Startpagina Granen

Graanoogst 2020 gekenmerkt door grote heterogeniteit

De teeltomstandigheden waren dit jaar niet evident. Dat maakt dat de oogstresultaten – kwantitatief en kwalitatief – erg verschillend waren naargelang de regio. Algemeen waren de graanopbrengsten wel gemiddeld ten opzichte van het vijfjarig gemiddelde en ook de kwaliteit viel goed mee. Fegra, de federatie van de Belgische graanhandel, maakte een overzicht.

Leestijd : 6 min

Fegra, de federatie van de Belgische graanhandel, maakte zowel kwantitatief als kwalitatief een evaluatie op van de Belgische oogst 2020 van strogranen (exclusief maïs). Dit op basis van de voorlopige cijfers van de verzamelaanvragen van het Vlaams en Waals gewest en een uitgebreide enquête over de geobserveerde opbrengsten onder de leden.

Opbrengsten

Granen De oogst van 2020 is gekenmerkt door uiteenlopende omstandigheden, afhankelijk van de ligging van de percelen, waardoor er een zeer grote heterogeniteit is ontstaan in de opbrengsten. Overvloedige regenval in de winter, voornamelijk in februari en begin maart, een uitzonderlijk lange droogte in het voorjaar, regen in juni en verschroeiende periodes in de zomer, kenmerken de klimatologische omstandigheden van 2020. Er werden enkele hittegolven geregistreerd, maar die hadden relatief minder impact dan de voorgaande 3 jaar.

In vergelijking met 2019, dat beschouwd werd als een zeer goed jaar, zijn de opbrengsten procentueel lager -12% (- 5% ten opzichte van het vijfjarig gemiddelde). Het totale graanareaal daalde met 2,5% (314.204 ha in 2020 tegenover 322.135 ha in 2019) en compenseerde daarmee de lichte areaalstijging van 2% in 2019. Sinds 2017 is het areaal granen vrij stabiel gebleven.

Het totaal gecollecteerde volume aan strogranen wordt voorlopig geraamd op 2.304.891 ton, of 15% minder dan de productie van vorig jaar (2.716.614 ton). De productie van de 2 belangrijkste gewassen, tarwe en gerst, kende eveneens een daling van respectievelijk 17 en 19 %. Dit komt door een (lichte) areaaldaling ten opzichte van 2019 en door een afname van de opbrengst (ton/ha) ten opzichte van 2019 (gekenmerkt door zeer hoge opbrengsten). De andere teelten vertonen een gelijkaardig patroon.

Een opvallende ontwikkeling is dat er weer meer zomergraan gezaaid wordt, met een geschatte areaaltoename van zo’n 50% (tot bijna 6.000 ha). Dit was in veel gevallen een noodoplossing, gezien de (te) natte inzaaiperiode in het najaar van 2019, waardoor de wintergranen niet altijd goed konden ingezaaid worden.

Koolzaad De koolzaadoogst was beter dan vorig jaar, met een opbrengst van zo’n 4,3 ton/ha, maar met dezelfde heterogeniteit van resultaten als bij granen. Er is echter een verdere afname in oppervlakte (-15% tegenover 2019). De klimatologische omstandigheden waren dit jaar beter dan vorig jaar voor koolzaadteelt en de insectenlast was ook beperkter.

Regionale trends

Wat de regionale trends betreft, registreerde Vlaanderen een daling van 2,2% in het graanareaal (-3.120 ha). Wat betreft de keuze van granen worden opnieuw veranderingen waargenomen: maïs laat een stijging zien van ongeveer 3,5% ten nadele van tarwe en wintergerst. De toename van het areaal zomergranen is het meest zichtbaar in Vlaanderen, met een stijging van 95% (bijna een verdubbeling van het areaal).

In Wallonië wordt een daling van 2,6% (-4.811 ha) waargenomen. De daling is het grootst bij wintertarwe en wintergerst. Verder hebben de zomergranen ook hier een areaalstijging, hoewel in beperkte mate, met een toename van 33%. De meest opvallende verschuiving in Wallonië is de stijging in het speltareaal, met een toename van zo’n 19% (+2.322 ha) ten opzichte van 2019. De andere teelten zijn vrij stabiel in areaal.

Dit jaar waren de opbrengsten zeer heterogeen en afhankelijk van het type grond. Zwaardere gronden (kleigronden, leem of zand-leem) hadden aanzienlijk hogere opbrengsten dan de lichtere (zand) gronden, grotendeels veroorzaakt door de hevige regenval in het najaar van 2019 en de droogte in het voorjaar. Hierbij is vooral de structuur van de gronden de bepalende factor geweest in de opbrengst. Een illustratief voorbeeld hiervan is tarwe, waarbij opbrengsten van circa 11-12 ton/ha gehaald werden op zware gronden, terwijl dit op lichtere gronden slechts rond de 6 ton/ha was.

Kwaliteit viel mee

In tegenstelling tot 2019 zorgde de regenpauze deze zomer voor een oogst onder zeer goede omstandigheden. Aanhoudend droog weer en het gebruik van performante machines bevorderden een zeer snelle oogst. De granen hebben ook goed kunnen afrijpen in hun laatste stadia. Door deze klimatologische omstandigheden zijn de hectolitergewichten relatief goed voor tarwe (ongeveer 78-79 kg), waarbij observaties onder deze waarden zeldzaam zijn. Het was niet uitzonderlijk om hogere hectolitergewichten dan 80 en meer te meten. Voor gerst liggen de gemeten waarden rond de 65 kg, een aanzienlijk deel zelfs hoger dan deze waarde, met uitschieters tot 70 kg.

Met iets lagere opbrengsten dit jaar zijn de eiwitgehaltes in baktarwe iets hoger dan in 2019, met een overgrote meerderheid tussen 10,5% en 12%. Gehaltes boven de 12% zijn eerder uitzonderlijk. Dit wordt zowel in Vlaanderen als Wallonië vastgesteld.

De over het algemeen goede weersomstandigheden, zowel tijdens bloei als bij de afrijping, hebben de ontwikkeling van fusariose belemmerd, zodat het contaminatieniveau met mycotoxines zeer beperkt is.

Men kan dus besluiten dat de opbrengsten gemiddeld waren ten opzichte van het vijfjarig gemiddelde, en beduidend lager dan die van 2019 (dat een zeer goed jaar was). Ze worden ook gekenmerkt door een grote heterogeniteit, afhankelijk van de regio. De granen hadden ook een zeer goed Hagberggetal en hectolitergewicht, en een goede kwaliteit, zonder gevaar voor mycotoxinecontaminatie.

Ook wisselende opbrengsten in rest van Europa

Op Europees niveau spreekt men van een degelijke tot matige oogst van strogranen, ten gevolge van de wisselende neerslag (eerst te veel, dan weer te weinig). De laatste schattingen wijzen op een daling van ongeveer 4% ten opzichte van 2019.

In onder andere Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk (VK) zou de graanoogst tegenvallen. In Duitsland daarentegen wordt een stabiele opbrengst verwacht (ondanks het iets lagere areaal), dit dankzij hogere rendementen voor zowel strogranen (tot 2%) als oliezaden (tot 7-8%). In Spanje ligt de opbrengst ook hoger dan in 2019, dankzij een stijging in het rendement van bijna 29% (voldoende regen). Hierdoor heeft Spanje een productieverhoging van bijna 30% (areaal is quasi gelijk gebleven). Duitsland en Spanje zijn zo de Europese uitzonderingen op dit verhaal. De andere Europese landen geven namelijk dezelfde tendensen als Frankrijk of het VK.

In tegenstelling tot Europa spreekt men in Rusland en vooral Oekraïne weer van hoge opbrengsten (net zoals de andere landen rond de Zwarte Zee). Momenteel zou nog een derde van de Russische oogst op de akkers staan. Ook de maïs zou hoge rendementen halen.

Wereldwijde handel reageert afwachtend

De International grains council (IGC) raamt de wereldproductie van tarwe op 763 miljoen ton (met een verwachte consumptie van 749 Mt). Ondanks de productiedaling in Europa, behalen we quasi het niveau van 2019 (toen werd 765 Mt voorspeld, met een effectieve productie van 762 Mt). Dit is vooral dankzij de goede opbrengsten en hoge productie in de andere grote producerende landen.

Voor maïs wordt een wereldwijde productie geraamd van 1,17 miljard ton. Hiermee wordt weer het record gebroken. Er wordt een groter aandeel maïs voor voeder verwacht. Daarnaast groeit de vraag naar maïs het snelst (wereldwijd + 33 Mt per jaar). De wereldwijde effectieve maïsopbrengsten zullen net zoals in 2019 verder determinerend zijn voor de ontwikkeling van de andere graanprijzen (door substitutie), want een groot deel maïs moet nog geoogst worden en in de Verenigde Staten – één van de grootste maïsproducenten – zou onzekerheid zijn over de voorspellingen als gevolg van recente stormen.

De prijzen hebben een vrij volatiel verloop gekend voorbije weken, al zijn ze sinds vorige week terug wat gestabiliseerd. Dit is voornamelijk te wijten aan het feit dat veel van de maïs nog moet geoogst worden en de weersomstandigheden in de Verenigde Staten kunnen leiden tot een aanzienlijke herziening van de opbrengsten. Handelaars wachten daarom op verdere informatie. Hoe zullen deze herzieningen zich vertalen in de maïsprijzen en vervolgens (door substitutie-effect), in de andere graanprijzen? De Chinese vraag voor onder andere maïs blijft hoog en drijft de prijzen op.

Momenteel blijft het dus speculeren. Pas wanneer de graan- en maïsoogsten binnen zijn, zullen we een objectiever beeld hebben.

Fegra

Lees ook in Granen

Meer artikelen bekijken