Startpagina Economie

Biolectric groeit internationaal, maar worstelt op thuismarkt met imago

Biolectric uit Temse groeit internationaal als kool, maar kampt op haar thuismarkt met een imagoprobleem. “Van de eerste generatie biogasinstallaties die het bedrijf in België verkocht, staan er relatief veel stil”, stelt verkoopdirecteur Hans Degrande vast. Het bedrijf zegt hiervan te hebben geleerd en blijft overtuigd dat de technologie een grote bijdrage kan leveren aan het verduurzamen – ecologisch en economisch – van de veehouderij.

Leestijd : 8 min

Biolectric is in 2011 gestart met een typische ingenieursfocus op het continu oppuntstellen van de technologie. Bij de toepassing van deze technologie zijn er in de beginjaren fouten gemaakt, onder meer te wijten aan het feit dat er te weinig mensen met landbouwkennis werkten. Het bedrijf heeft hieruit naar eigen zeggen geleerd en maakte volgens Degrande een radicale omslag met meer aandacht voor de concrete noden van de melkveebedrijven.

Sinds 2011 investeren heel wat melkvee- en varkensbedrijven in een po-cketvergister. “Kleinschalige vergisting laat bedrijven toe om op basis van drijfmest zelf in hun energie te voorzien. Bovendien kan zo de uitstoot van broeikasgasemissies uit mestopslag tot 70% worden verminderd” zegt Klaas Vanhee, die samen met Degrande verantwoordelijk is voor het commerciële luik. Het principe achter kleinere, decentrale biogasinstallaties is de circulaire economie ten voeten uit. “Bovendien kunnen boeren zo een bijkomende inkomstenbron aanboren, onafhankelijk van melk- of varkensvleesprijzen.”

Kinderziekten

Een veelbelovende technologie is één ding, een marktrijp product nog wat anders. In 2019 produceerden 23 van de in totaal 60 pocketvergisters in Vlaanderen géén elektriciteit of warmte. Hierbij werd het merendeel van deze 23 installaties meer dan 5 jaar geleden gebouwd. Dat meldde Vlaams minister Zuhal Demir (N-VA) onlangs aan het Vlaams parlement.

Er waren 2 soorten problemen, ofwel was de installatie niet correct afgestemd op de beschikbare mest op de boerderij, ofwel waren er technische tekortkomingen. Al te vaak werd de op papier lange levensduur van verschillende onderdelen zoals de motor, de verwarming en de vergistingstank niet gehaald en bleef de minimale verblijftijd van de biomassa in de vergister te ver onder de 30 dagen. Deze historische kinderziekten bezorgden de pocketvergisters een slechte naam.

Hoge bomen…

Het leeuwendeel van de pocketvergisters zijn afkomstig van Biolectric, dat installaties bouwt tot een vermogen van 74 kWh. Het bedrijf uit Oost-Vlaanderen is met voorsprong de grootste Europese producent van vergisters in dit segment. In totaal bouwde en leverde het bedrijf sinds haar oprichting meer dan 250 installaties in 10 verschillende landen. Frankrijk is hier de grootste markt. De concurrentie heeft eerder enkele of hooguit een tiental installaties geïnstalleerd.

“Het bewijs van de technologische evolutie kan worden afgeleid uit de cijfers”, vertelt Degrande. “Waar een installatie geplaatst voor 2017 gemiddeld 55% van de tijd elektriciteit produceerde, ligt dat rendement nu boven de 80%.” Biolectric baseert zich daarvoor op gegevens van 49 Belgische installaties. Dit rendement is op basis van het aantal geproduceerde kWh elektriciteit ten opzichte van het maximale. In business cases voor nieuwe klanten wordt maximaal uitgegaan van 7.500 draai-uren (circa 85%).

“Het bedrijf is achteraf gezien te gretig in de markt gedoken,” geeft Degrande toe. “We begonnen vanuit een goed idee. Een deel van de eerstegeneratieprojecten draait overigens nog steeds gewoon goed. Maar het bedrijf was echt een ingenieursbedrijf, dat te veel bezig was met techniek. De landbouwkennis en dus de aansluiting met het boerenbedrijf ontbrak vaak. De Vlaamse melkveehouders waren de eerste generatie klanten. Ze hebben, helaas, mee het leergeld betaald.

Dat spijt ons doch kijken met herwonnen vertrouwen naar de toekomst en zijn vastberaden, waar mogelijk, onze klanten van het eerste uur opnieuw voor ons te winnen.”

Nieuw management

“Biolectric is ingrijpend veranderd,” zegt Degrande. De Belgische beursgenoteerde holding Ackermans & van Haaren, die sterk in duurzame landbouw gelooft, nam begin 2019 een belang van 60% in het bedrijf en bracht enkele belangrijke nieuwe impulsen. Het management werd vernieuwd en de ploeg versterkt met ervaren mensen met een landbouwachtergrond met inbegrip van mezelf, als ex-manager in de kunstmestsector.”

“Niet alleen onze kennis van het landbouwbedrijf maar ook de mentaliteit is totaal veranderd,” zegt Vanhee,. “In het verleden kwam een nieuwe verkoop op de eerste plaats, waar we nu gewoon nee durven zeggen als we niet zeker zijn dat het een goeie zaak is voor de boer. Natuurlijk hebben we een commercieel belang bij verkoop maar als het bij boeren niet werkt, krijg je dat 2 keer zo hard terug, en terecht. De service na verkoop was stond in de beginjaren niet op punt. We bouwden systemen gedreven vanuit de technologie, maar waren te weinig een bedrijf waarbij de klant op de eerste plaats kwam…”

Vanuit internationaal perspectief bekeken is Biolectric een succesverhaal. Het bedrijf is met een omzet van om en nabij 10 miljoen euro en 47 werknemers een sterk groeiende KMO in de Belgische maak-economie. De vraag groeit sinds de overname met circa 50% per jaar. Zo wist Biolectric een deal te sluiten met de Nederlandse zuivelcoöperatie Friesland Campina, dat haar leden wil helpen het mestprobleem op te lossen. Geen sinecure: het was voor Biolectric meer dan 1 jaar testen en certificeren. “Voordat een bedrijf als FrieslandCampina je uitkiest, en dan nog als Belgisch bedrijf, moet je veel bewijzen. We zijn er trots op en zien het als een bewijs van onze evolutie.”

Het bedrijf heeft de ambitie op termijn 250 eenheden per jaar te leveren. Anders dan de concurrentie doet Biolectric geen projectwerk, maar levert het turn-key, gestandaardiseerde installaties. Wat zoveel betekent als dat de installatie compleet wordt aangeleverd en slechts enkele opties kunnen worden toegevoegd. Dat beperkt de keuzevrijheid voor de boer maar scheelt een stuk op de aankoopprijs.

Het idee is dat door de installatie te standaardiseren, kosten kunnen worden gedrukt en kwaliteit toch worden gegarandeerd. In de werkplaats is een productiesysteem opgetuigd om de specifieke zeecontainers die Biolectric gebruikt voor haar installatie snel en efficiënt uit te rusten. Degrande vat het idee samen als: “U mag de kleur van de vergister kiezen, maar het zal een grijze zijn.”

Volgens Degrande (links) en Vanhee groeit Biolectric internationaal snel, maar zitten misstappen uit het verleden het bedrijf op de thuismarkt dwars.
Volgens Degrande (links) en Vanhee groeit Biolectric internationaal snel, maar zitten misstappen uit het verleden het bedrijf op de thuismarkt dwars. - Foto: JCB

Sant in eigen land?

Vanhee: “In het buitenland sleept Biolectric de erfenis van de eerste generatie installaties niet mee. Dicht bij huis moet de verkoop nog aantrekken. Dat komt niet omdat er geen ruimte is in de markt, “Er is in België ruimte voor zeker een paar 100 installaties.”

Biolectric kampt in België met een imagoprobleem, maar voelt sinds midden vorig jaar een kentering in de markt. Verkopen in het buitenland maken dat het bedrijf snel groeit, maar zich daar bij neerleggen is geen optie. Vanhee: “De Belgische veeteelt behoort tot de meest efficiënte en duurzame ter wereld. Het zou jammer zijn mochten we door onze ongelukkige voorgeschiedenis de kans laat liggen om ook in België terug tot de top te behoren. Biogasinstallaties geven de boer de kans om energie-onafhankelijk te worden en zelf een steentje bij te dragen tot een beter klimaat. Daarnaast is het financieel een interessante aanvullende inkomstenstroom, los van de melk- of varkensprijs.”

“Varkensmest bevat een biogaspotentieel die ettelijke keren hoger ligt dan drijfmest van melkvee”, vertelt Degrande. In de praktijk kiezen vooral melkveehouders voor biogasinstallaties, onder meer omdat de varkensstallen vaak anders ingericht zijn en de mest al vergist onder de roosters. Dichte vloeren en de aanwezigheid van een mestschuif zorgen voor een betere mest en helpen een casus makkelijker rond rekenen. De installatie moet immers dagelijks gevoed worden met mest van voldoende kwaliteit. Dit moet geval per geval bekeken worden.

Rekenen maar

Vanhee schetst de business case voor een boer aan de hand van een voorbeeld: “Op een bedrijf met 110 koeien, dichte vloer en mestschuif, die 10.000 l per jaar leveren gaan we uit van zo’n 3.500 ton mest per jaar. Dat levert 30 m³ biogas op per ton. In totaal wordt zo dus jaarlijks ruim 100.000 kuub biogas gewonnen. Het elektrisch verbruik van dergelijk bedrijf komt neer op 100.000 kWh aan gemiddeld 21 cent per kWh.”

Als de boer in kwestie een installatie met geïnstalleerd elektrisch vermogen 22 kWh zou laten plaatsen, kost hem dit na aftrek van VLIF-steun en inclusief vergunningen en de aanleg van extra mestopslag bijna 165.000 euro. Het eerste jaar is het onderhoud inbegrepen, maar daarna kost het 9.400 euro per jaar.

De veehouder bespaart in verbruik van elektriciteit en warmte, kan een beetje elektriciteit terug leveren aan het net en ontvangt groenestroom- en warmtekrachtcertificaten. Jaarlijkse opbrengst: bijna 47.000 euro. Zonder andere investeringen blijft de terugverdientijd zo net onder de 4,5 jaar, waarbij een onderhoudscontract als investering kan worden gezien, gezien een gegarandeerd technisch rendement van 90% voor de komende 15 jaar.

“Het milieu wordt er ook beter van”, een aspect dat volgens Vanhee vooral aanslaat bij jongere boeren. “Onafhankelijkheid van stijgende energieprijzen en financiële opbrengst zijn meestal de hoofdredenen waarom men voor een installatie kiest, de positieve impact op milieu en klimaat is mooi meegenomen.” In bovenstaand voorbeeld, komt de vermeden uitstoot van broeikasgassen neer op 268 ton CO2 equivalenten per jaar. Dat is het equivalent van 150 auto’s en dit elk jaar ópnieuw. “Voor elke boerderij is de berekening anders, een volle vloer is een troef en volgens de mensen van het ILVO een noodzaak.”

Bovendien, soms als het in Amsterdam en Parijs begint te regenen, druppelt het in Brussel. “Ik vrees dat mestproblematiek eerder groter dan kleiner zal worden. Er zullen stemmen zijn die pleiten voor reductie van de veestapel. Ik vind dat we dat juist niet moeten doen. De efficiëntie van onze landbouw is ongekend. We moeten de mest aanpakken.”

‘Mest is van betere kwaliteit’

Koen Apers is melkveehouder en aardbeienteler in Haasdonk, vlakbij Beveren. Hij melkt 65 koeien met een melkrobot. Het bedrijf past het Kempensysteem van veevoederbedrijf ForFarmers toe, wat kort samengevat neerkomt op ‘minder werk, meer melk’. Bij het Kempensysteem bestaat het rantsoen van de koeien uit slechts 2 componenten: de KempenBrok en een structuurbron: een droge, structuurrijke graskuil of hooi. Apers liet in 2012 een installatie van Biolectric bouwen, tegelijk met zijn nieuwe stal. De installatie vertoonde vaak technische gebreken en op kantoor in Temse legde men de schuld bij Apers zelf. “De mentaliteit was: het zal wel aan de boer liggen. Een tijd lang heeft het maar gewoon stil gestaan. Het was dikke miserie.”

Apers had problemen met een eerdere installatie, maar is tevreden over de nieuwe die hij kocht.
Apers had problemen met een eerdere installatie, maar is tevreden over de nieuwe die hij kocht.

Toch koos Apers uiteindelijk voor een nieuwe generatie Biolectric-machine, overtuigd door het nieuwe management en de wetenschap dat het principe achter biogasinstallaties geweldig is. “Als het systeem werkt, werkt het goed in zoveel opzichten. Het verlaagt je elektriciteitskosten en de warmte die vrijkomt, gebruik ik voor het reinigen van de melkrobot en de koelcontainer. Ik ben niet meer volledig afhankelijk van een externe leverancier.”

De mest die overblijft is volgens hem van betere kwaliteit dan voorheen, en verdeelt hij over zijn grasland. Apers’ technisch rendement wordt geborgd door een onderhoudscontract en om de 400 uren ververst Apers zelf onder andere de olie, met onderdelen en instructies van Biolectric. “Daarnaast is het 10-15 minuutjes per dag even passeren en eens kijken op de app.” Als er iets mis gaat, wordt nu wel de telefoon opgenomen. “Soms bellen ze ook zelf. Want als de motor niet goed draait bijvoorbeeld, krijgen ze daar op kantoor ook een foutmelding.”

Jan Cees Bron

Lees ook in Economie

Meer artikelen bekijken