Startpagina Paarden

Een merrie aan de nageboorte

De vruchtvliezen, ook wel placenta genaamd, vormen de verbinding tussen het zich ontwikkelende veulen en de baarmoeder van de merrie. Het is noodzakelijk dat er een goed contact is tussen de placenta en de baarmoeder om het veulen van alle nodige voedingsstoffen te kunnen voorzien. Na de veulening moeten deze vruchtvliezen worden uitgedreven en worden dan ‘nageboorte’ genoemd.

Leestijd : 6 min

Niet alleen tijdens de dracht, maar ook na de geboorte verdient dit tijdelijke orgaan de nodige aandacht. Eerst en vooral om te controleren of deze nageboorte volledig is afgekomen, maar ook om eventuele afwijkingen op te sporen, zeker in het geval van een vroeggeboorte of abortus. De placenta vormt een soort afdruk van de binnenzijde van de baarmoeder waaruit veel interessante zaken afgeleid kunnen worden.

In dit artikel gaan we wat dieper in op de retentio secundinarum of het aan de nageboorte staan bij de merrie.

Het opblijven van de nageboorte

In normale omstandigheden komt de placenta binnen het uur volledig af. Indien dit niet, of slechts gedeeltelijk, gebeurt binnen de drie uur na de geboorte van het veulen, dan kan de merrie hier heel ziek van worden. De hiermee gepaard gaande ontsteking van de baarmoeder, koorts en het risico op hoefbevangenheid en bloedvergiftiging zijn bij vele fokkers van paarden bekend. Om deze aandoeningen te voorkomen is het zeer belangrijk om alle structuren van de placenta grondig te controleren of te laten controleren door uw dierenarts.

Het opblijven van de nageboorte komt voor in 2 – 10% van alle veuleningen, waarbij koudbloeden en vooral de Friese paarden een grote risicogroep vormen.

Placenta

De vruchtvliezen bij het paard

Om zelf al een (eerste) controle te kunnen doen om de volledigheid van de nageboorte na te gaan, is kennis nodig omtrent de normale opbouw van de vruchtvliezen bij het paard. Op figuur 1 is mooi te zien hoe een veulen zich op het einde van de dracht in de baarmoeder bevindt.

Een eerste bescherming van het veulen wordt gevormd door de amnionvloeistof, ook wel slijm- of pootjesblaas genoemd (nr. 1, fig. 1). Deze vloeistof wordt omringd door het amnionvlies, een relatief dun en helderwit vlies. De vloeistof hierrond is de allantoisvloeistof, ook wel waterblaas genoemd (nr. 2, fig. 1). Het veulen in zijn/haar amnion is enkel via de navelstreng verbonden met het andere deel van de placenta, het allantochorion genaamd. Zoals de naam al doet vermoeden, bestaat het allanto-chorion uit twee delen, namelijk het allantoisdeel (linkerzijde fig. 2) en het choriondeel (rechterzijde fig. 2). De allantoiszijde bevindt zich aan de binnenkant en komt zo in contact met de allantoisvloeistof. De chorionzijde is de buitenzijde die in innig contact staat met de binnenste laag van de baarmoeder.

Bij de geboorte van het veulen zal normalerwijs eerst de waterblaas ‘breken’. Dit is het openscheuren van het allantochorion ter hoogte van de baarmoedermond, door de druk van de voorbenen van het veulen. Vervolgens zal het amnionvlies tevoorschijn komen buiten de vulvalippen waarin, in normale omstandigheden, eerst de voorbenen en vervolgens de neus van het veulen zichtbaar zijn. Uiteindelijk scheurt ook het amnion en komt dit mee met het veulen naar buiten.

Dit is ook het vlies dat na de geboorte van het veulen opgeknoopt moet worden als de merrie recht staat. Anders sleept dit over de grond en bestaat het risico dat de merrie er op gaat staan en dat de nageboorte afscheurt. Door de tractie van het amnion aan de restant van de navelstreng en zo ook aan het allantochorion, gaat de rest van de nageboorte meestal binnenstebuiten uit de baarmoeder komen, dit wil zeggen dat de allantoiszijde van de placenta zichtbaar zal zijn.

Hoe controleren?

Om na het afkomen van de placenta de volledigheid na te gaan, kan deze opengelegd worden in een F-vorm zoals zichtbaar op figuur 2. Op beide foto’s zien we een F (in spiegelbeeld) met bovenaan de drachtige hoorn (3). Dit is de hoorn waarin de achterbenen van het veulen zich continu gaan bevinden tijdens de laatste maanden van de dracht. Dit is uiteraard enkel het geval indien het veulen zich in de normale voorste-voorstelling bevindt, dwz met het hoofd van het veulen gericht naar de staart van de merrie. Dit deel van de placenta is typisch wat dikker dan de andere delen. Het tweede been van de ‘F’ wordt gevormd door de niet-drachtige hoorn (4), waarin zich geen delen van het veulen bevinden van zodra de achterbenen in de drachtige hoorn gefixeerd zijn. Tussen deze twee delen van de placenta bevindt zich de navelstreng (2), die enkel zichtbaar is aan de allantoiszijde (linker figuur). De navelstreng is typisch, maar niet altijd, aangehecht nabij de drachtige hoorn. De rest van de placenta is gelegen in het corpus van de baarmoeder (5). Helemaal aan de linkerzijde van de linker figuur bevindt zich het amnionvlies (1) dat het veulen omgeeft, maar opgeknoopt weergegeven is op deze foto. De opening waar het veulen uitkomt bevindt zich onderaan op beide afbeeldingen, deze regio wordt de cervixster genoemd en is hier met een ster aangeduid. Dit is de enige plaats waar er een opening aanwezig mag zijn.

De delen van de nageboorte die het frequentst opblijven zijn de toppen van de hoornen en daarbij in het bijzonder de top van de niet-drachtige hoorn. Deze moeten dus steeds zeer nauwkeurig gecontroleerd worden.

Wat als de nageboorte niet afkomt?

Is de nageboorte drie uur na de geboorte van het veulen nog niet afgekomen of is er bij controle een deel van de placenta dat ontbreekt, dan moet uw dierenarts zo snel mogelijk verwittigd worden. Afhankelijk van de hoeveelheid van de placenta dat achtergebleven is en de tijd dat deze al op zit, kunnen er verschillende therapieën ingesteld worden. Een eerste mogelijkheid is het toedienen van een hormoon, oxytocine, dat zorgt voor extra contracties van de baarmoederwand. Soms zijn meerdere toedieningen aan een lage dosis nodig om voldoende contracties op te wekken die helpen bij het uitdrijven van de nageboorte. Indien dit niet helpt kan geopteerd worden om een groot volume water of een zoutoplossing in te brengen in de allantoisholte zodat alle delen van de baarmoeder goed opgevuld worden. Deze techniek zorgt eveneens voor extra baarmoedercontracties en ook voor het loslaten van de villi waarmee de placenta vastgehecht zit.

Als de restant van de navelstreng nog intact is kan ook geprobeerd worden om via de navelstreng een vloeistof te injecteren om zo op een gecontroleerde manier de bloedvaten in het allantochorion vol te doen lopen. Deze methode zorgt er voor dat de nageboorte geleidelijk lost zonder dat de dierenarts moet manipuleren in de baarmoeder.

Trekkracht gebruiken om de nageboorte af te halen is absoluut uit den boze. Dit brengt verschillende risico’s met zich mee; zo is er bijvoorbeeld kans op het afscheuren van de nageboorte wat het verwijderen van het achtergebleven stuk enorm bemoeilijkt, zo kan er ook een bloeding ontstaan van de baarmoederwand of kan er een (deel van de) baarmoederhoorn naar binnen klappen. Dit laatste kan er voor zorgen dat de merrie kolieksymptomen vertoont en bovendien kan het zelfs leiden tot het volledig naar buiten werken van de baarmoeder, waarbij men spreekt van een baarmoederprolaps.

Wat als de nageboorte verscheurd teruggevonden wordt?

Indien de nageboorte volledig vertrappeld werd of soms zelfs niet teruggevonden kan worden, dan is het raadzaam om meteen uw dierenarts te bellen om de merrie te controleren en om regelmatig de temperatuur van de merrie te meten (4x/dag). Indien er zich nog restanten van de placenta in de baarmoeder bevinden, dan zal de merrie relatief snel koorts maken (>38,5°C). Als dit het geval is moet de dierenarts de merrie zo snel mogelijk kunnen behandelen.

Conclusie

Het veulenproces eindigt niet bij de geboorte van het veulen. Het loslaten van de nageboorte wordt niet voor niets de derde fase van het veulenproces genoemd. Deze fase moet volledig en tijdig doorlopen worden om problemen te voorkomen. Het is een groot voordeel om als eigenaar enige kennis over de vruchtvliezen en het proces rondom het afkomen van de nageboorte te hebben om afwijkingen tijdig te onderkennen. Tijd is een heel belangrijke factor om complicaties bij de merrie te vermijden of te beperken.

Margot Van de Velde, DVM, Dipl ECAR; Vakgroep Voortplanting en Verloskunde, Faculteit

Diergeneeskunde, Merelbeke

Lees ook in Paarden

Meer artikelen bekijken