Startpagina Melkvee

Mini-KB: Wat verandert er voor IBR-vrije I3-/I4-bedrijven?

Op de IBR-vrije I3- en I4-bedrijven vormt mogelijke insleep van IBR door handel het grootste risico. Daarom focust het mini-KB zich voor deze bedrijven vooral op het onderwerp handel en verhoogd risico IBR. Wat houdt dit precies in en wat verandert er concreet voor IBR-vrije bedrijven? Dierengezondheidszorg Vlaanderen (DGZ) zet de aandachtspunten voor I3- en I4-bedrijven op een rijtje.

Leestijd : 3 min

Met het mini-KB IBR dat op zondag 24 mei van start ging neemt de sector verdere stappen die noodzakelijk zijn om het IBR-virus volledig uit te roeien en maatregelen om het verlies van het IBR-vrije statuut te beperken. In eerdere artikels gaven we de grote lijnen al mee en ging we dieper in op de impact van het mini-KB voor I2-bedrijven.

Concrete acties in het kader van de handel

Voer bij aankoop van een dier op je bedrijf – zowel rechtstreeks van het ene vrije bedrijf naar het andere, als onrechtstreeks bijvoorbeeld via veemarkt of handelaarsstal – altijd een tweede bloedonderzoek uit. Doe dit 28 tot 50 dagen na aankomstdatum bij elk verhandeld rund, ongeacht leeftijd en origine.

Weet dat runderen van vrije I3- en I4-bedrijven tijdens de handel niet in contact mogen komen met runderen die afkomstig zijn van een lager statuut (I2 of I2D)! Ga altijd na of dit gerespecteerd werd.

Ongewijzigd bij handel

Respecteer de regels van quarantaine en bioveiligheid.

Acties bij het vroeg detecteren van insleep

Binnen het mini-KB kan de vereniging bepaalde bedrijven aanduiden met een verhoogd risico op IBR. Voorbeelden van ‘verhoogd risico’ zijn: aankoop van een IBR-drager, verkoop van een IBR-drager, niet uitvoeren van de verplichte onderzoeken bij aankoop en aanwezigheid op een prijskamp waar besmette runderen aanwezig waren. Hoe vroeger een mogelijke IBR-drager op een IBR-vrij bedrijf gedetecteerd wordt, hoe kleiner de kans is op een verdere verspreiding van het IBR-virus op het bedrijf. Daarom kunnen op deze bedrjiven met verhoogd risico aanvullende analyses worden opgelegd. De vereniging zal in deze gevallen de betrokken veehouder en zijn bedrijfsdierenarts informeren welke acties verder noodzakelijk zijn.

Een bedrijf dat zijn IBR-vrij statuut verliest door insleep of omdat er een klinische IBR-uitbraak is vastgesteld, is verplicht om een risicoanalyse uit te voeren. Contactbedrijven (weideloop, prijskampen, andere) kunnen mogelijk een opvolgingstest opgelegd krijgen.

Ongewijzigd bij detectie van insleep

DGZ raadt vrijwillige vaccinatie aan op risicobedrijven (bijvoorbeeld grote bedrijven met veel aankopen), altijd in overleg met de veehouder en de bedrijfsdierenarts én na een grondige risicoanalyse. Vaccinatie kan immers de gevolgen van een IBR-(her)insleep zeker helpen beperken.

Blijf IBR-vrij!

Elk vrij bedrijf dat nu geconfronteerd wordt met IBR-insleep is er één teveel. Sedert de aanvang van 2020 tot 17 juni 2020 hebben jammer genoeg 31 bedrijven hun IBR-vrije status verloren (zie tabel 1). Op 23 ervan ging het om insleep van het virus.

Met al 92% IBR-vrije bedrijven zijn de risico’s op IBR-verspreiding totaal niet meer vergelijkbaar met deze bij de aanvang van het programma. Op voorwaarde dat de voornaamste principes van bioveiligheid gerespecteerd worden, zeker wat de handel en de aankoop van runderen betreft, is het vandaag voor de meerderheid van rundveebedrijven een haalbare kaart om vrij te blijven van IBR.

Op meer dan 80% van de bedrijven die hun vrij statuut verliezen, heeft insleep van het virus te maken met een onveilige aankoop van dieren en dieren die in de handel besmet raken. In de laatste 3 jaar bracht het tweede aankooponderzoek nog een 870-tal IBR-dragers aan het licht in Vlaanderen en Wallonië. Dit is een sterke aanwijzing dat deze dieren een besmetting opliepen doordat ze in de handel gebracht werden.

Bijdrage door Sanitair Fonds

I3- of I4-bedrijven die geconfronteerd worden met een insleep van IBR en die daarom een volledige screening uitvoeren om alle IBR-dragers in kaart te brengen, kunnen een beroep doen op een bijdrage van het Sanitair Fonds in de analysekosten.

Als er bovendien een klinisch vermoeden is van aanwezigheid van IBR, draagt het Sanitair Fonds ook bij voor de analysekosten in het kader van een virologisch onderzoek van klinisch verdachte dieren.

 

Meer weten over de aanpak van IBR op uw bedrijf? Contacteer je bedrijfsdierenarts om of DGZ op tel. 078 05 05 23 of e-mail: helpdesk@dgz.be .

Lees ook in Melkvee

Meer artikelen bekijken