Startpagina Pluimvee

Opgelet voor campylobacter bij braadkippen

Campylobacterbacteriën zijn lastige klanten op een pluimveebedrijf. Een goede bioveiligheid is daarom extra belangrijk.

Leestijd : 6 min

Campylobacter is een bacterie die, zowel globaal als nationaal, een erkend probleem vormt met betrekking tot voedselveiligheid. In de westerse wereld is deze bacterie de belangrijkste oorzaak van bacteriële maag-darminfecties bij de mens. In Europa worden er jaarlijks ongeveer 250.000 gevallen geconstateerd, wat campylobacter de meest gerapporteerde voedselpathogeen maakt. In België zijn er ongeveer 6.000 gerapporteerde gevallen per jaar. Naar schatting zijn 50-80% van deze humane campylobacterinfecties gerelateerd aan de consumptie van pluimveevlees. Uitgaande van deze cijfers blijkt de braadkippensector verantwoordelijk te zijn voor een groot deel van de humane campylobacterbesmettingen en zou een ingreep op primair productieniveau het aantal besmettingen sterk kunnen terugdringen.

Niet-pathogeen voor pluimvee

Campylobacter jejuni en Campylobacter coli komen het vaakst voor bij pluimvee, waar ze het maag-darmkanaal koloniseren. Beide soorten worden beschouwd als niet-pathogeen voor pluimvee. Toch zijn er enkele studies waaruit blijkt dat braadkippen na kolonisatie symptomen vertonen zoals waterige ontlasting, al bestaat daarover nog steeds onduidelijkheid. Tot op heden wordt campylobacter dus niet beschouwd als een probleem voor diergezondheid. Het dient echter wel bestreden te worden op bedrijfsniveau uit het oogpunt van de humane voedselveiligheid en om verspreiding verderop in de voedselketen tegen te gaan.

Overdracht naar de mens

Eens kippen besmet zijn met campylobacter blijft deze bacterie aanwezig in het darmkanaal tot slachtleeftijd. Het darmkanaal, met name de blinde darm, vormt een ideale groeiplaats voor deze bacterie. Ze vermenigvuldigt zich daar tot meestal zeer grote aantallen. Hoewel braadkippen na kolonisatie veelal geen klinische symptomen vertonen, worden de bacteriën wel uitgescheiden via de mest. Campylobacter staat bekend om zijn snelle verspreiding doorheen de braadkippentoom. Na kolonisatie van het eerste individu kan binnen één week de volledige toom besmet zijn. Tijdens het slachtproces bestaat er een grote kans dat er darminhoud op de karkassen lekt. Op die manier wordt pluimveevlees extern gecontamineerd met relatief hoge aantallen campylobacters, gezien de besmettingsgraad in de blinde darm kan oplopen tot 109 bacteriën per gram blindedarminhoud. Daarnaast zou een hoeveelheid van 500 tot 800 bacteriën reeds voldoende kunnen zijn om als mens een campylobacterinfectie op te lopen.

Hoe komt campylobacter het bedrijf binnen?

Eerdere studies hebben reeds aangetoond dat verticale transmissie (van moederdier naar kuiken) niet aan de oorsprong van het probleem zou liggen. Braadkuikens blijken ook pas op een leeftijd van 2 à 3 weken vatbaar voor infectie, aangezien ze vooraf beschermd zijn door maternale antistoffen die ze via de eierdooier van de moederdieren meekregen. Er wordt aangenomen dat kippen besmet geraken via horizontale transmissie en dus pas op het pluimveebedrijf geïnfecteerd raken.

Naast pluimvee zijn ook vaak wilde vogels, vliegen en insecten, honden, katten en andere landbouwhuisdieren (zoals runderen en varkens) drager van deze bacterie. In rundermest wordt vaak C. jejuni terug gevonden, bij varkens is dit veeleer C. coli. Pluimvee is voor beide soorten vatbaar en beide gedijen goed in een vochtige omgeving. Daardoor kan campylobacter eveneens overleven in plassen op het bedrijfsterrein en, eens in de stal binnengedrongen, ook in het drinkwater van de kippen. Bacteriële overdracht gebeurt via direct en indirect contact, wat wil zeggen dat er vaak een vector nodig is om de bacterie te verplaatsen van punt A naar punt B. Op het bedrijfsterrein gebeurt dit veelal door materialen die gebruikt worden in verschillende stallen zoals bijvoorbeeld emmers, een kruiwagen, laarzen en kledij… Daarnaast vormt materiaal dat gebruikt wordt op andere bedrijven of bij andere diersoorten (bijvoorbeeld een verreiker of heftruck) eveneens een groot risico voor campylobacteroverdracht. Ook vliegen en andere insecten, zoals de isomokever, zijn potentiële vectoren. Eens aanwezig, verspreidt campylobacter zich razendsnel doorheen de stal/toom.

Strikte bioveiligheid

Veel onderzoek is reeds verricht op preventieve en curatieve maatregelen tegen campylobacterkolonisatie bij braadkippen zoals vaccinatie, faagbehandeling, aanzuren van het drinkwater, plantaardige producten… Deze strategieën vertonen in de praktijk helaas weinig tot geen of een variabel resultaat. Tot dusver blijkt de meest succesvolle maatregel het naleven van een zeer strikte bioveiligheid te zijn. Dit is reeds eerder aangetoond in Europese landen zoals Denemarken en Noorwegen, waar men sterk inzet op bioveiligheid en erin slaagt om de campylobacterprevalentie bij pluimvee tot 25% terug te dringen. Aan de hand van een streng bioveiligheidsprotocol kan de circulatie en transmissie van campylobacter via bovenstaande vectoren doorbroken worden. Zo’n protocol is gebaseerd op veel verschillende factoren waarbij zowel interne bioveiligheid (binnen de bedrijfsmuren) als externe bioveiligheid (contacten met andere bedrijven) een rol speelt.

Extern In de eerste plaats is het van belang om het risico op insleep te beperken door het aantal externe contacten in te dijken. Dit kan door de toegang tot het bedrijf te verhinderen, zodat bezoekers zich verplicht moeten aanmelden. Het is eveneens aangeraden om een bezoekersregister bij te houden en enkel personen in de stallen toe te laten bij noodzakelijke visites (zoals de bedrijfsdierenarts).

Intern Daarnaast is een grondige reiniging en desinfectie van de stallen en hygiënesluis van uitermate belang om de overdracht van ziektekiemen uit een voorgaande ronde op een volgende uit te sluiten. Kruiscontaminatie uit een naburige stal vormt eveneens een risico. Dit reinigingsprotocol dient gevolgd te worden door een voldoende lange droogstand, wat eveneens van belang is, aangezien campylobacter niet overleeft bij uitdroging. Verder is het belangrijk om materialen na elke ronde te desinfecteren en strikt gescheiden te houden per stal. Het kan helpen om het stalnummer op de materialen te noteren of te werken met een kleurencode. Kledij en schoeisel moeten eveneens na afloop van de ronde gewassen en gedesinfecteerd worden en gescheiden gehouden worden per stal. Ook de kadaverton dient na elke ronde grondig gereinigd en gedesinfecteerd te worden om kruiscontaminatie naar de volgende ronde tegen te gaan. Deze wordt bij voorkeur koel gehouden en ver van de stallen geplaatst. Een voetbad, indien aanwezig, moet visueel schoon gehouden worden doorheen de opfok. Om een goed resultaat te bereiken dienen deze desinfectiebaden tot driemaal per week ververst te worden. Een correct gebruik van de hygiënesluis (met daarbij een duidelijke fysieke barrière tussen propere en vuile zone) mag naast de aanwezigheid van een voetbad niet verwaarloosd worden. Stalspecifieke laarzen zijn namelijk een bewezen hulpmiddel bij het weren van campylobacter uit de stallen.

Aangezien ook ongedierte campylobacter kan overdragen, is een degelijk ongediertebestrijdingsplan noodzakelijk. Daarnaast hebben studies eveneens aangetoond dat vliegennetten aan de ventilatie-ingangen kunnen helpen om braadkippen te vrijwaren van campylobacterinfecties. Luchtinlaten dienen eveneens afgesloten te zijn voor vogels en andere wilde dieren.

Uitladen is kritisch moment

In het Camprevent-project, gefinancierd door de FOD Volksgezondheid en in een samenwerking tussen het Instituut voor Landbouw-, visserij- en voedingsonderzoek (ILVO), UGent, Dierengezondheiszorg Vlaanderen (DGZ) en Sciensano, werd aangetoond dat het meest kritische tijdstip wat betreft insleep van campylobacter in de stallen het moment van uitladen is. Hierbij wordt er namelijk veel extern (niet bedrijfseigen materiaal) in de stallen gebracht. Om het risico op overdracht zoveel mogelijk te beperken is het belangrijk dat alle uitlaadmateriaal grondig gereinigd en gedesinfecteerd wordt alvorens te gebruiken. Als landbouwer doe je er eveneens voordeel bij om bedrijfseigen laarzen en wegwerpoveralls te voorzien voor de gehele vangploeg. Naast het risico op overdracht van pathogenen is het ook geweten dat uitladen stress veroorzaakt bij de kippen. Stressfactoren kunnen leiden tot een verhoogde groeisnelheid, motiliteit en invasie van campylobacter in het darmkanaal van de braadkuikens. Daarnaast heeft stress eveneens een nefaste invloed op de immuniteit, waardoor braadkippen op dit tijdstip vatbaarder kunnen zijn voor kolonisatie.

Een verbeterde bioveiligheid is uiteraard niet enkel beperkt tot campylobacter. Ook circulatie van andere voedselpathogenen (bijvoorbeeld salmonella) kan doorbroken worden door middel van betere hygiënemaatregelen. Bijgevoegde figuur biedt een mooi overzicht met daarin alle belangrijke aandachtspunten.

campylobacter

Ken je bioveiligheidsstatus

Heb je zelf graag een beeld van de huidige bioveiligheidsstatus op jouw bedrijf? Surf dan even naar de website www.biocheck.ugent.be. Hier kun je gratis en, indien gewenst, anoniem jouw bedrijf vergelijken met het landsgemiddelde en een gedetailleerd rapport van de resultaten downloaden.

Karolien Hertogs (UGent), in samenwerking met ILVO

Lees ook in Pluimvee

Meer artikelen bekijken