Startpagina Akkerbouw

Ferme de l’Espinette: na omschakeling naar bio, nog meer uitdaging

In 1971 startten Oscar en Claire Ghaye-Stasse hun landbouwbedrijf met een gangbare filosofie. Hoewel de enorme bagage in gangbare landbouw en hun ‘bijna-pensioen-leeftijd’ besloot het koppel in 2014 om hun percelen om te schakelen naar bio. En dat was niet impulsief. “Het vergt veel nadenken en biobedrijven bezoeken alvorens we wisten welke richting we wilden en met welke strategie.”

Leestijd : 9 min

Het landbouwbedrijf van Oscar en Claire Ghaye-Stasse, Ferme de l’Espinette in Tourinnes-la-Grosse, is het toonbeeld van uitdagingen aangaan. In 2014 beslisten de eigenaars om te schakelen van gangbaar naar bio. Ze kozen om dat niet gefaseerd te doen, maar alles in één keer. Dat is opmerkelijk, en mede daarom werd een studiedag georganiseerd op hun erf. Dit hoort binnen het project ‘Bio-scope Limburg’, een gezamenlijk initiatief van Innovatie-steunpunt, Boerenbond en Bioforum Vlaanderen met de financiële steun van Europa, de Vlaamse Overheid en provincie Limburg (Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling: Europa investeert in zijn platteland). Lieven Delanote, adviseur biologische landbouw bij Inagro werd uitgenodigd om dit bezoek technisch te begeleiden. Welke ervaringen Oscar en Claire hebben met de omschakeling, dat was de opzet van de dag. Eveline Driesen van Innovatiesteunpunt: “We zien dat er een grote en groeiende kloof is tussen Vlaanderen en Wallonië wat betreft de biolandbouw. Voor Vlaanderen stond in het biorapport 2018 dat 8.000 ha biologisch wordt beteeld. Hiervanis 2.500 ha bestemd voor akkerbouw en vollegrondsgroenten. Als we naar Wallonië kijken, dan zit men aan ruim 80.000 ha bio (= 10 % van het Waalse landbouwareaal). Ongeveer 16.000 ha hiervan is bestemd voor akkerbouwteelten en op ongeveer 2000 ha worden biologische groenten geteeld. Dit is een opmerkelijk verschil.”

Oscar en Claire kozen voor divers aantal teelten in een erg ruime rotatie van 10-11 jaar. “Zoals dat gaat bij experimenteren op het erf, kan dat nog veranderen.” Na drie opeenvolgende periodes van drie jaar waarin telkens twee jaar graan (tarwe gevolgd door een secundair graan als triticale, zomergerst of een mengteelt) en erwten, bonen of aardappelen worden geteeld, volgen twee jaar luzerne.

Alles in één keer omgeschakeld

Oscar en Claire zijn in 1971 begonnen op de boerderij. Het bedrijf was toen 50 ha groot, maar het groeide gaandeweg naar 105 ha. De percelen liggen heel verspreid, met 50 ha rond de boerderij. Ze hebben altijd gangbaar geboerd tot 2014. Toen werd beslist om in een keer de volle 105 ha om te schakelen. Oscar: “Eigenlijk werd ons geadviseerd om de omschakeling gefaseerd te doen, maar dat hebben we toch niet gedaan. We hebben er lang over nagedacht, maar je kan niet half en half omschakelen. Als je op het ene veld sproeit tegen distels, en ernaast ligt een bioveld met distels: wat doe je dan? Ook onze leeftijd speelde mee in deze beslissing.”

Het koppel ging echter niet over één nacht ijs. Ze dachten er over na en bezochten veel bedrijven om te weten hoe bio functioneert. “We speelden al heel erg lang met het idee, maar durfden de stap niet te zetten. Met vier studerende kinderen konden we geen risico nemen. Nu de kinderen op eigen benen staan en het huis uit zijn, valt deze druk weg. Sinds de omschakeling hebben de kinderen overigens terug meer interesse in het bedrijf.” Duidelijk is dat ze biolandbouw niet enkel als een teeltmethode of economie bekijken, maar als een manier van werken en leven. “Het is een manier van denken, hoe je als landbouwer in je bedrijf en in de maatschappij wil staan”, klinkt het. Gangbaar was het een traditioneel bedrijf met tarwe, gerst, bieten, enzovoort. De bietenteelt was een probleem vanwege de veel hellende percelen en erosie. Onkruid beheersen was ook moeilijk. Met de bietenteelt zijn ze dan ook gestopt. “De rooimachines worden ook zwaarder, waardoor er verdichting optrad en het bodemleven verstoord was. Mijn zoon moest ooit eens 10 regenwormen hebben voor school, maar ik moest er 3 ha voor omploegen om er 10 te vinden.”

Andere oogst, andere afzet

Als hij terug kijkt op de omschakeling is het vooral de organisatie van de oogst die het meeste impact had. Maar eigenlijk verandert alles: “Je koopt niet dezelfde tractor in bio als in gangbaar. In bio kies je niet de grootste tractor, maar de lichtste tractor.” Bij wiedeggen gebruikt hij een tractor van 200 pk, van 6 ton. Gangbaar zou dat 12 ton zijn. “Maar met 12 ton kan je niet wiedeggen, want je rijdt sporen in je graanperceel.”

De twee omschakeljaren waren financieel erg moeilijk. Het was een katastrofe omdat je het eerste jaar bij de omschakeling biologisch boert, maar nog aan gangbare prijzen verkoopt. “Dat betekent de halve opbrengst aan gangbare prijs. Pas wat je plant of zaait twee jaar na de omschakeling is bio. In tarwe oogstte hij 4-5 ton per ha. “Het is niet het gemiddelde in de biologische landbouw, maar het is een mooie opbrengst als je geen input geeft.” Door de omschakeling te faseren en de omschakeldatum strategisch te kiezen, kan de financiële impact op het bedrijf beperkt worden.

Tijdens de omschakeling is er mogelijkheid voor afzet in dierenvoeding. Humane voeding kan in theorie wel, maar in praktijk ligt dat moeilijker. “De retail wil bio en geen omschakeling.” De afzet voor bio vond hij op zich niet het probleem. Walagri vraagt heel veel bio. Ook SCAR, Société Coopérative des Artisans Ruraux, zet veel biologisch graan om voor veevoeder. “Het enige probleem hier was de organisatie: het samenkrijgen van een maaidorser, transport en een depot dat open was. Dit alles organiseren op hetzelfde moment op één dag lukt niet. Wij moeten ook een volledige dag dorsen om een vrachtwagen te vullen. Een vrachtwagen huren om stil te staan, weegt ook op het rendement. Daarom investeerden we in eigen opslag.” De omschakeling had wel weinig impact naar arbeid op het bedrijf toe: slechts enkele dagen in het seizoen doet hij beroep op interimarbeid om door de bonen te lopen.

Nog zoekende

Ze voelden dat ze nog veel ervaring moeten opdoen na de omschakeling. “Bij gangbaar graan waren we geneigd om te besparen op zaaigraan en de ondergrens op te zoeken. Bij bio zijn we erachter gekomen dat 200 zaden per vierkante meter zaaien veel te weinig is. Ik zaai nu 400 zaden per m². Een goede en regelmatige standdichtheid is immers belangrijk. Ook de rassenkeuze ligt anders. Gangbaar wordt geselecteerd op graanopbrengst. Bodembedekking door het blad voor een goede onkruidconcurrentie is niet belangrijk. Bij bio kom je erachter dat er verschillen zijn in rassen qua bodembedekking en dus ook qua onkruid onderdrukken. Het is een grote uitdaging om de juiste rassen te vinden omdat ieder ras anders reageert op de grond/regio. De rassen die rond de boerderij goed gedijen, doen het niet altijd goed op zijn percelen die verder gelegen zijn.”

Half maart stond het graan heel ijl, vanwege de lage bemesting en de oude rassen waarvoor Oscar kiest. “Door de lage bemesting krijgen ook de onkruiden weinig kans”. Van luizen heeft hij weinig last. “Als er luizen zijn zorgen de aanwezige lieveheersbeestjes en sluipwespen voor de controle. Je moet gewoon de natuur zijn werk laten doen”, klinkt het opgewekt. “In de graanteelt komt het evenwicht vanzelf.” Om de kwaliteit van het graan toch te garanderen, investeerde Oscar in een trieur. Voor veevoeding is dat minder belangrijk, maar hij probeert ook voor humane voeding te verkopen. Proper ongetrieerd graan levert immers 62% bloem, getrieerd graan (waar kleiner graan uitgetrieerd is) levert 75% bloem.

Ook nu moet hij nog leren door ervaring en experimenteren. “Vorig jaar heb ik een perceel haver ondergeploegd dat te vuil uit de winter kwam, en heb ik boontjes ingezaaid. Deze leverden een zeer mooie opbrengst waarmee het verlies van de omschakeljaren ruim werd gecompenseerd. Ik hoop dat het dit jaar ook goed werkt.”

Potentieel in mengteelten

Een grote ontdekking voor Oscar zijn mengteelten: tarwe of triticale met erwten. Die bieden naar bodembedekking en opbrengst heel veel potentieel. Op zijn bedrijf heeft hij drie contractteelten, wat zekerheid biedt op het bedrijf: boontjes, de erwten en aardappelen. De boontjes en erwten teelt hij in eigen beheer, per kg, aan de industrie. Aardappelen verhuurt hij aan een biologische aardappelteler die 2.000 euro per ha betaalt. Oscar moet enkel ploegen, de rest van het werk wordt gedaan door de aardappelteler. En de granen, dat is voor het plezier, lacht hij. Bruto krijgt hij voor biogranen hetzelfde saldo als bij gangbaar. “Wat ik niet uitgeef aan fyto of bemesting, win ik alleen maar.” De vraag naar biogranen blijft bovendien stijgen, wat alleen maar in zijn voordeel spreekt. Of de goede prijzen blijven, is alleen nog maar de vraag. “Het is wel belangrijk om bij de omschakeling de vraag te stellen welke markt je wil. Veevoer, humane voeding,… het kan allemaal. Maar verken de markt eer je begint. Uiteindelijk kan je in je teelten creatief zijn.”

Biologisch ploegen

Tot op heden is zijn strategie rond ploegen niet helemaal duidelijk. Momenteel vindt hij ploegen belangrijk voor zijn eerste onkruidbestrijding. Vooral tegen grasachtigen is ploegen naar zijn beleving heel efficiënt. De wiedeg kan de dicotylen goed onder controle houden. Ook door wintergranen en zomergranen af te wisselen beperkt hij het probleem met onkruiden.

Ploegen doet hij niet tot aan een diepte van 30 cm, maar tot aan 15-18 cm. “Niet alle ploegen zijn hiervoor geschikt”, merkt hij op. Het is ook nog niet duidelijk of niet-kerend werken goede resultaten heeft naar opbrengst toe. Iedere landbouwer zoekt ook zijn strategie. Een deel ploegt minder, een deel helemaal niet meer. Veranderen is ook hier niet simpel, want je moet nadenken hoe dit te combineren met gewassen en groenbemesters. “Bijvoorbeeld als je in het voorjaar uitjes wil zaaien zonder ploegen op een grond waar al groenbemester staat, dan zal dat niet gemakkelijk zijn.” Ook de cultivator moet worden aangepast op een bepaalde diepte, en ook grondsoort speelt een rol in het afstellen. Oscar bewerkt de eerste keer immers op 3 cm.

“Het is zoeken, want we hebben niet alle antwoorden. Biologische landbouw is zoeken naar innovaties in teelttechniek en mechanisatie om de problemen een stuk de baas te kunnen. Uiteindelijk is experimenteren is voor alle landbouw, bio en gangbaar. Bodemvruchtbaarheid is een optelsom. Het is niet enkel niet-kerend bewerken dat het verschil maakt. Vele zaken spelen een rol: een brede vruchtwisseling met gewassen die opbouwend zijn voor organisch materiaal, bandenspanning, het weer… Er zijn zelfs bioboeren die 20 jaar ploegen en mooie resultaten halen.”

Wallonië bemest anders

Oscar voert maar weinig mest aan op zijn bedrijf. Met een buurman heeft hij een overeenkomst voor een kleine hoeveelheid kippemest. Soms heeft hij een uitwisseling van stalmest voor stro. Daarom is de luzerne die hij teelt erg belangrijk om nutriënten en stikstof in het systeem te brengen. De luzerne maait hij met een hakselaar en kipwagen en de oogst kiept hij in een barn om te composteren als meststof voor een andere akker.

In Wallonie wordt het lastenboek voor biologische landbouw inzake bemesting anders geïnterpreteerd dan in Vlaanderen. Het lastenboek zegt dat in bio men gangbare mest mag gebruiken voor zover die komt uit ‘grondgebonden veehouderij’. In Wallonië is dat vertaald naar onder ’ dieren die buiten kunnen lopen’. In Vlaanderen is de interpretatie ietwat anders en wordt enkel mest (zowel in vaste als vloeibare vorm) van gangbare runderen toegelaten. Alle dierlijke mest van bio is wel toegelaten. Bijkomend in Vlaanderen, en niet in Wallonie, is dat als je dierlijke mest gebruikt, er altijd 20% van biologische oorsprong moet zijn. “Dat nodigt uit tot gesprek tussen akkerbouwers en veehouders. De 4-5 ton tarwe per ha zou verhoogd kunnen worden tot 6 ton, als ook in Wallonië rundermest gebruikt mag worden. Maar in bio zie ik meer dan alleen een teeltmethode. Je moet voor jezelf krijtlijnen scheppen van hoe je wil werken, maar economie is ook belangrijk.”

Luzerne en andere groenbemesters

Na iedere teelt komt er een groenbemester, en die wordt gekozen in functie van de volgteelt. Voor graan en voor aardappel probeert hij een vlinderbloemige, voor erwten of bonen zet hij kruisbloemigen en mosterd en diepwortelende radijsachtigen, ofwel een facelia. Luzerne zit ook in de rotatie. “Verschillende veehouders wilden vorig jaar luzerne kopen, maar voor ons was de afstand en dus de prijs voor transport te hoog. De oogst wordt daarom gecomposteerd en ingezet als bemesting. Alle bemesting (luzerne compost en dierlijke mest) wordt uitgereden na de oogst van het graan voor er groenbemester wordt ingezaaid. In de zomer is de grond droog en kan er zonder structuurschade compost of kippenmest worden uitgereden.

Oscar en Claire geven graag tips aan andere bioboeren. “Maar uiteindelijk is het de kunst om je eigen beredeneerde keuzes te maken, maar beheer die keuze goed. Elke boerderij heeft zijn eigen verhaal en eigen manier van werken. Er bestaat niet zoiets als één recept. Er zijn geen twee bedrijven die hetzelfde zijn. Het is de bodem die dirigeert.”

Marlies Vleugels

Lees ook in Akkerbouw

Volg de bladluizendruk vooral in wintertarwe op

Granen Het Landbouwcentrum Granen Vlaanderen (LCG) meldt dat de gevoeligste fase voor het dwergvergelingsvirus op veel gerstpercelen voorbij is. In wintertarwe moet dit nog wel opgevolgd worden. Dwergvergeling dient voorkomen te worden door bestrijding van bladluizen.
Meer artikelen bekijken