Startpagina Wetgeving

Topvrouw in de landbouw: secretaris-generaal Landbouw & Visserij Patricia De Clercq

Patricia De Clercq staat aan de top van het Vlaamse departement Landbouw en Visserij, als secretaris-generaal. Voordien ruilde ze het departement even in voor het kabinet van toenmalig minister van Landbouw Joke Schauvliege als diens adjunct-kabinetchef Landbouw. Over vrouwen in een machtspositie kan ze dus meepraten.

Leestijd : 13 min

In het begin van ons gesprek benadrukt de secretaris-generaal van het Vlaamse departement Landbouw en Visserij dat vrouwen niet noodzakelijk anders leidinggeven dan mannen. “Iedereen verwacht van een leider leiderschap. De invulling daarvan kan anders zijn, maar ik denk dat dat ook te maken heeft met je karakter. Het leiderschap van twee mannen verschilt ook omdat die twee mannen verschillen van elkaar.”

Na een tijdje stuiten we ook op verschillen. “Is het niet eigen aan vrouwen om in de schaduw te blijven? Soms moet je op de voorgrond treden. Durven zeggen: Ik ben secretaris-generaal en ik sta hiervoor. Dit heb ik verwezenlijkt. Daarover communiceren is niet mijn favoriete bezigheid, maar het hoort erbij.” Landbouwleven helpt haar alvast een handje: een interview.

Het departement Landbouw en Visserij heeft een vrouw aan het roer. Hoe zit de verdeling bij de rest van de bemanning?

Patricia De Clercq: “Het hele departement bestaat voor 53% uit vrouwen, en voor 47% uit mannen. Toevallig zijn alle afdelingshoofden, het niveau net onder het mijne, mannen. Onze enige vrouw daar werkt nu op het kabinet. Maar het niveau onmiddellijk daaronder telt meer dan de helft vrouwen. We moeten gewoon iedereen kansen geven. Het gaat er niet om of je man of vrouw bent. Sommigen grijpen die kansen, anderen niet. Dat is een persoonlijke keuze.”

Veel vrouwen vrezen de combinatie van een veeleisende job met kinderen. Hoe gaat u daarmee om?

“Afspraken maken en goed plannen is de sleutel. Ik organiseer die planning zowel met mijn man als met mijn ouders en schoonouders. Samen bekijken we wekelijks wie welke taken opneemt zoals kinderen naar school en hobby’s brengen. Plannen is ook zorgen dat de frigo en diepvries iedere week goed gevuld is en dat koken efficiënt gebeurt zodat je al eens iets voor twee dagen na elkaar kan klaarmaken.

Het is ook niet omdat ik twee kinderen heb dat dit een belemmering is voor mijn carrière. Iedere dag die afstand naar Brussel afleggen en vaak aan avondvergaderingen deelnemen neemt veel tijd in beslag, maar ook hier is plannen en afspraken maken het codewoord. Dat lijkt me niet anders voor een vrouw dan voor een man met een drukke job.”

Welke reacties krijgt u van uw kinderen?

“Mijn kinderen zijn daarmee opgegroeid. Ze zijn heel zelfstandig. Ze kijken ook naar het grotere maatschappelijke plaatje, want ze horen thuis al eens iets over politiek en hoe beleid wordt gemaakt. Het is vooral belangrijk dat ik voldoende aandacht heb voor hen als thuis ben, en dat probeer ik echt wel te doen. Ik denk dus niet dat mijn kinderen nadeel ondervinden van het feit dat ik minder thuis ben.”

Wat voor effect heeft zo’n strakke planning op jullie gezinsleven?

“Het klinkt misschien raar, maar we hebben het nooit anders gekend. Het grootste deel van mijn carrière heb ik in Brussel gewerkt. Goed, dat zijn keuzes die een mens maakt. Ik heb daar nog niet van wakker gelegen, ook niet wat mijn kinderen betreft. Wanneer ik vroeger uitzonderlijk eens zelf aan de schoolpoort stond om 16u, kreeg ik als reactie: ‘Hé, wat doe jij hier, oma zou ons toch komen halen?’ Bij oma werden ze dan in de watten gelegd natuurlijk.”

Hoe helpt het departement om de combinatie werk-gezin te bolwerken?

“We hebben hier het systeem van plaats- en tijdonafhankelijk werken. Dat eerste betekent dat onze medewerkers maximaal twee keer in de week kunnen thuiswerken, als de functie het toelaat en het past in de agenda. Onder tijdonafhankelijk werken wordt verstaan dat je de rest van de werkdag op een ander moment kan inhalen als je eens om 15u naar de dokter moet met je kind. Het gaat erover dat het werk dat op je bord ligt, goed afgewerkt is. Wanneer je dat precies doet, is minder belangrijk.”

Waar ben je opgegroeid?

“Ik woonde met mijn ouders en zus in een klein dorpje met een 600-tal inwoners. De grootouders aan mama’s kant woonden één dorp verder, op een kleine boerderij recht tegenover de kerk. Mijn andere grootouders woonden verder, maar daar ging ik nog liever want die hadden een tractor (lacht). Ik was nogal een boekenwurm, dus mijn ouders vonden het super dat ik in de vakantie graag naar de boerderij ging.”

Van een jeugd vol boeken en boerderij-avonturen naar een opleiding tot bio-ingenieur, dat klinkt logisch.

“De wetenschappen trokken mij heel sterk aan in die studie, naast natuurlijk de link met landbouw. Ik heb direct de specialisatie ‘Landbouw’ gekozen, optie ‘Gewasbescherming’. Dat vond ik van in het begin interessant. Met dat idee ben ik ook gestart aan de opleiding. Mijn thesis ging over een schimmel op witloof op hydrocultuur. Ik heb daarvoor zelf een proefopstelling gemaakt in de kelders van de universiteit. Dat waren echt plezante tijden.”

Hoe ben je op het departement terechtgekomen?

“Na mijn opleiding heb ik nog drie jaar op de Gentse landbouwfaculteit gewerkt, onder professor Hofman, aan een project over nutriëntenbeheer in het kader van de Europese Nitraatrichtlijn. Toen kwam er een beleidsfunctie vrij die invulling gaf aan het Europees beleid rond plattelandsontwikkeling. Ik vond dat zo interessant omdat je daar de vertaling maakt van het Europese niveau naar de Vlaamse noden en knelpunten. Hoe kun je - beleidsmatig - landbouwers ondersteunen om problemen waarmee ze geconfronteerd worden, aan te pakken? Dat interesseerde me.”

Had je een carrièreplan om een toppositie te bereiken?

“(Heel beslist) Nee. Dat zijn kansen die langskomen. Je moet voor jezelf uitmaken of je die aangrijpt, of niet. Eerst kreeg ik de kans om diensthoofd te worden, daarna afdelingshoofd, en uiteindelijk om naar het kabinet te gaan. Dan zie je bevestigd dat Jules (Van Liefferinge, de vorige secretaris-generaal) op pensioen gaat, en moet je voor jezelf uitmaken of je die positie wil of niet.

Voor mij geldt: als ik ergens voor ga, dan ga ik er 100%, misschien zelfs 200% voor. Ik had mij dus heel goed voorbereid op de selectieprocedure. Ik vind, als je een keuze maakt, dan moet je die keuze én met je hart, én met je verstand maken. Iedere keuze die ik gemaakt heb, heb ik heel bewust gemaakt. Ik heb ze ook altijd eerst thuis besproken want het heeft wel wat impact natuurlijk op je gezinsleven.”

Kiezen is verliezen, luidt het spreekwoord. Geldt dat ook bij zo’n keuze?

“Je moet daar eerlijk in zijn, ten aanzien van jezelf. Je moet beseffen dat je soms bepaalde dingen moet opgeven. Ik heb net een interview achter de rug rond een project over ‘goesting’ op het werk. Die ‘goesting’ moet er zijn, zowel mentaal, fysiek als sociaal. Over fysiek gesproken, ik heb niet zoveel tijd om te sporten. Ik zeg ook niet dat ik dat heel graag doe (lacht), maar je boet daar op in omdat je er minder tijd voor hebt.

In het weekend is het ook druk, wanneer je boodschappen moet doen en graag met je kinderen bezig bent. Veel tijd blijft er niet over om dingen voor jezelf te doen. Tja, ik voel mij daar niet slecht bij. Pas op, de dingen die ik echt wil doen, doe ik wel. Daar maak ik tijd voor. Dat vergt weer wat extra planningswerk.”

Waar maak je extra tijd voor?

“Ik zit in het oudercomité op de school van mijn jongste. Ze weten daar dat ik niet naar alle vergaderingen kan gaan, maar ik heb zo mijn ‘ding’. We houden jaarlijks een quiz, en ik zit mee in de organisatie. Dat zijn super avonden voor mij. Ik zit dan eens tussen heel andere mensen, uit heel andere branches. Er zit zelfs een striptekenaar tussen. Dat is zo verrijkend.”

Is er voldoende aandacht voor vrouwen in de landbouw die ook worstelen met de combinatie werk en gezin?

“Dat begint meer en meer te komen. We hebben er heel lang niet voldoende aandacht voor gehad. Intussen is dat een heel stuk verbeterd, mede dankzij de vrouwelijke poot van landbouworganisaties die daar blijven op hameren zijn. Wij ondersteunen vanuit de overheid Liv (Landelijk Infopunt Vrouwen), dat gericht is op het versterken van die rol van de vrouw in de landbouw.

We hebben ook altijd de wedstrijd rond vrouwelijk ondernemerschap, ‘vrouwelijk talent op het platteland’, gesteund. We vinden het belangrijk om de verschillende talenten die daar zitten eens naar boven te brengen. De verhalen die daaruit komen, vind ik altijd heel mooi. Zo divers. Je hebt vrouwen die rond zorg werken, of zich op het platteland inzetten om activiteiten te organiseren of mensen te mobiliseren voor hun dorp of dergelijke meer.”

Welke vrouwelijke ondernemer is je bijvoorbeeld bijgebleven?

“Soms ging het ook over vrouwen als Siska Van Peteghem. Hoe zij haar bedrijf heeft opgenomen nadat haar man gestorven is… Dat zijn allemaal sterke verhalen, die we toch meer naar voor moeten brengen. Siska is een sterke vrouw, met een sterk verhaal. Tegelijk vind ik het ook heel sterk hoe ze soms kan zeggen: pfff, het is een lastige dag vandaag. Mannen hebben dat misschien ook, maar die gaan dat niet zo rap durven zeggen. De ene dag is gewoon de andere niet. Ik heb ook af en toe eens een lastige dag en dan moet je dat ook eens durven zeggen.”

Zetten mannen zichzelf extra onder druk, denk je?

“Het is ook een stukje eigen aan de mens. Ik weet niet of er een verschil is tussen mannen of vrouwen. In de context van vandaag, met een aantal economisch moeilijke momenten in diverse sectoren, is boeren niet gemakkelijk. Dat luidop zeggen, ligt voor zowel mannen als vrouwen moeilijk. Ik geloof niet dat er een groot verschil is.

Boeren op een kruispunt krijgt van beide geslachten insteek. Vrouwen zullen misschien sneller de link leggen met het gezinsinkomen. Ik denk dat aan de alarmbel trekken misschien wel een rol is die vrouwen makkelijker opnemen: ‘Oei, nu staat het water ons aan de lippen, want we moeten ook nog onze kinderen naar school doen, zorgen dat alle facturen betaald zijn, eten op tafel krijgen...’”

Hoe ervaarde u de samenwerking met Joke Schauvliege? Is zij als vrouw sterker afgestraft?

“Ik weet niet of je dat op haar vrouw-zijn kan steken. In de vorige legislatuur, toen ze minister van Cultuur en Leefmilieu was, heeft ze het ook al zwaar te verduren gekregen. Ze heeft toen ook een paar foute uitspraken gedaan, wat iedereen kan overkomen. Ze is toen ook heel hard aangepakt. Misschien was dat gemakkelijker omdat ze een vrouw is, misschien niet.

Nochtans vind ik dat ze heel sterk zoals een man reageert op kritiek. Zo van: ‘Waarover hebben we het hier? Ik heb mij versproken, dat kan iedereen overkomen. Heb jij dat nog nooit voorgehad?’ Een reactie zoals een man ook zou geven. Maar ze is van in het begin het mikpunt geworden, en dat is eigenlijk nooit weggegaan.”

Hoe komt het dat ze, ondanks die houding, toch ten val is gekomen?

“Ik denk persoonlijk niet dat het met haar vrouw-zijn te maken had. Ze heeft een sterk karakter en een heel dik vel. Dat moet je gewoon hebben in de politiek. Maar als ik zie hoe politici vandaag de dag maatschappelijk aangesproken worden... En dan gaat het niet alleen over Joke. De terminologie die mensen gebruiken op sociale media is beneden alle peil. In plaats van inhoudelijk te discussiëren, gaat men direct op de man spelen. Dat getuigt van weinig elementaire beleefdheid. Je maakt het beleid af, niet de mensen erachter. Dat is wat er gebeurd is bij Joke: ze is als mens aangevallen.”

U maakt deel uit van het beleid. Hoe ervaart u dat?

“Je zal nooit goed kunnen doen voor iedereen. Het komt erop aan een stimulerend beleid te voeren, de gulden middenweg te bewandelen, en zelf een draagvlak te creëren. Je moet er als maatschappij samen voor zorgen dat we die lange termijndoelstellingen bereiken. Dat vergt sensibilisering voor het verhaal. Daarbij is het belangrijk om te vertellen waarom je bepaalde keuzes maakt, en waarom bepaalde doelstellingen belangrijk zijn.

Maar daarvoor moet je ook willen luisteren. Vandaag de dag lijkt niemand te willen luisteren naar de argumenten van de tegenstander. Iedereen neemt stelling in, en blijft er koppig zitten. We zijn het verleerd om in het midden samen te komen, terwijl het geen zin heeft om te blijven zitten op je eiland. Als ‘stakeholder’ is het gemakkelijk om op je standpunt te blijven staan, maar zo ga je niet vooruit. Wij proberen die verschillende standpunten samen te brengen in het beleid. We zoeken naar een consensus.”

Wat vindt u van de klimaatspijbelaars?

“Eerst en vooral: chapeau dat er nog jongeren zijn die zo gemotiveerd zijn en willen vechten voor iets. Wat ze doen, en blijven doen, is een ‘wake-up call’ voor de overheid. Iedereen overtuigen om te stoppen met het eten van vlees is echter niet de juiste doelstelling. Het ideaal blijft een evenwichtige, gevarieerde en kwaliteitsvolle voeding aanbieden. We moeten fier zijn op onze Vlaamse producten. Landbouwers hebben daar met hart en ziel voor gewerkt.

Eigenlijk zouden we een stukje meer moeten betalen, omdat we heel veel van landbouwers verlangen. We kunnen niet verwachten van een ondernemer dat hij die kost niet doorrekent. Er moet een evenwicht zijn tussen het economische en het ecologische. Daarbij is het belangrijk dat we consumenten leren om niet op zoek te gaan naar het goedkoopste, maar om te kiezen voor Vlaamse producten en daar ook voldoende voor te betalen.”

Er is controverse rond de exportgerichte veeteelt. Hoe staat u daar tegenover?

“Exportgerichte landbouw en voeding zorgen voor een positieve handelsbalans en werkgelegenheid. Bovendien mogen we wel zo chauvinistisch zijn dat we onze Vlaamse producten ook aan andere landen gunnen. De korte keten draait niet alleen om de boer uit de buurt. Binnen de EU, een eengemaakte markt, zijn we ook allemaal buren.

Zowel de Vlaamse exportlandbouw als welke andere economische speler moet kijken naar manieren om de productie te verduurzamen. Dat wordt voor niemand gemakkelijk. Als overheid geven we daar stimulansen voor. Soms gaan milieu-investeringen samen met kostenbesparing, soms niet. Daarvoor moeten we oog hebben als overheid.”

Stel dat de volgende minister van Landbouw uit groene hoek komt, blijft u dat standpunt dan genegen?

“De accenten zullen anders liggen naargelang minister, van welke partij die ook komt. Wij als ambtenaren moeten loyaal onze minister dienen. Het is op dit moment koffiedik kijken welke partij de nieuwe landbouwminister levert, het kan werkelijk alle kanten opgaan, maar het zou me verwonderen als we niet met de nieuwe minister in gesprek kunnen gaan. Ongeacht zijn of haar partij zullen we samen zoeken naar oplossingen.”

Vindt u dat moeilijk?

“Ik ben een ambtenaar, ik ambieer geen politieke carrière. Dat is geen idealistische keuze, maar een rationele, geïnspireerd door dienst aan de maatschappij. Je moet beseffen welke discussies je niet kan winnen. Als ambtenaar van het departement stel je een beleid voor. Als de regering zegt dat het ‘niet de juiste richting’ is, kan je gaan discussiëren, maar uiteindelijk heeft de minister het laatste woord.

Dat ene beslissingsmoment, waar je niet bij betrokken bent, bepaalt het hele vervolg. Dat moet je kunnen aanvaarden, anders raak je gefrustreerd. Doordat ik op het kabinet heb gewerkt, kan ik dat plaatsen. Dat helpt bij mijn rol als leidend ambtenaar: duiden aan onze mensen in welke context een bepaalde beslissing is genomen, en hen motiveren om die beslissing uit te voeren. Ik moet zeggen, het gebeurt zelden dat we tegenover elkaar staan. In 99% van de gevallen is er geen probleem.”

U hebt het geschopt tot leidend ambtenaar. Welke tips kan u vrouwen meegeven om leiderschap op te nemen?

“Doe eens mee aan zo’n initiatief dat de zinvolle activiteiten van vrouwen op het platteland in het daglicht stelt. Is het niet eigen aan vrouwen om in de schaduw te blijven? Ik heb ook ooit de opmerking gehad: stel uzelf eens op de eerste rij. Dat doen mannen eerder. Bescheidenheid siert, maar soms moet je gewoon op de voorgrond durven treden, en durven zeggen: Ik ben secretaris-generaal en ik sta hiervoor. Dat wil niet zeggen dat je constant op tafel moet springen.

Verder raad ik aan om uit te kijken naar kansen die passeren, en ze met beide handen te grijpen. Denk niet op voorhand dat je het toch niet georganiseerd krijgt. Soms moet je gewoon springen als je weet: ik wil die job doen, ik wil die uitdaging aangaan. Samenwerking is ook een belangrijke. Zoek coalities om dingen naar voor te brengen. Bedenk daarnaast dat falen mag. Lukt het niet, dan is dat geen ramp. Ik heb ook dingen geprobeerd die nergens op uitgedraaid zijn. Normaal gezien ken je jezelf, weet je heel goed waar je sterk in bent. Als je er bewust over nadenkt, besef je waar je sterktes liggen, en wat je energie geeft. Dan moet je er alleen nog in geloven.”

Wat brengt de toekomst u nog?

“Veel uitdagingen, maar dat vind ik tof. In het laatste landbouwrapport hebben we tien uitdagingen opgelijst waar de sector voor staat. Als departement moeten we nu ook helpen om de sector daarin te begeleiden en sturen. Het worden drukke tijden, met de komst van een nieuwe regering en een nieuw Europees Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, maar ik heb er zin in. Repetitieve zaken zijn niet echt mijn ding. Voor mij zijn dat echte energievreters.

Ik heb als student een maand lang aan de band gestaan in een farmaceutisch bedrijf. Daar was ik omgeven door jonge vrouwen die vaak vroeg gestopt waren met school. Velen onder hen hadden enorm veel spijt van de keuzes die ze in hun leven hadden gemaakt, maar vonden het te laat om er nog iets aan te doen. Toen heb ik mezelf ingeprent: als je niet zelf het heft in handen neemt, dan word je geleefd. Ik geef mijn kinderen die boodschap ook mee: Het komt niet zomaar in je schoot gevallen.”

Dorien Colman

Lees ook in Wetgeving

Pelt-arrest verontrust landbouwbedrijven

Wetgeving De Vlaamse overheid bekijkt of er nood is aan verduidelijking over de milieutechnische eenheid in het kader van de vergunningsverlening van waterwinningen. Het Pelt-arrest over grondwaterwinningen verontrust landbouwbedrijven met meerdere grondwaterwinningen.
Meer artikelen bekijken