Startpagina Economie

Landbouw tijdens de oorlog: De Duitsers wilden totale controle over productie en prijzen

In september 1944 werd het grootste deel van België bevrijd van de Duitse overheersing. Hoe gaven de Nazi’s eigenlijk gedurende de bezettingsjaren vorm aan het landbouw- en voedselbeleid? We vroegen het historicus en onderzoeker Dirk Luyten. Een verhaal over België als netto-importeur, de Duitse controle over productie en prijzen en een verbazingwekkend grote zwarte markt.

Leestijd : 7 min

De Tweede Wereldoorlog ligt 75 jaar achter ons. Toch zijn niet alle aspecten onderzocht, benadrukt historicus Dirk Luyten van het Rijksarchief / Cegesoma (Studiecentrum Oorlog en Maatschappij). Het gaat om het Belgische expertisecentrum over conflictgeschiedenis in de twintigste eeuw. Daarbij ligt de nadruk op de Eerste en de Tweede Wereldoorlog. Luyten richt zich in zijn onderzoek onder meer op de sociaal-economische geschiedenis, de economische collaboratie en de repressie.

Het landbouwbeleid is daar een onderdeel van. Maar eerst: een Studiecentrum dat zich verdiept in de Tweede Wereldoorlog… is alles inmiddels niet in kaart gebracht? “Nee hoor”, zegt Luyten beslist. Het is geen hobbyisme. “Er zijn nog altijd veel aspecten die niet grondig zijn onderzocht. Om een volledig beeld te krijgen van de geschiedenis van de bezetting is voor een aantal domeinen verder wetenschappelijk onderzoek nodig. Een tweede reden waarom we nog onderzoek doen ligt aan de maatschappelijke impact, die nog altijd groot genoemd mag worden.”

België was netto-voedselimporteur

Uitgerekend het landbouwbeleid van tijdens de oorlogsjaren is zo’n matig onderzocht thema, net als het economische beleid in algemene zin. Veel is wel ergens opgetekend, maar een samenhangend plaatje ontbreekt. Luyten schetst om te beginnen het grote kader van mei 1940, als Nazi Duitsland met de Achttiendaagse Veldtocht België verovert.

“We kenden een liberale landbouw-economie, waarbinnen de handel noch prijzen strikt gereglementeerd waren. Het sterk geïndustrialiseerde België was een netto-importeur van voedsel, vooral granen kwamen van elders.” Tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt de hele landbouw, ook de prijzen strikt gereglementeerd.

Controle over productie en prijzen

Op instigatie van de Duitsers wordt in augustus 1940 de Nationale Landbouw en Voedingscorporatie opgericht, een organisatie naar Belgisch recht. Boeren vechten later de oprichting aan, vooral omdat ze een groot deel van hun productie aan de corporatie moeten afstaan en lidmaatschap verplicht is. Ze krijgen van de vrederechter in Louveigné gelijk: het is een onwettelijk instituut. “Weinig verrassend trok de bezetter zich weinig aan van de uitspraak, ook al leidde die tot een grote gerechtelijke crisis: de organisatie blijft verder functioneren.

Formeel is de oprichtende partij het comité van de secretarissen-generaal – in de oorlogsjaren het hoogste bestuurlijk-politieke orgaan in bezet België. De Belgische regering was anders dan de Belgische koning naar Londen getrokken en het parlement had het bestuur overgedragen aan het comité. Het comité moet in eerste plaats de continuïteit van de staat waarborgen en conformeert zich dan ook in belangrijke mate aan de Duitse wil.

De Nationale Landbouw en Voedingscorporatie is gemodelleerd naar de Reichsnährstand. Na de machtsovername van de NSDAP in Duitsland werden alle personen die betrokken waren bij de productie en verkoop van landbouwproducten op één lijn gebracht in de Reichsnährstand onder leiding van rijksminister voor landbouw en voedsel Walther Darré, een doorgewinterde Nazi.

Om dat laatste te benadrukken: in september 1933 werd de Blut und Boden -ideologie het uitgangspunt voor het Reichserbhofgesetz, waarin het erfrecht in relatie tot de landbouw geregeld werd. Hierin werd vastgelegd dat alleen die persoon boer kon zijn die ‘ deutschen oder stammesgleichen Blutes’ is. Alleen Ariërs mochten boer zijn en wie dat niet was, moest dus worden uitgefaseerd.

Ideologisch gedreven bemensing

De Nationale Landbouw en Voedingscorporatie wordt vooral gevuld met mensen die relatief dicht bij de Nazi-ideologie staan. Aan Vlaamse kans is dat het Vlaams Nationaal Verbond (VNV) dat in de jaren 30 is opgericht door Staf De Clercq. De partij streeft onder meer Vlaamse afscheiding na en kreeg al sinds 1937 geldelijke steun van Nazi Duitsland. Aan Waalse kant is dat het fascistische Rex. Met de corporatie willen de machthebbers volledige controle krijgen over de handel en wandel van de landbouw en voedselverwerking.

De corporatie krijgt niet minder dan 12.000 werknemers. Het is ook voor een tijd zonder computers en internet een immens aantal. “België was op dat moment niet zelfvoorzienend”, benadrukt Luyten. “De Britten legden een zeeblokkade aan, zodat België haar granen niet meer van overzee kan halen en dus van Duitsland afhankelijk is voor de noodzakelijke import.” Deze positie gaf Duitsland veel macht over België. “Men moest gaan importeren uit Duitsland of door Nazi- Duitsland gecontroleerde gebieden.

Gesloten handelssysteem

Het communisme was de grote vijand, maar de controle over de economie bij de fascisten bijna net zo groot. Dat lijkt vreemd, maar wie de ideologie van de Nazi’s bestudeert begrijpt het wel, aldus Luyten. “Men wilde politieke controle en het Nazisme exporteren. In beginsel betekent dit het afwijzen van het liberalisme. Er is wel een duidelijk verschil met communisme: er werden geen bedrijven onteigend behalve als die van joden waren. Topindustriëlen beslisten mee, en behielden hun macht.”

Import van voedsel werd door de Duitsers gecontroleerd via de ‘clearing’. Er was geen betaling in munt voor internationale handel maar een verrekening van import en export. Je kreeg een soort trekkingsrecht. Voor wat je verkocht, kon je kopen. Eigenlijk een gesloten systeem.” Prijzen en lonen werden door het Commissariaat voor Prijzen en Lonen bepaald, en waren laag te noemen voor landbouwproducten.

De landbouwproductie werd door de Duitsers sterk gereguleerd, en bevorderde een plantaardig dieet.
De landbouwproductie werd door de Duitsers sterk gereguleerd, en bevorderde een plantaardig dieet. - Foto: Soma

Magere voedselrantsoenen

Aan de kant van de consument werd voedsel op de bon verkrijgbaar. Toen de oorlogsdreiging begon, had de Belgische regering al een rantsoenering ingesteld. De nieuwe machthebbers zetten het systeem voort en maken het stringenter. Het wisselde maar een Belg kreeg tijdens de bezetting gemiddeld 250 g brood per persoon per dag. “Dat is niet zoveel als je bedenkt dat een regulier brood vandaag 800 g zwaar is. In 1942 hadden stedelijke arbeiders evenveel voedsel als in 1850…”

De calorie-inname was voor de bezetting 2.400 kilocalorieën. Tijdens de bezetting was dit nog maar 1.380 kilocalorieën. “De bevolking vermagerde.” De bevolking reageerde op veel plekken door volkstuintjes aan te leggen. De talloze verenigingen voor volkstuintjes houden de vraag niet meer bij. In de steden worden in brede lanen gewassen gezet. Het Jubelpark in Brussel wordt een eerste experiment in stadslandbouw.

De rantsoenering was ook ideologisch gedreven. Hoe Arischer het volk in de ogen van de Nazi’s was, des te meer men kreeg. Zo kregen Nederlanders en Denen meer dan Fransen. België lag als land tussen Noord- en Zuid-Europa ook qua rantsoenering tussen Frankrijk en Nederland in.

Bijkomend probleem was dat het rantsoen zelden volledig werd gedekt – een opvallend verschil met Nederland. “Dus moest men op een andere manier voedsel kopen. De zwarte markt groeide, en niet zo’n beetje.” Luyten trekt de vergelijking met buurland Nederland, dat tegen het einde van de oorlog tijdens de ‘hongerwinter’ grote voedseltekorten kende, met ook als gevolg een boomende zwarte markt.

België werd in een paar dagen bevrijd, nog voor de zeer problematische oorlogswinter van 1944. Het grootste deel van Nederland werd door het falen van Operation Market Garden, een beroemde luchtlandingsactie waarop de film A Bridge too Far is gebaseerd, pas in mei 1945 bevrijd. Onder meer afgesneden transportlijnen, brandstoftekorten en een bewuste Duitse voedselblokkade van West-Nederland leidden tot ten minste 20.000 hongerdoden. Nog eens circa 200.000 Nederlanders werden ziek van de honger.

Overontwikkelde zwarte markt

“Je kunt je voorstellen dat in zo’n context van tekorten een grote zwarte markt ontstond, net zoals in Nederland tijdens de hongerwinter.” Niet dat er geen honger was, want die was er vooral in de Waalse industriegebieden wel degelijk. “Hoe dichter bij de voedselproductie, des te minder honger. Daarom werden overal in Europa stedelijke gebieden het zwaarst geraakt. De zwarte markt situeerde zich niet toevallig vaak bij kleine steden omringd door landbouw, en met een tram. “Dames verborgen voedsel onder hun rokken.”

Werden boeren rijk van de zwarte markt? “Rijk is een groot woord. De inkomens waren in de landbouw in gewone jaren niet hoog. Door de smokkel verdienden sommigen zeker goed tijdens de oorlogsjaren. Als we kijken naar de spaarkas van de Boerenbond in deze jaren, dan zien we dat de deposito’s in de periode van 1940 tot en met 1944 toe zijn genomen met 425%. Bij andere spaarkassen waar vooral de gewone middenstand of burger zijn geld deponeert, dan zien we in die periode nulgroei of krimp.”

De zwarte markt roept niet alleen weerstand op bij de machthebbers, maar ook bij bijvoorbeeld arbeiders. “Bij stakingen, die formeel verboden waren maar vaak toch doorgingen, werd geprotesteerd tegen de uitwassen van de zwarte markt.” Werkgevers kopen voedsel op de zwarte markt om gefrustreerde arbeiders tegemoet te komen. Arbeiders die zwaar werk deden, kregen overigens wel iets grotere rantsoenen dan burgers.

Duits landbouwbeleid voor België

Tot zover het voedselbeleid. Aan de landbouwkant, ontwikkelden de machthebbers een visie op de economische ontwikkeling. Het Duitse militaire bestuur telt veel officieren die afkomstig zijn uit grote Duitse bedrijven, zoals Bauknecht. Ze organiseren doorlichtingen van bedrijven, en proberen actief de Belgische industrie te doorgronden en verbeteren.

De Duitse organisatiedrift brengt België qua doelmatigheid wel wat bij, zegt Luyten. “Duitsland was verder in het werken met gestandaardiseerde procédé’s in de industrie.”

Men wil niet direct België zelfvoorzienend maken, want dat was op dat moment geen realistisch doel. Maar men wilde wel de afhankelijkheid van het buitenland wat verminderen. Onder meer door het belang van dierlijke voeding in het dieet te verminderen.”

De veestapel werd door de corporatie gedetailleerd in kaart gebracht. Wat volgde was een maximum aantal dieren, of eerder een vast aandeel dat je verplicht moest afgeven aan de corporatie. Het idee was dat het doelmatiger is om plantaardig voedsel rechtstreeks te nuttigen, in plaats van via het dier. “Dieren waren in concurrentie met mensen om voeding.”

Oorlogsmachine moet draaien

Het opvoeren van de landbouwproductie dient vanuit de beleidsmakers ook een praktisch doel. Hongerige mensen werken niet hard. België was na het Verenigd Koninkrijk het eerste land op het continent dat de Industriële Revolutie doormaakte, wat mede verklaart waarom de landbouw zich niet zo sterk had ontwikkeld als elders. De industriële productie moest op peil blijven om de Duitse oorlogsmachine te kunnen laten draaien.

De landbouwproductie blijft tijdens de oorlogsjaren redelijk op peil. “Dat is dus een verschil met de Eerste Wereldoorlog. Toen is veel productie verloren gegaan door het IJzerfront. In de Tweede Wereldoorlog wordt in België wel gevochten, maar er waren geen slagvelden waarop jarenlang werd gevochten, met alle ontregelende gevolgen van dien.”

Jan Cees Bron

Lees ook in Economie

Meer artikelen bekijken