Startpagina Groenten

Bio moet je bio houden, waarschuwt tuinbouwer

Klein-Brabant was ooit dé tuinbouwregio van Vlaanderen. Teler van vollegrondsgroenten Frank Schelfhout zag de ene na de andere collega ermee ophouden. “Dit is echt een schone job. Maar als ’t niet gaat, dan stopt het”, verklaart hij. Op het familiale tuinbouwbedrijf Agrico in Bornem gaat het nog, vrij goed zelfs. Dat heeft te maken met een beslissing uit 2008. “Als ik niet naar bio was omgeschakeld, was ik waarschijnlijk geen tuinbouwer meer.”

Leestijd : 6 min

Frank Schelfhout en Chris Stevens uit Bornem namen in 1988 het tuinbouwbedrijf van Chris’ ouders over. “Ze hadden bloemkolen, asperges... een typisch Klein-Brabants bedrijfje”, zegt Frank daarover. “In 1992 hebben we gronden bijgekocht en het bedrijf vernieuwd, met financiële beperkingen tot gevolg.”

Blauwe bloemkolen

In 2008 maakte het koppel een ingrijpende beslissing: ze schakelden over op biologische teelt. Waarom? “Ik voelde dat er iets op til was. Mensen gingen zich meer vragen stellen bij hun voedsel. De vraag naar biologische voeding steeg”, legt Frank uit. “Ik was ervan overtuigd dat als wij - de Belgische tuinbouwers - dat niet invulden, de Nederlanders, de Fransen en de Duitsers het wel zouden doen. In feite is het de consument die bepaalt wat wij als land- en tuinbouwers doen. Wil die morgen blauwe bloemkolen eten, dan zullen wij die moeten telen.”

Als je groenten wil verkopen, moet je de wens van de consument eerbiedigen, vindt Frank Schelfhout van Agrico in Bornem. “Wil die blauwe bloemkolen, dan telen wij die.”
Als je groenten wil verkopen, moet je de wens van de consument eerbiedigen, vindt Frank Schelfhout van Agrico in Bornem. “Wil die blauwe bloemkolen, dan telen wij die.” - Foto: DC

Is bio dan geen overtuiging voor hem? “Toch wel, maar ik heb niets tegen de gangbare landbouw. Je zal me die nooit horen afschieten. Zelf was ik een beetje uitgeblust in het gangbare circuit. Als ik niet naar bio was omgeschakeld, was ik waarschijnlijk geen tuinbouwer meer. Ik ben automechanieker van opleiding. Dan was ik misschien daarin iets begonnen”, klinkt het bij Frank.

Gewoon boer zijn

Voor het idee van een biologisch tuinbouwbedrijf vorm kreeg, liep Frank nochtans niet hoog op met bio. “Altijd weer zo’n hoevewinkel. Elk biologisch bedrijf dat we bezochten, had er één. Niets mis mee, maar ik wilde gewoon boer zijn, zoals ik was in het gangbare circuit. Pas toen ik in contact kwam met Lieven Delanote en zijn team van het onderzoeks- en adviescentrum Inagro, begon ik er zin in te krijgen. Hij liet me zien dat je ook in serieuze volumes biologische groenten kan telen. Ook nu nog volgt hij het bedrijf op.”

In 2008 waagden Frank en Chris de sprong naar bio. “Toen was ik actief in de politiek. Dat ik die stap durfde zetten, kwam omdat ik toen kon terugvallen op een schepenambt, hier in de gemeenteraad. Dat betekende een vast inkomen en dus een beetje zekerheid.” Dat was geen overbodige luxe.

Met een beetje hulp

“De warenhuizen hadden toen al enorm veel interesse: bio bio bio. Maar waar moet je naartoe met je producten in omschakeling? In theorie duurt de omschakeling twee jaar, maar in de praktijk moet je minstens drie tot zelfs vier jaar rekenen”, stelt Frank.

“De veiling heeft toen geholpen. Als we dat niet doen, hebben we binnen twee jaar een bioboer minder, dachten ze. We gaan ons uiterste best doen voor u, beloofden de mensen van de veiling. Helaas was dat niet de veiling waarbij ik was aangesloten, dus moest ik veranderen. Dat heeft me nog een duit gekost. En zeggen dat ze nu gefusioneerd zijn”, grijnst Frank.

Verder geeft Frank aan dat hij veel geluk heeft gehad met de oogst in de omschakelperiode. “We hebben heel wat product als gangbaar kunnen verkopen. Het zag er goed genoeg uit. Dat is niet vanzelfsprekend. Dankzij die meevallers hebben we de twee jaar omschakelingstijd doorsparteld.”

Vakantie voor de bodem

Eens volledig omgeschakeld, ging het goed. Zes jaar na de omschakeling begon ook dochter Kim voor het bedrijf te werken. Begin dit jaar is ook haar vriend Ruben er voltijds bij gekomen. Met z’n vieren bekommeren ze zich om vier blokken van 2,5 ha. Daar telen ze afwisselend bloemkool, venkel, prei en grasklaver als rustgewas. Daarna gaat het weer van voor af aan.

Dochter Kim (tweede rechts) werkt sinds 2014 mee met Frank (uiterst links) en Chris (tweede links). Intussen werkt ook haar vriend Ruben (uiterst rechts) mee.
Dochter Kim (tweede rechts) werkt sinds 2014 mee met Frank (uiterst links) en Chris (tweede links). Intussen werkt ook haar vriend Ruben (uiterst rechts) mee. - Foto: DC

“We blijven bij vier teelten, omdat je anders meer machines nodig hebt, of meer bezig bent met het afstellen ervan dan met je gewas zelf”, duidt Frank. “Bloemkool is ons belangrijkste gewas. Prei heeft dezelfde plantafstand tussen de rij. Om niet steeds de machine te moeten afstellen, gebruiken we dezelfde afstand voor de venkel. Die planten we eigenlijk te breed. Grasklaver brengt niets op. Dat is financieel het stomste dat je kan doen. Maar het is de vakantie van mijn bodem. De grasklaver brengt stikstof aan en de bodem is weer in topvorm voor de bloemkolen.”

Gps ‘must’ in bio

“Dat soort nodige praktijken leefbaar houden, is wat bio duurder maakt. Natuurlijk komt daar ook het extra werk in verband met onkruid en netten plaatsen bij.” Hoe pakken Frank en co het onkruid aan? “Wij hebben een gps-systeem voor mechanisch wieden, dat op 2 cm nauwkeurig werkt. Die houdt een perfecte rechte lijn aan. Geen enkele chauffeur kan zo recht rijden. Mijn schoonvader grapte weleens dat op een kromme lijn meer bloemkolen passen dan op een rechte. Zo werken we niet meer, hé”, grijnst Frank.

Bloemkool is de belangrijkste teelt op het bedrijf. Daarnaast produceert Agrico  venkel en prei.
Bloemkool is de belangrijkste teelt op het bedrijf. Daarnaast produceert Agrico venkel en prei. - Foto: DC

Dat laat Frank toe om met vaste rijpaden te werken en bodemcompactatie te vermijden. “Daar waar onze planten groeien, komt geen tractor, behalve bij het rooien van de prei en de venkel. Bodemvruchtbaarheid is dé basis in bio.” Met meerjarige bloemzaadmengsels heeft Frank de oogstgangen getransformeerd tot bloemstroken. “Prei planten tussen de bloemen, het heeft wel iets”, lacht hij.

De buurt waakt

Ook de buren zijn blij met de bloemstroken. “Mensen zien dat graag. Ik vond onlangs een bordje met ‘Dank van de bijtjes’ erop. Een imker uit de buurt beweert dat hij nu een drievoud aan honing heeft”, zegt Frank. Bij de bloemkolen staan geen bloemen. “De oogstgangen worden constant bereden bij de oogst en we moeten de netten kunnen vastleggen”, verklaart hij.

Netten over de bloemkolen moeten konijnen ontmoedigen.
Netten over de bloemkolen moeten konijnen ontmoedigen. - Foto: DC

Netten zijn niet altijd genoeg om de gewassen tegen vraat, plagen en ziekten te beschermen. In de biologische landbouw zijn een aantal middelen toegelaten. “We spuiten met Tracer tegen de rupsen, wanneer het de spuigaten uitloopt. Ook als we de preimineervlieg niet meer onder controle hebben, grijpen we ernaar. Maar als ik buiten kom met de spuit, dan weet heel het dorp dat. Je wordt beter in de gaten gehouden dan een delinquent”, klinkt het laconiek.

Uitgeholde biologische productie

Dat plaatst Frank opnieuw in een moeilijke positie. Nu alle supermarkten bio willen aanbieden, aan lage prijzen, maar zonder één vlekje, voelt Frank een nieuw gevaar op zich afkomen: “Er is naar mijn gevoel een commerce aan ’t bloeien van biologische bestrijdingsmiddelen. Producenten die hun groenten cosmetisch perfect moeten aanbieden, zullen naar alle mogelijke toegestane gewasbeschermingsmiddelen grijpen. Ik zie daar een groot gevaar in. Je bent toch niet verplicht om die middelen te gebruiken, hoor je dan. Dat is zuivere onzin. Op dat moment staan wij met onze rug tegen de muur. Als we nog willen afzetten, hebben we geen keuze.”

Voor Frank is het duidelijk: “Bio moet je bio houden. Er is nu discussie rond substraatteelt: moet dat kunnen in bio? Maar bio, zonder die verbinding met de grond, kan dat? Belangrijker nog: willen onze klanten dat? Het is een ethische vraag.”

Teveel of te weinig trips

“Warenhuizen zeggen dat de consument perfect ogende groenten wil, maar dat geloof ik niet. Als er trips zit op de prei, dan krijg je kleine witte ringvlekjes op de bladeren. In de gangbare teelt moet je meermaals spuiten om dat te voorkomen. En wat is het eerste dat de consument doet? Die bladeren eraf halen, inderdaad. Wie wil er een perfect blauwe prei? Waarom zou je dat willen? Consumenten accepteren die vlekjes”, betoogt Frank.

“Het is al gebeurd dat ik op de veiling toekom met minder trips op de prei dan bij gangbare collega’s. Ja, dan mag je het gaan uitleggen, hé. Dat heeft te maken met natuurlijke weerstand, daar ben ik zeker van. ‘Waarmee heeft die stiekem gespoten?’, is dan de vraag die in de lucht hangt”, grimlacht de tuinbouwer.

Geen korte keten

Hoewel Frank een sociale kerel is, voelt hij niet veel voor de korte keten. “Vroeger hadden we een automaat. De verkoop, dat marcheerde goed. Maar ’s morgens besteedde ik een half uur aan het vullen van die machine, en dat was een half uur teveel naar mijn goesting. Bovendien kwamen de mensen aanbellen. Ze hadden geen wisselgeld, ze wilden gewoon een klapke doen... Ik ben een boer. Mijn plaats is op het veld”, zegt Frank vol overtuiging.

“Dat was een beetje het probleem toen ik in de politiek zat”, gaat hij verder. “Als ik een dag de baan op was, voelde ik ongeduld. Geef mij maar vlug mijn laarzen, dacht ik dan.”

Dorien Colman

Lees ook in Groenten

Het behoud van specifieke middelen is een vorm van natuurherstel, stelt groenteteler Meindert-Jan Botman

Groenten Broccoli- en bloemkoolteler Meindert-Jan Botman uit het Nederlandse Oostwoud maakt zich niet alleen ernstig zorgen om het verdwijnen van het middelenpakket om ziektes en plagen te kunnen bestrijden, hij is ook al flinke bedragen kwijt om zijn gewassen tegen haas, gans, duif en eend te beschermen. Toch geeft de teler niet op. Hij ging zelfs eind december naar Amerika om er een speciale broccolioogstmachine te gaan bekijken.
Meer artikelen bekijken