Startpagina Aardappelen

Plagen in het aardappelseizoen: te laat of net op tijd?

Ritnaalden, aaltjes, bladluizen en coloradokever: het zijn enkele plagen die de aardappelplant tijdens zijn groei enorm kunnen teisteren. Voor aaltjes en ritnaalden moest de bestrijding al gebeurd zijn bij het planten. Heb je aaltjes, dan kunnen opkomstproblemen ontstaan. Blijf nu alert voor coloradokever.

Leestijd : 5 min

Om te vermijden dat plagen zich te goed doen aan uw verse aardappelplanten, bent u best voorbereid. Weet wat je doet voor je de aardappelen poot. Zorgde je voor gezond pootgoed en grond, dan ben je het seizoen in het voorjaar goed gestart.

Ritnaalden na meerjarig gras

Qua voorvrucht kan in aardappel in feite alles. Met meerjarig grasland voor de teelt moet men echter oppassen. Scheur je dat grasland om aardappelen te telen, dan is de kans groot dat je te maken krijgt met ritnaalden, de larven van de kniptor. Die beestjes maken gaatjes in de aardappelknol, wat kan leiden tot tarra-aftrek in de opbrengst. Zit je ermee, dan is de bestrijding niet zo gemakkelijk.

Denk je dat er risico is, dan kan men kiezen voor een drietal granulaten ter bestrijding, die veelal in de rij worden toegepast. Sherpa, Nemathorin of Mocap zijn opties bij het planten. De bestrijding werkt niet 100%, omdat het contactmiddelen zijn en er dus altijd ritnaalden zijn die aan de behandeling ontsnappen. Ritnaalden komen boven in het voorjaar wanneer de temperatuur stijgt. April en mei zijn slechte maanden, maar ook in augustus en september komen ze boven. Aangezien de grondbehandelingen maar een tweetal maanden werken, is vraatschade mogelijk.

Meer soorten aaltjes

Bij wet mag je maar één keer om de drie jaar aardappelen telen op hetzelfde perceel, om problemen met schadelijke aaltjes te vermijden. Het is echter aangeraden om ruimer te gaan. Vier of vijf jaar is beter. Vrijlevende aaltjes komen vooral in de lichtere grondsoorten voor, alsook in de typische groentestreek. Wortellesieaaltjes, zoals Pratylenchis penetrans, heeft meerdere waardplanten, niet alleen aardappel. Velden met wortellesieaaltjes kunnen zorgen voor een latere opkomst van de planten. Nu zullen wellicht her en der opkomstproblemen aan het licht komen. Een normaal gezonde plant vertoont ondergronds witte stengeldelen. Vertonen ze bruine vlekken, laesies, dan heb je misschien te maken met een van deze aaltjes.

Andere aaltjes zijn de wortelknobbelaaltjes en die komen we nog niet zo heel vaak tegen. Wanneer besmetting wordt vastgesteld, gelden er regels die nog strenger zijn in vergelijking met die bij het aardappelcystenaaltje. Hier moeten ook de percelen rond de aangetaste percelen worden vastgelegd en opgevolgd.

Aardappelcystenaaltje

Het aardappelcystenaaltje is een van de bekendste schadelijke aaltjes in de aardappelteelt. Zijn die in grote getale aanwezig op een bepaalde plaats in het veld, dan wordt dit in het gewas zichtbaar als een valplek. Het is nog een paar weken tot een maand wachten op het zichtbaar worden van die valplekken. Dit soort aaltjes kan leiden tot een opbrengstdaling van wel 50% of meer, maar ook tot een heel fijne sortering. Als teler kan je in zo'n valplek bolletjes op de wortels waarnemen van ongeveer een speldekop groot. Dit zijn de cystes, waarin zo'n 200 nakomelingen kunnen zitten. Met een bodemonderzoek kan je te weten komen hoeveel aaltjes er in de bodem aanwezig zijn.

Wie een probleem heeft, moet verspreiding voorkomen. Vermijd dus dat grond van een besmet veld terechtkomt op een gezonde bodem. Kuis je landbouwmachines daarom goed, zodat die geen grond meenemen. Voer ook geen grond aan van onbekende herkomst. Gebruik ook gecertificeerd pootgoed, want daarvan is aangetoond dat het vrij is van aardappelcystenaaltjes. Aardappelopslag verwijderen is een logische maatregel, aangezien de aaltjes zich ook hier nog vermenigvuldigen. Op die manier kan je aaltjes hebben op de volgende teelt. Is er niets van aardappelopslag, dan zal de aaltjespopulatie sterk achteruit gaan. Op die manier kan je na drie jaar geen duidelijke opbrengstdaling meer zien.

Groenbedekkers hebben nog niet echt veel effect op vlak van aaltjesbestrijding. Je kan wel granulaten inzetten, zoals Mocap. Dat zijn middelen die je kan meegeven in de rij. Deze gaan niet zorgen voor een grote populatiedaling, want er is geen afdoding. Ze verlammen de aaltjes, waardoor het gewas veiliggesteld wordt en de wortels en plant kunnen groeien zonder aangetast te worden.

Het is vooral aangeraden om met resistente rassen te werken in de aanpak naar aardappelcysteaaltjes. Fontane, Agria en Markies bijvoorbeeld zijn resistent tegen bepaalde aaltjes. Challenger en Bintje zijn wel vatbaar. Bintje kan de populatie aardappelcysteaaltjes 25 keer doen vermeerderen. De laatste jaren was vooral Globodera rostochiensis in de Vlaamse bodems waargenomen, maar een ras zoals Fontane heeft een stuk van de aaltjesproblematiek opgelost. Aaltjes worden uit hun cyste gelokt en snellen naar de wortel om te zuigen voor voedsel. In resistente rassen vinden ze niet de juiste cellen om te vermenigvuldigen en te voeden. Op die manier krijg je een mooie populatiedaling van 80%.

De overheid kijkt nauwlettend toe omdat het aardappelcystenaaltje een quarentaineorganisme is, inclusief meldingsplicht. Globodera blijft een gereguleerd quarantaineorganisme, maar de modaliteiten van de kennisgeving ervan zijn onder bepaalde voorwaarden versoepeld.

Voor Meloidogyne (wortelknobbelaaltjes), is er ook nog steeds een individuele meldingsplicht.

Minder bladluizen

Enkel bij grote populaties bladluizen kan zuigschade opbrengstverliezen veroorzaken. Die grote aantallen zijn er de laatste jaren niet meer, waardoor er ook geen of weinig problemen hieromtrent zijn. Bij pootgoed kan het wel een grote vijand zijn vanwege de mogelijkheid op virusoverdracht. Enkele luizen die problemen kunnen geven, zijn groene perzikluis, vuilboomluis, en soms ook aardappeltopluis. Die laatste brengt een toxische stof in het blad, waardoor die blauw verkleuren en oprollen (toprol). Dit is dan te zien in augustus. Dat was even een heel lokaal probleem, en zeker niet algemeen te noemen. De laatste jaren werd geen toprol meer gezien.

Het PCA volgt de bladluissituatie op door ze te tellen op velden, maar ook de natuurlijke vijanden zoals lieveheersbeestjes, zweefvliegen en gaasvliegen, sluipwespen, worden geteld. Is er evenwicht in die populaties, dan hoeft men niet te spuiten. De drempel is 10 bladluizen in afwezigheid van natuurlijke vijanden en 20 bij aanwezigheid van natuurlijke vijanden. Spuit dan ook met middelen die natuurlijke vijanden sparen.

Meer coloradokevers

Coloradokever wordt de laatste jaren weer meer in het veld gezien. In de winter zitten ze in de grond, maar in het voorjaar stijgen de temperaturen en komen ze naar boven om zich te voeden met de aardappelplanten en eitjes te leggen. Half mei is mogelijk de eerste coloradokever zichtbaar. 1 kever kan 100 à 200 eitjes afleggen, dus ook hier kan de vermenigvuldiging heel snel gaan. Er zijn vier larvale stadia en de laatste larf verpopt in de grond en wordt een volwassen kever. Die kunnen wanneer er geen voedsel is, migreren naar een nieuw aardappelveld. Hou als teler de cyclus in de gaten. Had je coloradokever in 2018, dan heb je er waarschijnlijk ook later last van. Zorg ervoor dat er weinig aardappelopslag is, zodat de larven zich niet kunnen voeden en zo de cyclus wordt doorbroken. Gebruik je insecticiden, kies dan de middelen die selectief zijn. Weet ook dat het enkel de larven zijn die worden aangepakt.

Hou de PCA-nieuwsbrief in het oog voor meer actuele informatie rond coloradokever en andere plagen.

Marlies Vleugels

Lees ook in Aardappelen

Meer artikelen bekijken