Startpagina Granen

Wintertarwe scoorde niet slecht in 2020

In het Vlaams Gewest werden door het Landbouwcentrum Granen Vlaanderen 8 rassenproeven op wintertarwe aangelegd tijdens het seizoen 2019-2020.

Leestijd : 10 min

Het rassenonderzoek werd gerealiseerd door:

- de Vlaamse overheid, Departement Landbouw en Visserij, Afdeling Beleidscoördinatie en Omgeving, Team voorlichting in samenwerking met Inagro vzw, afdeling akkerbouw, Rumbeke-Beitem (proefplaatsen: Bertem en Sint-Martens-Lennik, provincie Vlaams-Brabant)

- Inagro vzw, afdeling Akkerbouw, Rumbeke-Beitem (proefplaatsen: Koksijde en Zuienkerke-Houtave in de kustpolder, en Zwevegem-Sint-Denijs, provincie West-Vlaanderen). De proef te Zuienkerke-Houtave werd niet weerhouden wegens droogteproblemen.

- Universiteit Gent, faculteit Bio-ingenieurswetenschappen, vakgroep plant en gewas en Hogeschool Gent, faculteit Natuur en Techniek, Gent (proefplaats Oosterzele-Scheldewindeke, provincie Oost-Vlaanderen)

- vzw PIBO Campus en het Provinciaal Instituut voor Biotechnisch Onderwijs (PIBO), Tongeren (proefplaats Tongeren-Koninksem, provincie Limburg)

- het Vrij Technisch Instituut, Land- en Tuinbouw, Poperinge (proefplaats Poperinge, provincie West-Vlaanderen).

Een overzicht van de rassen in proef is weergegeven in Tabel 1.

WT1

Het rassenonderzoek vond plaats onder praktijkomstandigheden. Er werd een standaard zaaizaadbehandeling toegepast. De ziektebestrijding werd uitgevoerd op basis van de ziektedruk in het perceel.

Doorgaans werden er 2 fungicidebehandelingen (bladbehandeling en aarbehandeling) ingezet. Waar gele roest vroeg aanwezig was werd er een vroege bladbehandeling ingezet, wat resulteerde in 2 bladbehandelingen en een aarbehandeling.

Net als bij de wintergerst, bleek dat het jaar 2020 ook voor de wintertarwe veelal ietsje mindere opbrengsten gaf. Gemiddeld is dit 711 kg/ha in proefomstandigheden.
Net als bij de wintergerst, bleek dat het jaar 2020 ook voor de wintertarwe veelal ietsje mindere opbrengsten gaf. Gemiddeld is dit 711 kg/ha in proefomstandigheden. - Foto: TD

Korrelopbrengsten

Bij de rassenkeuze zijn, voor wat de korrelopbrengst betreft, de regelmatigheid van het ras over de diverse proefplaatsen binnen hetzelfde jaar belangrijk, alsook de regelmatigheid van het ras over de jaren. Bij de rassenkeuze is het immers niet aangewezen zich enkel te laten leiden door de opbrengstcijfers van één jaar. Om het opbrengstvermogen van een ras optimaal te evalueren is het noodzakelijk resultaten over meerdere proefjaren (bij voorkeur minstens 3 proefjaren) te beschouwen. De opbrengstcijfers van één jaar zijn immers eigen aan de groei- en klimaatsomstandigheden van het betreffende jaar.

Gesteld kan worden dat het meerjarig gemiddelde van een ras des te betrouwbaarder is, naarmate de korrelopbrengst van het ras over de jaren stabieler is. Bij de rassen waar slechts één jaar resultaten beschikbaar zijn, is de nodige omzichtigheid zeker geboden bij de beoordeling.

Daarnaast dient er bij de rassenkeuze ook rekening gehouden te worden met onder andere legergevoeligheid, ziektegevoeligheid of andere eigenschappen.

Tevens is het belangrijk om, in functie van het uit te zaaien areaal wintertarwe, meerdere rassen te kiezen om aldus aan risicospreiding te doen. Resultaten uit het verleden leren trouwens dat het opbrengstpotentieel van rassen wisselend kan zijn in functie van het perceel en het jaar; soms zijn zowel de perceelsverschillen als de jaarverschillen zelfs zeer groot.

Eveneens wordt vastgesteld dat in functie van de vroegrijpheidsklasse (vroege tegenover late rassen) de resultaten wisselend kunnen zijn tussen de jaren. Hetzelfde wordt ook vastgesteld met de zaaidatum (vroege tegenover late zaai). Om dit te ondervangen is spreiding van de rassen in vroegrijpheid aan te bevelen en bij de zaai ook te spreiden in zaaidatum. Dit alles moet uiteraard ook bekeken worden met de mogelijkheden op perceelsniveau.

In de tabellen is de korrelopbrengst per ras weergegeven in relatieve cijfers (procenten) ten aanzien van het gemiddeld resultaat van de getuigerassen. De gemiddelde opbrengst van een ras over de proefplaatsen is uiteraard betrouwbaarder naarmate het op een groter aantal proefplaatsen slaat en de korrelopbrengst over de proefplaatsen regelmatiger is.

Leem- en zandleemgebied

Vergelijken we de korrelopbrengsten over de jaren heen (tabel 3), dan merken we dat de gemiddelde korrelopbrengst van de getuigerassen in 2020 (11.786 kg/ha) niet veel verschilt met die van 2019 (12.497 kg/ha), dat overigens het beste jaar was sinds 2016 (8.476 kg/ha). Het resultaat in 2020 was dus niet zeker niet slecht. In de jaren 2017 en 2018 waren de resultaten ook goed, met korrelopbrengsten tussen 11 en 12 ton.

Als men focust op de rassen zelf (tabel 2 en 3), zijn er die al meerdere jaren meegaan in de proefveldwerking. Echter, het aantal nieuwelingen in de lijst mag men dit jaar zeker niet onderschatten. Van de 28 rassen die in 2020 werden beproefd, lagen er 11 voor het eerst in proef aan.

5 jaar in proef

De rassen die 5 jaar in proef liggen, scoren over die 5 jaar meer dan het gemiddelde. Gedser doet het goed over de laatse 5 jaar. De korrelopbrengst van dit ras was het op één na hoogste in 2020, namelijk 103,1 %.

Mentor en Graham haalden het gemiddelde in 2020 niet. Mentor haalde in 2020 1,2% onder het gemiddelde, deed het gemiddeld in 2019, goed in 2018 en 2017, en in 2016 scoorde het nog zeer goed. Graham scoorde 1,1% onder het gemiddelde over de laatste 3 jaar, en deed het goed in 2017 en 2016.

4 jaar in proef

KWS Smart en KWS Dorset liggen al 4 jaar aan in proef. KWS Smart doet het met een gemiddelde van 102,4 % iets beter dan KWS Dorset, die gemiddeld 99,4 haalt. Over de laatste 4 jaar scoorde KWS Smart gemiddeld tot eerder goed. KWS Dorset deed het nog goed in 2017, maar haalde de laatste 3 jaar het gemiddelde niet meer; het scoorde gemiddeld 1,5 % lager.

3 jaar in proef

De vijf rassen die 3 jaar in proef aanliggen, halen een bovengemiddelde score over de 3 jaar heen gezien. Gleam deed het gemiddeld tot eerder goed over de laatste 3 jaar. Chevignon en Johnson deden het goed over de laatste 3 jaar. Gleam, Chevignon en Johnson stonden qua korrelopbrengst in de top 5 in 2020 voor de leem- en zandleemstreek.

Bennington en Safari haalden een score onder het gemiddelde in 2020, respectievelijk 99,5 % en 98,2 %. LCG en partners beoordeelden Bennington gemiddeld tot goed over de laatste 3 jaar. Safari deed het goed in 2018 en gemiddeld in 2019.

2 jaar in proef

De rassen LG Skyscraper en Extase beoordeelden LCG en partners goed over de laatste 2 jaar. WPB Calgary en Ragnar deden het gemiddeld tot goed over de laatste 2 jaar. Campesino haalde erg wisselende resultaten naargelang het jaar: 3,1% onder het gemiddelde in 2020 (96,9%) en zeer goed in 2019 (107,5%).

LG Imposanto scoorde de laatste 2 jaar onder het gemiddelde, met een gemiddelde van 2,5 % eronder. Ook Imperator scoort al 2 jaar gemiddeld 5,2 % onder het gemiddelde. Met een score van 92,2 % in 2020 was Imperator wel het slechtst scorende ras op de leem- en zandleemgebieden.

Eerste jaar in proef in 2020

De 11 rassen die voor het eerst in proef lagen in 2020, kennen wisselende resultaten. Echter, omdat het maar gaat om 1 jaar proefresultaten, is het te voorbarig een goede conclusie te trekken, aangezien er hiervoor meerdere proefjaren nodig zijn (liefst 3 jaar).

Het meest beloftevol blijkt KWS Keitum, die ook de hoogste korrelopbrengst in de leem- en zandleemstreek op haar naam kan schrijven. LG Spotlight, SU Ecusson en Winner scoorden goed. De 2 nieuwe hybrides in proef, Hymalaya en Hypocamp, deden het gemiddeld.

De andere nieuwelingen in de proeven (SY Insitor, Avignon, Cubitus, Childeric en LG Lunaris) scoorden 1,2 % tot 5,3 % onder het gemiddelde.

WT2
WT3

Kustpolder

De korrelopbrengsten over de jaren heen (tabel 5) tonen grote verschillen. In 2020 was de gemiddelde korrelopbrengst (11.251 kg/ha) van de getuigerassen in de kustpolder nog lager dan in 2016, dat al een slecht jaar was (11.838 kg/ha). In 2017, 2018 en 2019 werden er opbrengsten gehaald tussen de 13 en 16 ton.

Voor 2020 werden aan de kustpolder 22 rassen ingezaaid (tabel 4 en 5), 6 minder dan in de leem- en zandleemgebieden. KWS Dorset, Chevignon, Extase, Ragnar, Imperator en KWS Keitum werden niet beproefd. 10 rassen lagen nieuw aan in proef.

5 jaar in proef

De 4 rassen die al 5 jaar in proef liggen, scoren elk anders, maar geen een in de top 5 qua korrelopbrengst. KWS Smart scoorde goed over de laatste 5 jaar. Enkel in 2019 scoorde het 1,5 % onder het gemiddelde. Gedser deed het gemiddeld in 2020, goed in 2019, 2017 en 2016, maar kende een dipje in 2018 met een score die 6,6% onder het gemiddelde lag. Mentor scoorde gemiddeld over de laatste 5 jaar, maar nogal variërend in functie van het jaar (van 95,2% in 2017 en 95,7% in 2020 tot 106,7% in 2018). Graham deed het gemiddeld over de laatste 2 jaar. De score viel tegen in 2018 (10,6% onder het gemiddelde), maar was goed in 2017 en 2016.

3 jaar in proef

Onder de rassen die 3 jaar in proef liggen, zijn er 2 die goed tot zeer goed scoren over deze periode. Het gaat om de rassen Gleam en Johnson. Beide staan ook in de top 5 als het gaat om korrelopbrengst in 2020 aan de kustpolder. Verder scoort Bennington goed over de laatste 3 jaar. Safari’s score varieert dan weer in functie van het jaar: van 2,1% onder het gemiddelde over de laatste 2 jaar tot 112,6% in 2018.

2 jaar in proef

Tussen de rassen die 2 jaar in proef liggen, zijn er grote verschillen. Allereerst heb je LG Skyscraper, die het goed tot zeer goed doet over de laatste 2 jaar. Met een resultaat van 107,3 %, scoorde het ras als tweede beste qua korrelopbrengst aan de kustpolder in 2020.

LG Imposanto deed het maar gemiddeld over de laatste 2 jaar. De scores van WPB Calgary en van Campesino waren slechter, met resultaten die respectievelijk 1,1 % en 3,7 % onder het gemiddelde waren over de laatste 2 jaar.

Eerste jaar in proef in 2020

Net als in de leem- en zandleemgebieden zijn de verschillen in resultaten tussen de rassen groot. Ook hier moet men bemerken dat men voorzichtig moet zijn om te oordelen over resultaten van slechts één proefjaar. Wat opvalt, is dat de hybrides het in de kustpolder zeer goed doen. Hun korrelopbrengsten staan zelfs op nummer 1 en 3 van de top 5 genoteerd in 2020 voor de kustpolder.

De rassen LG Spotlight, SY Insitor, Childeric en Cubitus doen het echter ook goed. SU Ecusson en Winner doen het volgens LCG en partners gemiddeld.

Avignon en LG Lunaris doen het onder de nieuwelingen het minst goed, met een score die respectievelijk 4,6 % en 7,5 % onder het gemiddelde zit. LG Lunaris deed het daarmee het slechtst van alle rassen in de kustpolder.

WT4
WT5

Belang van locatie

Over de jaren heen verschillen de korrelopbrengsten, maar ook tussen verschillende locaties variëren de resultaten. Daarom is het belangrijk te weten dat de scores in de leem- en zandleemgebieden, het gemiddelde zijn van de korrelopbrengsten van meerdere locaties. Bij sommige rassen ligt er een verschil van meer dan 5 % tussen de resultaten. Dit is zowel het geval tussen provincies, bijvoorbeeld bij KWS Smart (96,6 % in Poperinge versus 107,6 % in Oosterzele), maar ook in dezelfde provincie, zoals bij de hybride Hypocamp (96,6 % in Sint-Martens-Lennik versus 105,6 % in Bertem).

Ten slotte merken we ook op dat sommige rassen zowel aan de kustpolder en in leem- en zandleemgebieden goede scores haalden. Johnson en Gleam bereikten op beide soorten bodems de top 5 wat betreft korrelopbrengsten. LG Lunaris aan de andere kant, haalt op beide bodemsoorten minder goede resultaten. Daarnaast geldt ook dat sommige rassen floreren op de ene bodemsoort, en op de andere bodemsoort het minder doen. De hybride wintertarwes Hypocamp en Hymalaya bijvoorbeeld, haalden in de kustpolder maar liefst 107,4 % en 106,5 %, terwijl ze op leem- en zandleembodems slechts gemiddeld scoren. Het is dus belangrijk om alle rassen gefundeerd te vergelijken vooraleer een keuze te maken.

Uitzaaien van kwaliteitstarwe (maalderijtarwe)

Wanneer overwogen wordt kwaliteitstarwe uit te zaaien, dient deze keuze doordacht te gebeuren. Men moet zich vooraf vergewissen of er afzetmogelijkheden voorhanden zijn en of het gekozen afzetkanaal specifieke kwaliteitseisen stelt of specifieke rassen wenst.

Bovendien dient men het opbrengstpotentieel van het gekozen kwaliteitsras samen met de te verwachten verkoopprijs te evalueren en te vergelijken met het financieel inkomen dat kan bekomen worden met de klassieke tarwerassen. Let wel, de verkoopprijs van kwaliteitstarwe kan rasspecifiek zijn, daarenboven kan de prijs regionaal en/of in functie van het afzetkanaal sterk variëren.

Kwaliteitstarwe vraagt wel een aangepaste teelttechniek. Hierbij horen het toedienen van een stikstoffractie rond de bloei, een adequate groeiregulatie (bepaalde rassen zijn namelijk behoorlijk legergevoelig) en een afdoende ziektebestrijding (een goede aarbescherming is absoluut noodzakelijk, indien nodig dienen vooraf de bladziekten bestreden te worden).

Bladziekten

In 2020 en 2017 was de druk door bladvlekkenziekte laag in de rassenproeven waardoor er geen adequate beoordeling kon uitgevoerd worden. Voor bladvlekken zijn de minder gevoelige rassen Extase (enkel in proef in 2019), Safari en WPB Calgary (enkel in proef in 2019). De meest gevoelige rassen zijn Bergamo (in 2018), RGT Sacramento en SY Loki.

Voor gele roest zijn de minst gevoelige rassen Extase, Imperator en SU Ecusson (enkel in proef in 2020). Ook bij de minder gevoelige rassen behoren Johnson, LG Skyscraper en WPB Calgary. Verder wordt aangegeven waakzaam te zijn bij Hymalaya (hybride) en Safari. Echter, de meest gevoelige rassen zijn Bennington en Campesino. Ook bij de gevoeligere rassen behoren Gedser (in 2019), Gleam (in 2019), KWS Smart, LG Imposanto, LG Spotlight en Ragnar (in 2019).

Gaat het om bruine roest, dan zijn de minst gevoelige rassen Cubitus (enkel in proef in 2020), Imperator en Safari. Onder de meest gevoelige rassen behoren Avignon, Bennington (in 2018), Gedser, Ragnar en SY Insitor. Ook Graham behoort bij de gevoeliger rassen.

Het LCG merkt wel op dat de ziektegevoeligheid van de rassen kan wijzigen in de loop van de jaren.

En verder...

Het hectolitergewicht van de wintertarwe bedroeg gemiddeld over alle rassen en proefplaatsen 79,0 kg in 2020, tegenover 77,6 kg in 2019 en 79,5 kg in 2018. De rassen Cubitus en Avignon scoorden het hoogste hectolitergewicht. Graham en LG Skyscraper scoorden het laagste hectolitergewicht uit de lijst.

Het duizendzadengewicht van de wintertarwe bedroeg gemiddeld over alle rassen en proefplaatsen 46,8 g in 2020, tegenover 48,6 g in 2019 en 45,6 g in 2018. Gedser, KWS Smart en Extase behaalden het hoogste duizendzadengewicht, KWS Dorset, SY Insinator en Mentor scoorden het laagst.

Het vochtgehalte van de wintertarwe bij de oogst bedroeg gemiddeld over alle rassen en proefplaatsen 12,7% in 2020, tegenover 14,5% in 2019 en 12,5% in 2018. Het vochtgehalte bij Safari was het hoogst, bij Gleam en Johnson het laagst.

De strolengte werd in de proefveldwerking gemeten na het toepassen van groeiregulatoren. De gemiddelde strolengte bedroeg 73,5 cm in 2020. KWS Smart gaf het langste stro. Het korste stro krijg je bij Winner, Graham, Gleam en Ragnar. Vanaf 2017 kwam er vrijwel geen legering voor in de rassenproeven waardoor de rassen niet adequaat konden beoordeeld worden naar legergevoeligheid.

Details rond hectolitergewicht, duizendzadengewicht, vochtgehalte en strolengte per ras zijn te vinden in tabel 6.

WT6

D. Wittouck, K. Boone en J. Claeys (Inagro vzw);

F. Flusu, J.L. Lamont, A. Demeyere (Departement Landbouw

en Visserij);

V. Derycke, G. Haesaert

(Universiteit Gent);

M. Peumans, J. Bode, N. Luyx,

M. Carlens, S. Smets (vzw PIBO Campus en het PIBO, Tongeren);

P. Vermeulen, S. Vandeputte (VTI Poperinge)

Tekst verwerkt door

Marlies Vleugels

Lees ook in Granen

Meer artikelen bekijken