Startpagina Melkvee

Opletten met mycotoxines in melkveerantsoenen

Schimmelvorming in ruwvoerkuilen is een veelvoorkomend probleem in de melkveesector. Schimmel in het voer haalt de smakelijkheid en de voederwaarde van het rantsoen sterk naar beneden. Erger wordt het probleem wanneer deze schimmels ook nog mycotoxinen produceren. Ze zijn namelijk verantwoordelijk voor een heleboel gezondheidsproblemen en productieverliezen wanneer ze via het voer bij de koeien terechtkomen.

Leestijd : 6 min

Mycotoxinen zijn giftige stoffen die door bepaalde schimmels worden gevormd. Het zijn vaak aspergillus-, penicillium- of fusariumschimmels die zulke schadelijke stoffen produceren. Deze laatste schimmelsoort ontwikkelt zich in graangewassen wanneer die nog op het veld staan. Ze tasten de gewassen aan en produceren een groot gamma aan mycotoxinen. Daarbij zijn deoxynivalenol (DON), zearalenone (ZEN), fumonisinen (FUM) en T2-toxinen (T2) de meest voorkomende.

Opletten bij stresssituaties

Het risico op schimmelaantasting neemt toe wanneer de gewassen zich in stresssituaties bevinden. We denken dan aan perioden van droogte, nachtvorst of bijvoorbeeld bij zeer natte percelen na hevige regenval. Sinds de huidige klimaatextremen lopen de gewassen meer risico op schimmelinfecties tegenover vroeger. Milde winters zorgen er eveneens voor dat schimmelsporen kunnen overleven in de bodem. Hierdoor bestaat het risico dat ze worden overgedragen naar de oogst van het daaropvolgende jaar. Er wordt hier gesproken van ‘veldschimmels’.

Mycotoxinen zijn giftige stoffen die door bepaalde schimmels worden gevormd. Fusarium in maïs is bijvoorbeeld een gekend probleem. Het veroorzaakt stengel- en kolfsteelrot.
Mycotoxinen zijn giftige stoffen die door bepaalde schimmels worden gevormd. Fusarium in maïs is bijvoorbeeld een gekend probleem. Het veroorzaakt stengel- en kolfsteelrot. - Foto: Karolien Hertogs

Schimmels zoals aspergillus en penicillium daarentegen zijn ‘bewaarschimmels’. Deze ontwikkelen zich nadat de oogst reeds van het land gehaald is, veelal door slechte bewaaromstandigheden. Beide schimmels zijn eveneens in staat om mycotoxines te vormen. Aspergillus produceert onder andere aflatoxinen. Penicilliumsoorten scheiden onder meer roquefortine, patuline en orchratoxine uit.

Mycotoxinen in het melkveerantsoen

Gewassen zoals gras, maïs en granen zijn gevoelig voor aantasting door bovengenoemde schimmels. Deze gewassen zijn tevens de voornaamste ingrediënten van een melkveerantsoen. Fusarium in maïs is bijvoorbeeld een gekend probleem. Het veroorzaakt stengel- en kolfsteelrot.

Ruwvoerkuilen vormen het grootste risico wat betreft het onwetend voederen van mycotoxinen. Deze gifstoffen kunnen namelijk niet met het blote oog waargenomen worden. Een op het eerste zicht mooie ruwvoerkuil kan boordevol mycotoxinen zitten. Het tegenovergestelde geldt echter ook. Een duidelijke schimmelplek in de kuil wil niet noodzakelijk zeggen dat er ernstige hoeveelheden mycotoxinen aanwezig zijn. Dit is namelijk afhankelijk van het type schimmel.

Mengvoer ondergaat strenge kwaliteitscontroles, wat het risico op mycotoxinen verkleint. Toch kunnen er nog kleine hoeveelheden aanwezig zijn. Soms zitten de toxines namelijk gebonden aan suikers. Alleen in vrije vorm kunnen de mycotoxinen in het voer opgespoord worden. Dat maakt dat er vaak een onderschatting is van het aantal mycotoxinen in mengvoer. In het maagdarmkanaal kunnen deze echter wel vrijkomen. Het zijn ook veelal verschillende mycotoxinen samen die elkaars effect versterken en problemen geven. Op die manier draagt ook mengvoer bij aan het totale mycotoxinegehalte in het rantsoen.

Hoogproductief melkvee is gevoeliger

Schadelijke effecten van mycotoxinen kwamen voorheen minder ter sprake in de melkveesector. Het leek eerder een probleem bij eenmagigen zoals bijvoorbeeld varkens. De pens bevat namelijk vele micro-organismen, wat herkauwers in staat stelt om de opgenomen mycotoxinen af te breken en uit te schakelen.

rantsoen-Mike Vanduffel – Agrofotografie
Foto: Mike Vanduffel-Agrofotografie

Hoogproductief melkvee zoals we dat vandaag de dag kennen, is hier echter gevoeliger voor. Modern melkvee is in staat tot een hogere voeropname, waardoor de verblijftijd in de pens verlaagt. Hierdoor bestaat de kans dat mycotoxinen onaangetast doorheen de pens passeren en via de darmwand in de bloedbaan terechtkomen. Van hieruit worden ze doorheen het hele lichaam getransporteerd.

Symptomen van een mycotoxine-infectie

Wanneer we de dieren voeder geven dat mycotoxinen bevat, kunnen er ernstige problemen ontstaan. De symptomen zijn echter zeer divers en treden langzaam op.

In de eerste plaats zorgt een mycotoxine-infectie ervoor dat de algemene weerstand achteruitgaat. Dieren zijn daardoor vatbaarder voor allerlei secundaire ziekten. Aandoeningen die vaak gepaard gaan met mycotoxine-infectie zijn onder andere spijsverteringsproblemen, een verminderde pensfunctie en bijgevolg een lagere voeropname. Ook lebmaagverdraaiingen, mastitis en stofwisselingsziektes zoals slepende melkziekte worden met mycotoxine-infectie geassocieerd. Door het sluimerend ziektebeeld en de grote verscheidenheid aan symptomen wordt de link naar ‘giftig ruwvoer’ vaak niet gelegd. Deze symptomen worden dan ook al te vaak apart behandeld in de onwetendheid dat mycotoxinen de onderliggende oorzaak van ellende zijn.

Toxische effecten variëren naargelang het soort mycotoxine. Daarnaast geldt ook; hoe hoger de concentratie, hoe giftiger het effect. Sommige toxinen kunnen elkaars effect eveneens versterken, waardoor ze tezamen een soort van giftige cocktail vormen. Momenteel zijn er reeds 400 verschillende mycotoxinen gekend.

Hoe mycotoxinevorming tegen gaan?

Om insleep van mycotoxinen in het (ruw)voer uit te sluiten, moet in de eerste plaats schimmelvorming tegengegaan worden. Daar zowel veldschimmels als opslagschimmels verantwoordelijk zijn voor de aanmaak van deze gifstoffen dien je als landbouwer gedurende de volledige oogstfase alert te zijn.

- Aandachtspunten tijdens de veldfase

Schimmelbestrijding begint reeds bij de eerste werkzaamheden op het veld en bij de indeling van de percelen. Een ruime vruchtwisseling is bijvoorbeeld aangeraden om de insleep van schimmels in gewassen tegen te gaan. Bij bepaalde combinaties kunnen de gewassen meer risico lopen door insleep uit de voorgaande teelt. Wanneer korrelmaïs bijvoorbeeld in rotatie met wintertarwe wordt geteeld, kan er in de tarwe meer fusarium optreden. Men werkt gewasresten op het veld daarom het best onder om het risico op insleep te beperken.

Ook kan men opteren om rassen te kiezen die minder gevoelig zijn voor schimmelvorming en/of die vroegrijp zijn. Fusarium gedijt namelijk het beste onder koude en vochtige omstandigheden. Een vroegrijp ras loopt daarom minder risico om het slachtoffer te worden van deze schimmel. Maïskolvenschroot (MKS), Corn Cob Mix (CCM) en korrelmais moeten bijvoorbeeld langer op het perceel staan dan snijmais. Hierbij is het dus zeker belangrijk om een doordachte rassenkeuze te maken.

- Aandachtspunten bij het in- en uitkuilen

Bij opslagschimmels gaat het om schimmels die gevormd worden tijdens het bewaren van geoogste producten. Oogsten bij een gepast drogestofpercentage is noodzakelijk voor een goede conservering. Hoewel er discussie over bestaat, lijkt het aangeraden om onder de 38% droge stof te blijven. Droge mais is moeilijker aan te drukken en om de kuil schimmelvrij te houden is het van belang dat de kuilbult stevig aangereden wordt. Werk daarom in dunne lagen van maximum 30 cm. Indien er meerdere percelen worden geoogst kan het eveneens helpen om de droogste mais als eerste in te kuilen.

Om de kuil luchtdicht te houden is het vervolgens nodig om deze strak af te dekken. Dit kan door het aanbrengen van gewicht door bijvoorbeeld zand, banden of slurven. Het is eveneens raadzaam om, naast de gangbare folie, gebruik te maken van onderfolie. Een belangrijke parameter die mede de bewaartijd van kuilvoer bepaalt, is de zuurtegraad. Een snelle daling van de pH zorgt voor een betere conservering. Dit is de taak van de melkzuurbacteriën, die suikers omzetten in melkzuur. Een maiskuil heeft eveneens tijd nodig om te conserveren. Bij een goed aangereden (zuurstofvrije) kuil duurt het ongeveer 2 weken vooraleer de bacteriën de kuil hebben gestabiliseerd. Toch wordt het geadviseerd om de verse kuil 6 tot 8 weken dicht te laten om het proces zijn gang te laten gaan. Indien nodig kan het verzuringproces eventueel versneld worden door het toevoegen van extra melkzuurbacteriën.

Tijd om uit te kuilen

Naast inkuilen is ook een correcte manier van uitkuilen belangrijk. Telkens je de kuil opent, ontstaat er namelijk een risico op broei. Dit kan voorkomen worden door rechte snijvlakken te maken en een voldoende grote voersnelheid toe te passen. Een minimum van 1,5 m per week is aangeraden. Tijdens zeer warme perioden kan er eventueel kaliumsorbaat worden toegevoegd aan het ruwvoer om broei aan het voerhek tegen te gaan.

Telkens je de kuil opent, ontstaat er een risico op broei. Voorkom dit door rechte snijvlakken te maken en een voldoende grote voersnelheid toe te passen.
Telkens je de kuil opent, ontstaat er een risico op broei. Voorkom dit door rechte snijvlakken te maken en een voldoende grote voersnelheid toe te passen. - Foto: Mike Vanduffel - Agrofotografie

Bovenstaande tips zouden ons al een eind op weg moeten helpen om de oogst vers en schimmelvrij te houden gedurende een lange periode, waardoor het risico op mycotoxinen verkleint. Indien men hier echter niet in slaagt, kunnen er ook in de stal nog enkele maatregelen genomen worden.

Overige strategieën

Zoals reeds besproken is de pens in principe in staat om mycotoxinen af te breken. De mate van afbreekbaarheid is afhankelijk van verschillende biologische factoren, waaronder de soorten microben in de pens en de stabiliteit van deze microflora. Jonge koeien, waarbij de pensflora nog niet voldoende ontwikkeld is, zijn daardoor gevoeliger dan oudere dieren. Ook hoogproductieve koeien ontwikkelen sneller problemen, voornamelijk tijdens de periode rond het afkalven. Het optimaliseren van de penswerking is daarom een goede strategie om koeien weerbaarder te maken tegen mycotoxinen in het voer. Hierbij is een goed uitgebalanceerd rantsoen van uitermate belang. Hoe dan ook, sommige mycotoxinen laten zich moeilijk afbreken in de pens. Vermoedelijk bestaat er ook een limiet op de buffercapaciteit van de pens. Het is daarom niet onverstandig om een mycotoxinebinder bij te voeren. De aanwezige toxinen worden door dit middel gebonden, waardoor ze niet meer vrij naar de bloedbaan kunnen vloeien en in de mest worden uitgescheiden. Niet elke mycotoxinebinder werkt echter even effectief. Dit hangt af van de combinatie van het middel en het soort toxine. Hoe dan ook, voorkomen is beter dan genezen. Het is steeds aangeraden om het probleem bij de bron aan te pakken en in de eerste plaats schimmelvorming tegen te gaan.

Karolien Hertogs

Lees ook in Melkvee

Meer artikelen bekijken