Startpagina Akkerbouw

Evaluatie van het maïsteeltjaar 2019

Het maïsteeltjaar van 2019 startte met een tijdige uitzaai, gevolgd door een trage opkomst. Vervolgens was er opnieuw droogte en hitte, maar met een kleinere impact dan vorig jaar voor de maïsteelt.

Leestijd : 6 min

Uit de voorlopige cijfers van de FOD Economie blijkt dat er in 2019 in België 224.742 hectare maïs gezaaid werd, waarvan 48.867 ha bestemd was als korrelmaïs. Ten opzichte van 2018 is de oppervlakte voedermaïs met 2% gedaald en de oppervlakte korrelmaïs kromp 9,5%.

AREAAL

Doorgaans een tijdige zaai

Na de maanden januari en februari met een normale regenval en een nat begin van de maand maart, werd het vanaf 20 maart veel droger. Dit liet toe om vrij vroeg de velden te bewerken, ondanks de lage temperaturen die tot midden april aanhielden.

De eerste zaai-activiteiten startten voornamelijk in de Kempen en wel rond 15 april. De maïs-zaai kon vrijwel ongehinderd en in relatief goede omstandigheden doorgaan tot 1 mei. Op dat moment was al een groot deel van de korrelmaïs ingezaaid. De meeste voedermaïs werd gezaaid in de periode van 20 april tot 5 mei. Sommige landbouwers hebben gewacht op warmere grond of op de oogst van raaigras, winterrogge,… maar de zaai kon op enkele uitzonderingen na afgerond worden rond 20 mei.

De maïs kon in 2019 doorgaans tijdig uitgezaaid worden.
De maïs kon in 2019 doorgaans tijdig uitgezaaid worden. - Foto: TD

Trage opkomst en groeistart

De laatste week van april en de eerste 2 weken van mei werden gekenmerkt door aanhoudende koude. Sommige nachten was er bovendien sprake van nachtvorst. De kieming verliep traag maar de opkomst was doorgaans nog aanvaardbaar. De te koude nachten hebben de plantjes vaak doen vergelen en verzwakken.

In 2019 moest men wachten tot 1 juni vóór de dagtemperaturen de 20°C bereikten en de nachttemperaturen boven 10°C bleven. De maïsgroei bleef lange tijd erg traag. De jonge planten konden pas een groeispurt inzetten rond 16 juni, toen de temperaturen 25 tot 30°C bedroegen.

Er waren in 2019 weinig of geen problemen met bladluizen. Op een beperkt aantal velden kreeg men wel te maken met schade door ritnaalden. De grootste problemen kwamen voor in het zuiden van het land.

Tijdige onkruidbestrijding, meestal geslaagd

De neerslag in mei en de eerste helft van juni heeft voor een regelmatige en relatief snelle opkomst van de onkruiden gezorgd. De aanwezigheid van vocht zorgde voor een goede efficiëntie van de systemische middelen met een complementaire bodemwerking. De onkruidbeheersing was zowel bij vooropkomst als in na-opkomst meestal geslaagd op voorwaarde dat men tijdig behandeld had.

Omdat de maïsplantjes bij aanvang soms zwak en geel leken hebben sommige landbouwers beslist om te wachten met de onkruidbehandeling in de hoop op betere omstandigheden. Dit leidde echter tot sterker ontwikkelde onkruiden zodat de eindbalans minder goed was. Op velden waar de onkruidbeheersing mislukt was, kreeg men later nog grotere problemen door de droogte.

De zetmeelgehaltes lagen in 2019 ietsje lager.
De zetmeelgehaltes lagen in 2019 ietsje lager. - Foto: TD

Droogte en hitte

Vanaf 21 juni werd het weer zeer zonnig en droog. Vanaf de eerste dagen in juli zag men op sommige percelen op zanderige grond de eerste droogteverschijnselen optreden: vertraagde groei en opkrullende bladeren. Op de sterkst getroffen percelen zag men grote heterogeniteit optreden.

Op 24 en 25 juli bereikte men temperaturen tussen 37 en 41°C. Op dat moment stonden nog een aantal percelen in bloei.

Zulke hete temperaturen zijn zeer ongunstig voor de bevruchting (verdrogen van kolfkwasten en stuifmeel). Tijdens de hittegolf leken we af te stevenen op dezelfde slechte kolfvulling die men in 2018 gekend had maar al bij al viel de schade nog mee. De extreem hoge temperaturen hielden maar 2 dagen aan en de stuifmeelproductie van een ras duurt ongeveer 10 dagen.

Tijdens de tweede helft van augustus viel er behoorlijk wat neerslag en dit heeft de maïs geholpen om zich te herstellen en een relatief goede kolfvulling te realiseren. Helaas kwam een groot deel van de neerslag uit onweerszones en dus was de verdeling over het hele land niet optimaal.

Vlotte oogst op normaal tijdstip

In de laatste 10 dagen van augustus waren de temperaturen opnieuw hoog maar vanaf begin september zakte het kwik weer. Hoewel sommige percelen snel afrijpten, begon de oogst van de vroege rassen pas echt rond midden september. Sommige landbouwers waren vroeger gestart met de maïsoogst omdat voedertekorten (weinig opbrengst van de maïs in 2018, weinig grasopbrengst tijdens de zomer van 2019) hen hiertoe verplichtten.

Rond 20 september bereikten al heel wat vroeg gezaaide percelen droge stof percentages van boven de 30%. Eind september was al veel maïs geoogst of stond in een oogstrijp stadium. Er werd toch nog veel maïs gehakseld in de eerste helft van oktober. Op een aantal zware regenzones in oktober na, waren de omstandigheden om te oogsten optimaal. De maïsplanten bleven meestal gespaard van legering, stengelrot of stengelbreuk ten gevolge van de Europese stengelboorder. Door de stress op de maïsplanten tijdens het seizoen stelde men wel beduidend wat builenbrand vast op sommige percelen, met duidelijke verschillen tussen bepaalde rassen.

KORREL

Wisselende opbrengsten

De opbrengsten op lichtere gronden in regio’s waar de onweersbuien niet voor de nodige neerslag gezorgd hebben, waren meestal niet goed. In deze regio’s waren de planten vaak korter met kleinere en minder gevulde kolven. De opbrengsten konden soms terugvallen tot 10 – 12 ton droge stof per hectare. Gelukkig ging het maar om een beperkt aandeel van alle maïsvelden: er waren ook veel goede opbrengsten op de lichtere gronden.

Op de goede percelen in de zandleemstreek en de leemstreek kon men doorgaans opbrengsten halen tussen 17 en 20 ton droge stof per hectare. Er waren wel uitzonderingen waar de opbrengst-resultaten beperkt waren tot 11 – 13 ton.

In de Kempen en in de Vlaamse zandstreek waren de gemiddelde opbrengsten beter dan in 2018, maar met een grote variatie tussen percelen. Zoals reeds gemeld hing veel af van de locatie, de hoeveelheid neerslag, de algemene staat van het perceel (humus-%, geslaagde onkruidbestrijding, water-retentiepotentieel) maar soms ook van de zaaidatum en van de vroegrijpheid van het ras.

In het zuiden van het land (Condroz, Famenne en weidestreek) varieerden de opbrengsten doorgaans tussen 16 en 18 ton

Voederwaarde

De zetmeelgehaltes waren in 2019 een beetje lager dan in 2016 en 2017. In de proeven behaalde men een gemiddeld zetmeel-aandeel van 33,7% in de vroege tot zeer vroege groep en 30,6% in de halfvroege tot late groep. De VEM waarden voor de zeer vroege tot vroege groep waren vergelijkbaar met 2018 en bedroegen gemiddeld 928 VEM. Voor de halfvroege tot late groep kwam het proefgemiddelde uit op 919 VEM (946 VEM in 2018). In het netwerk ten zuiden van Samber en Maas bedroeg de gemiddelde VEM waarde op de geslaagde proeven 946 VEM, wat vergelijkbaar is met 2018. De zetmeelgehaltes waren in deze regio beter dan in 2017.

KUIL

Korrelmaïs

De moeilijke omstandigheden bij de start van het seizoen (koud en droge zaaiperiode, trage opkomst en jeugdgroei) waren vooral voor de korrelmaïs een groot probleem omdat de korrelmaïs doorgaans het vroegst gezaaid wordt. Gelukkig waren de opbrengsten op de betere en homogene percelen doorgaans goed, met gemiddelde opbrengsten die vergelijkbaar zijn met de afgelopen jaren.

Op 11 proeflocaties op leemgrond werd een gemiddelde korrelopbrengst gehaald van 12,5 ton per hectare aan 15% vocht. Deze percelen werden gekozen omwille van hun homogeniteit en hun algemene kwaliteiten en dus vertegenwoordigen ze uiteraard enkel de goede resultaten.

Op zandgrond was de variatie in opbrengsten veel groter: de korrelopbrengst schommelden van 9 tot 12 ton graan aan 15% vocht. De percelen waar de droogte zich het snelst en het sterkst heeft gemanifesteerd, vertoonden uiteraard de minst goede resultaten. De gemiddelde vochtgehaltes bij de oogst schommelden van 28 tot 31%.

In de loop van het seizoen stelde men wat legering vast op een beperkt aantal velden. Stengelrot kwam voor maar bleef relatief beperkt in 2019. De meeste problemen ontstonden pas in de laatste 10 dagen van oktober. Voor de meest gevoelige rassen begon de stengelrot zich al in de eerste helft van oktober te ontwikkelen.

Jurgen Depoorter, Guy Foucart,

Michaël Mary, CIPF vzw

Lees ook in Akkerbouw

Volg de bladluizendruk vooral in wintertarwe op

Granen Het Landbouwcentrum Granen Vlaanderen (LCG) meldt dat de gevoeligste fase voor het dwergvergelingsvirus op veel gerstpercelen voorbij is. In wintertarwe moet dit nog wel opgevolgd worden. Dwergvergeling dient voorkomen te worden door bestrijding van bladluizen.
Meer artikelen bekijken