Maar ook de bedrijven met voldoende maïs hebben er baat bij een hoge opbrengst en kwaliteit na te streven. In dit artikel volgen enkele aandachtspunten om tot een geslaagde teelt te komen;

Beredeneerd bemesten

Een eerste aandachtspunt is de bemesting. Zeker bij aangescherpte bemestingsnormen is beredeneerd bemesten een must. Dierlijke mest, en dan vooral mengmest, vormt de basisbemesting bij de maïsteelt. Kennis over de inhoud van de mest is van groot belang. De gehaltes aan nutriënten kunnen immers sterk variëren en het al dan niet weten wat de inhoud van de gebruikte mest is, kan het verschil maken tussen te weinig, genoeg of te veel bemesten. Ook de invloed op het nitraatresidu zal ongetwijfeld navenant zijn.

Bij beredeneerd bemesten hoort ook een grondontleding. Driejaarlijks een standaardanalyse geeft inzicht in de pH, het koolstofgehalte, de voedingstoestand van de bodem. Met de bijhorende bemestingsadviezen kan de bemesting geoptimaliseerd worden. De standaardontleding geeft indicatief een advies voor stikstof. Een verfijnde stikstofbemesting kan door jaarlijks een dieptestaal te nemen. Op die manier kan er steeds een advies gegeven worden op basis van de actuele toestand. De hoeveelheid minerale stikstof in de bodem varieert immers sterk van jaar tot jaar zodat een stikstofprofielanalyse voor meerdere jaren weinig zinvol is.

Op stikstof en fosfor wordt doorgaans, omwille van het mestdecreet, voldoende gelet. Maar ook de andere elementen verdienen de nodige aandacht en vooral kalium. In het verleden was er voldoende kaliumaanvoer via dierlijke mest maar door de aanscherping is dit de laatste jaren sterk verminderd. Een aanvulling via kunstmest is dan ook aangewezen.

Het spreekt voor zich dat de beschikbare meststoffen op zijn tijd worden gegeven. De dierlijke mest wordt bij voorkeur kort voor het zaaien gegeven en let er op dat de mest goed door de bouwvoor wordt gemengd. De mest onderploegen kan tot gevolg hebben dat de mest soms te diep komt te zitten. De toediening van kunstmest, en dan vooral stikstof en fosfor, gebeurt bij voorkeur via rijenbemesting omwille van een hogere efficiëntie. Kaliummeststoffen kunnen ook beperkt in de rij gegeven worden maar ook vollevelds kort voor de zaai.

Maïs op gescheurd grasland wordt bij voorkeur niet bemest. Ervaringen uit de proeven leert dat er zonder mest ook goede maïs te telen is op de ondergewerkte graszode.

Extra aandacht voor de pH

Uit de meerjarige gegevens van Bodemkundige Dienst blijken heel wat percelen een eerder lage pH te hebben. Nochtans is de pH van essentieel belang voor de bodemstructuur en de opneembaarheid van de voedingselementen.

De pH optimaliseren gebeurt door te bekalken. Bij voorkeur wordt er in het najaar bekalkt, de teelt in het komende teeltseizoen kan er dan volop van profiteren. Afhankelijk van de magnesiumtoestand kan er al dan niet gekozen worden voor een magnesiumhoudende kalksoort. Eventueel kan er nog in het voorjaar worden bekalkt maar het effect zal in het jaar van toediening eerder beperkt zijn.

Van bodem bewerken en bodem berijden

Een goed zaaibed betekent een uniforme opkomst en goede beginontwikkeling. Het vormt één van de basiselementen voor een geslaagde teelt. Een goed zaaibed ligt vlak, is voldoende verkruimeld maar niet te fijn en heeft enerzijds een voldoende losse bovenlaag en een voldoende vaste ondergrond. Er zijn tal van machines om dit te bereiken waarbij afstelling en afstemming op de grondsoort van belang is.

Maar er is meer dan enkel de zaaibedbereiding. Eigenlijk is het ganse proces van bodembewerkingen van belang. Fouten bij bodembewerkingen, zeker deze die voor de zaai gebeuren, kunnen tijdens het teeltseizoen zelden nog gecorrigeerd worden. Elke fout zal bijgevolg een negatieve impact hebben op de opbrengst en kwaliteit van het gewas. Het is dus van groot belang dat de bodem op het juiste moment en op de juiste manier bewerkt wordt. Bewerken of beter berijden, onder te natte omstandigheden betekent een groot risico op bodemverdichtingen.

Zaaien, waarop letten

Zaaien gebeurt best bij een bodemtemperatuur van 8-10°C. Doorgaans is dit vanaf 20 april tot de eerste week van mei. Bij te vroeg zaaien is de bodem vaak nog te koud en te nat, ook bestaat er nog een kans op nachtvorstschade. Laat zaaien kost vaak opbrengst. Bij korrelmaïs gaat dit meestal nog gepaard met een te hoog vochtgehalte. Te laat zaaien geeft ook een langer en legeringsgevoelig gewas.

De optimale zaaidiepte voor maïs bedraagt 4 tot 5 cm. Dieper zaaien leidt in veel gevallen tot een tragere opkomst, meer uitval en lagere opbrengst. Te ondiep zaaien kan de kieming in het gedrang brengen door een gebrekkige vochtvoorziening en geeft een verhoogd risico op vogelschade.

Onkruiden aanpakken van in het begin

De onkruidbestrijding bij maïs wordt steeds complexer. Enerzijds zijn er de laatste jaren producten verdwenen, en anderzijds verschijnen er ook regelmatig nieuwe onkruiden. Daarbij wordt ook de regelgeving rond bufferstroken, etc strenger. Op sommige percelen is er door de wateroverlast in 2016 geen onkruidbestrijding uitgevoerd of is de behandeling mislukt. Op deze percelen hebben de onkruiden kunnen zaaien en zal er meer aandacht aan de onkruidbestrijding moeten besteed worden.

Een geslaagde onkruidbestrijding begint al bij het zaaibed. Een voldoende fijn zaaibed zal voor een betere werking van de bodemmiddelen zorgen. De volgende stap is weten welke onkruiden er aanwezig zijn. Bij een volledige na-opkomstbehandeling kan het herbicidenschema opgesteld worden op basis van de aanwezige onkruiden. Valt de keuze om ook in vooropkomst te gaan behandelen, is de kennis van de voorgaande jaren een must. Een vooropkomst-behandeling valt met het huidige middelenpakket te overwegen maar hier moet er wel rekening gehouden worden met enkele randvoorwaarden als voldoende bodemvocht wat zeker op lichte grond soms een probleem kan vormen.

Groenbedekkers, een must

Na de maïsoogst is het sterk aan te bevelen om een groenbedekker in te zaaien. Een groenbedekker fungeert als vanggewas voor stikstof in het najaar en is een leverancier van organische stof. Gras en rogge zijn de klassieke groenbedekkers na maïs. Bij een tijdige oogst, zeker in kader van EAG, kan er ook gedacht worden aan andere groenbedekkers zoals bepaalde type kruisbloemigen.

Er kan ook gedacht worden om rietzwenkgras gelijk met de maïs te gaan zaaien. Deze maatregel komt ook in aanmerking voor EAG en uit proeven bleek het nitraatresidu duidelijk lager te liggen. Aandachtspunt is wel om de zaadhoeveelheid van het rietzwenkgras te beperken. Een hoeveelheid van ca 8-10 kg graszaad bleek geen effect te hebben op de maïsopbrengst terwijl dit bij 20 kg/ha rietzwenkgras wel het geval was. Ook dient de onkruidbestrijding aangepast te worden.

Nog een nadenkertje

Maïs kon lange tijd zonder veel problemen in monocultuur geteeld worden. Meer en meer beginnen de nadelen hiervan de kop op te steken. In 2016 was dit op sommige percelen zeer duidelijk. De oorzaak is vaak terug te vinden bij de bodemvruchtbaarheid in brede zin. Het is dan ook aan te raden eens kritisch te kijken naar de algemene vruchtbaarheidskenmerken van de bodem en indien nodig de gepaste maatregelen nemen. Organische stof, pH en vruchtwisseling zijn hierbij belangrijke factoren. Vruchtwisseling is hier wellicht de moeilijkste factor. Niet alle gronden zijn geschikt om eender welk gewas op te telen en er moet ook steeds voldoende ruwvoer zijn. Er lopen momenteel enkele demonstratieprojecten die hier een antwoord trachten op te formuleren.

Lees ook in Actueel

Meer artikelen bekijken