Startpagina Tuin

Yacon: een nieuwkomer in de moestuin

In de zoektocht naar authentieke, nieuwe of andere smaken wordt er in de moestuin steeds vaker geëxperimenteerd met allerlei “nieuwe” gewassen. Een veelbelovende nieuwkomer met uitstekende culinaire kwaliteiten is de grondappel of yacon, een knolgewas dat ook de aandacht wist te trekken van de professionele sector en waarmee volop geproefdraaid wordt in het PCG.

Leestijd : 5 min

A an nieuwe knolgewassen geen gebrek: aardperen, aardamandel, Oca van Peru, Helianti of zonnewortel, Ulluco, knolcapucien, Japanse andoorn, bataat, … Sedert enkele jaren staat echter vooral de yacon sterk in de belangstelling. De knollen hebben een fruitig aroma, de bite van een radijs en de lichtzoete, frisse smaak van de watermeloen. De plant doet het in ons klimaat goed en heeft weinig of geen last van ziektes. Ze heeft een vrij lange teeltduur, maar als alles goed gaat, is de opbrengst spectaculair, tot 15 kg per plant.

Herkomst en geschiedenis

De wortels van de Yacon-teelt liggen, zoals trouwens die van de meeste knolgewassen, in het Andesgebergte. Ook vandaag nog treft men in Colombia, Ecuador en Peru in de meer warme en vochtige gebieden deze plant in het wild aan. Uit oude geschriften blijkt dat dit gewas reeds voor het ontstaan van het Inca-rijk in deze streken in cultuur was. Ten tijde van de Spaanse veroveringen werd yacon vaak geteeld als verse groente, maar ook letterlijk als appeltje voor de dorst.

De volumineuze vrucht met zijn frisse smaak heeft namelijk een heel hoog vochtgehalte en was daardoor de ideale vochtvoorziening tijdens lange voettochten. Door zijn lage calorie-inhoud werd Yacon echter nooit op grote schaal gekweekt als landbouwgewas. Sedert halfweg de jaren 1900 heeft men met wisselend succes gepoogd om de plant buiten de Andes te telen. Sedertdien wordt Yacon wereldwijd op kleine schaal geteeld in o.a. Nieuw-Zeeland, Brazilië, Zuid-Korea en in vele landen in Europa (Tsjechië) en Noord-Amerika, maar vooral in Japan is yacon een populair gewas.

Plantkundig

De yacon ( Smallanthus sonchifolius , syn.: Polymnia sonchifolia ) is een plant uit de Aster-familie en is min of meer verwant met de zonnebloem, Dahlia’s, aardperen en heel wat andere eet- en siergewassen. De plant lijkt wel wat op een zonnebloem en wordt gemakkelijk 1,5 tot 2 m hoog. In de herfst, vanaf midden oktober, vormt de plant bloemen die lijken op kleine zonnebloemen. Hoewel ook de stengels en de bladeren eetbaar zijn, wordt de plant toch voornamelijk gekweekt voor zijn eetbare wortel, die bestaat uit een cluster van grote, ronde of langwerpige, peervormige stengelknollen.

Afhankelijk van het ras varieert de kleur van bijna wit tot paars, maar de meeste rassen geven lichtbruine knollen met wit vruchtvlees. De knollen zijn knapperig, zeer sappig en lichtzoet en kunnen vers gegeten worden als “fruit”, vers worden verwerkt in salades of verwerkt worden tot een lekkere puree.

In de tuin

Yacon wordt vermeerderd via generatieve knollen, die zich gedurende het groeiseizoen ondergronds ontwikkelen onderaan de nieuwe stengels. Bij het oprooien van de planten ziet men duidelijk het onderscheid tussen de generatieve, en vegetatieve (eetbare) knollen. De generatieve knolletjes zijn klein en onregelmatig rond van vorm met duidelijke uitstulpingen (de ogen) en worden gebruikt voor de vermeerdering van de plant. In principe zou ieder knolletje afzonderlijk geplant kunnen worden, maar in de praktijk neemt men een oude stengel waaraan +/- 5 – 10 knolletjes zitten.

Als men er meer neemt, wordt de plant veel te groot en vormt ze vele stengels dicht bij elkaar die bij het groter worden de neiging hebben om plat te vallen. De knolletjes worden na de oogst schoongemaakt en gedurende de winter vorstvrij bewaard in dozen of bakjes met turfmolm om te grote uitdroging te voorkomen. Voor industriële teelten worden de broedbolletjes vollevelds gepoot vanaf april tot mei (na de vorst). Voor de moestuin is het beter, ook omwille van de lange teeltduur om de plantjes al in maart op te potten (gebruik zaai- en stekpotgrond) en ze in een vorstvrije serre of een koele veranda ‘voor te trekken’.

Geef spaarzaam water, wanneer de eerste blaadjes verschijnen mag men wat meer water geven. Als de plantjes te groot worden en het weer het nog niet toelaat om ze uit te planten is het beter om ze te verpotten naar een grotere pot, yaconplantjes hebben dit graag en hoe groter ze zijn bij het uitplanten, hoe beter ze zullen aanslaan. In de loop van de maand mei kunnen ze dan naar buiten op een ruime plaats met veel zon in een rijke, eerder lichtzure grond (voorzie voldoende basisbemesting).

Zet de planten op 80 cm van elkaar in de rij en houd een rijenafstand aan van minstens 1 meter. Een flinke gietbeurt zorgt voor een goede start van de teelt. Zoals de meeste knolgewassen heeft yacon slechts een beperkte stikstofbehoefte, maar des te meer nood aan kalium voor de ontwikkeling van stevige, goed bewaarbare knollen. Tegen september is de plant, zonder bijzondere verzorging, uitgegroeid tot een reus van wel 2 m. hoog

Oogst en bewaring

Hoe langer de planten kunnen doorgroeien (8 maanden is ideaal), hoe beter. Niet alleen worden de planten mooier ( ze bloeien als de dagen korter zijn dan de nacht), de knollen winnen in de herfstmaanden nog heel wat aan gewicht. Na de eerste vorst sterven de bladeren en de stengels af. Knip de stengel ongeveer een halve meter boven de grond af, zodat je hem nog kan gebruiken om de plant te rooien. Steek met een spade of spitriek een ruime cirkel (+/- 45 cm van de stengel) rond de plant en licht de wortelkluit daarna voorzichtig uit de grond, terwijl iemand stevig aan het stuk stengel trekt. De hele wortelkuit komt dan als een geheel naar boven, waarna men de wortelknollen voorzichtig (de knollen zijn heel broos en breken makkelijk) met een snoeischaar kan losknippen.

Eventueel kan men de grond met de tuinslang van tussen de knollen spoelen. Laat de knollen en de vegetatieve knolletjes die nog aan de stengel hangen enkele dagen drogen op het veld (de smaak wordt hierdoor ook zoeter). Daarna zijn de knollen klaar voor consumptie. De knollen worden het best bewaard zoals aardappelen, in een frisse (+/- 10° C), wat vochtige (vb.: kelder) ruimte. Men kan de knollen ook inkuilen in een bak met vochtige grond of in een vorstvrije kuil in de moestuin. De generatieve knollen bewaart men het best in droge grond (of houtkrullen) in een vorstvrije ruimte om ze al vroeg in het voorjaar op te potten, waarna de teelt opnieuw kan beginnen.

GB

Lees ook in Tuin

Het nieuwe moestuinseizoen staat voor de deur

Tuin Door de zachte temperaturen belooft het in 2024 een vroeg seizoen te worden. De enthousiaste moestuinier voelt zich in deze periode zoals een kind in de weken voor Sinterklaas: voorzichtig bladerend door de catalogi van zaadhuizen en tuincentra op zoek naar nieuwigheden en curiosa, hier en daar aankruisend welk ras of soort men in het komende seizoen wel eens wil uit proberen.
Meer artikelen bekijken