Startpagina RULA Kleinvee

Steunpunt Levend Erfgoed: “We ijveren ervoor om ons levend erfgoed in stand te houden”

Onder de algemene term ‘kleinvee’ zitten heel wat diersoorten en -rassen verscholen. In de professionele landbouw is al een hele rist te bewonderen, maar in de niet-professionele veehouderij is het gamma nog veel ruimer. Sommige authentieke rassen staan vandaag echter onder druk. Het Steunpunt Levend Erfgoed (SLE) tracht dit levend erfgoed in stand te houden. Voorzitter Jan Martens vertelt ons waarom.

Leestijd : 6 min

Heel wat (oude) rassen worden vandaag niet meer ingezet in de gangbare landbouw. De vrees bestond dan ook dat deze – dikwijls streekeigen – rassen in de toekomst gingen verdwijnen. Jan Martens: “Net als historische gebouwen zijn de oude rassen van landbouw- en neerhofdieren monumenten die het verdienen om bewaard en beschermd te worden. Het is een waardevol genetisch patrimonium. Onze organisatie zet zich daarom in om dit levend erfgoed zoveel mogelijk in stand te houden.” SLE neemt het niet alleen op voor kleinere diersoorten zoals kippen, kalkoenen, eenden, ganzen, duiven, konijnen, schapen en geiten, maar ook voor varkens, runderen, paarden en zelfs honden.

Levend erfgoed is de verzamelnaam voor de oorspronkelijke, streekeigen Belgische rassen van landbouw- en neerhofdieren, die veelal ernstig in hun bestaan bedreigd worden. Het zijn allemaal dieren die vroeger op het hof rond de boerderij of het huis gehouden werden, gedomesticeerde dieren die melk of wol, mest of vlees, pels of trekkracht gaven aan de mens. Ze verdwenen uit ons beeld, verdrongen door economisch productievere rassen die op grote schaal gekweekt konden worden.

Degelijke ledenstructuur

SLE bestaat intussen ongeveer 30 jaar. “Onze organisatie telt vandaag zo’n 1.200 leden”, vertelt Jan Martens. “In vergelijking met gelijkaardige organisaties in andere landen zijn wij erg jong. In het Verenigd Koninkrijk heeft men al meer dan 100 jaar veel respect voor het levend patrimonium. Grootgrondbezitters integreren er ook vandaag nog oude of lokale rassen in hun landbouwactiviteiten en landschapsbeheer. Op hun landbouwbeurzen zijn deze rassen, groot en klein, steeds aanwezig en krijgen ze ruime aandacht. Daar werd ik indertijd trouwens gebeten door de microbe van het levend erfgoed. In Nederland pakte men de thematiek van bovenaf aan, onder meer vanuit de universiteiten. Wisselende aandacht van de overheid en dito financiële ondersteuning zorgden voor een dip in hun werking.”

SLE groeide dus vanuit de ledenstructuur. “Onze leden vormen de basis. Daardoor kunnen we ook steeds een redelijk onafhankelijke koers volgen. Maar koken kost geld, ook als je met veel vrijwilligers werkt. Vandaag krijgen we broodnodige subsidies en projectsteun van de Vlaamse overheid (ministerie van Landbouw en Visserij) en we hebben ook sponsors die ons financieel ondersteunen. Daarnaast leveren we ook betaalde diensten.”

Dankzij het engagement van het bestuur en de vele vrijwilligers werden intussen al mooie resultaten behaald. Martens haalt een voorbeeld aan: “In ons land restte in de schapenhouderij als lokaal ras alleen nog het Belgisch melkschaap in het stamboek. We hebben nu 9 lokale schapenrassen in het stamboek. SLE ‘redde‘ ze dus van de ondergang.”

Een Waalse tegenpoot van SLE bestaat niet, er is enkel een stamboek voor kleine herkauwers. Ook op Europees vlak is er geen officiële structuur omtrent levend erfgoed. Er bestaat wel een Europese koepelorganisatie voor verenigingen zoals SLE onder de naam SAVE (Saveguard for Agricultural Varieties in Europe).

Van vogelgriep tot vossen

Dankzij de goede werking van SLE krijgt de organisatie de nodige erkenning van andere instanties zoals bijvoorbeeld het Voedselagentschap (FAVV) en de landbouworganisaties. “Dat is belangrijk”, stelt Jan Martens. “Nu we weer geconfronteerd worden met vogelgriep luisteren ze naar onze bezorgdheden. Het afschermen van onze vogels met netten is haalbaar. Ze permanent ophokken is minder evident, het zijn immers dieren die voornamelijk buiten leven. Wanneer de maatregelen nog een stapje verder gaan en er dieren geruimd moeten worden, dan is dit dramatisch! Het is een economische ramp voor professionele pluimveehouders, maar wanneer je levend erfgoed moet ruimen… dan is het ras misschien voorgoed verloren!”

SLE overlegt ook met natuurverenigingen. “Sinds enige tijd is bijvoorbeeld de vos terug. Die vormt een bedreiging voor onze populaties. Maar het is een blijver, we moeten dus voor de nodige afscherming zorgen... Daardoor moest in ons Levend Erfgoed Park in het provinciaal domein Puyenbroeck in Wachtebeke, waar een grote collectie lokale rassen permanent aan het publiek wordt voorgesteld, serieus geïnvesteerd worden in een vossenvrije ruimte.”

Geiten en schapen

SLE beschikt voor elk deeldomein over werkgroepen met specialisten. Twee grote pijlers zijn de kleine herkauwers en de neerhofdieren.

In 2007 werd SLE door het Vlaamse ministerie van Landbouw en Visserij erkend voor de stamboekwerking van lokale rassen van schapen en geiten (kleine herkauwers). “We hebben in België, eigenlijk Vlaanderen, nog slechts 2 lokale geitenrassen: de witte Kempense geit en de driekleurige Vlaamse geit. SLE beheert bij de schapen het stamboek van 8 Belgische rassen, waaronder de Ardense voskop en het Vlaams schaap. Op vraag van de overheid en de betrokken fokkerij-organisaties volgen we ook het Franse Ouessant-schaap en het Castlemilk Moorit-schaap op.

Zo’n stamboekprogramma is een hele investering, maar het zorgt voor een goed beeld van de evolutie van deze rassen. Dankzij de stamboekwerking kunnen we deze lokale en zeldzame rassen monitoren.”

Volgens Jan Martens loopt het fokkerijprogramma beter bij de schapen dan bij de geiten. “Geiten zijn minder geliefd bij particulieren en al helemaal niet bij professionelen. Als ze geiten houden dan zijn dat meestal de typische Saanen-geiten of buitenlandse rassen. De stank van geitenbokken schrikt af. En door hun hoorns breken ze gemakkelijk uit, er is dus een degelijke omheining nodig. Geiten zijn bovendien gevoelig voor de ziektes caprine arthritis encefalitis (CAE) en caseous lymfadenitis (CL), die nefast zijn voor hun gezondheid. Via een screeningsprogramma trachten we de stapel CAE- en CL-vrij te maken, en enkel met gezonde dieren verder te fokken. Het stamboek is ook belangrijk inzake fokadvies, bij een kleine populatie is er immers een groot risico op inteelt.”

Neerhofdieren

De tweede poot onder de noemer kleinvee zijn de neerhofdieren: duiven, krielen, groothoenders, watervogels (eenden en ganzen), kalkoenen en konijnen. “Deze werkgroep werkt rond een 74-tal rassen van Belgische oorsprong. Wanneer we daarbij ook nog eens de vele verschillende kleurslagen per ras bekijken dan komen we tot een enorm aanbod. Daar zijn relevante en minder relevante rassen bij.

We kiezen onze werkpunten op basis van objectieve criteria. Zo is onder meer de historische relevantie belangrijk. Dankzij de tentoonstellingsfokkerij – deze neerhofdieren worden vooral door hobbyisten gehouden – zijn er gelukkig nog veel rassen beschikbaar. Keerzijde is dat men hier vooral fokt naar het ‘mooiste’ dier en de nutsdoelen uit het oog verliest.” Martens geeft het voorbeeld van de Brakel-kip: “Dit ras is historisch relevant. Het is de laatste legkip in de landbouw vóór de industrieel gehouden rassen. In het tentoonstellingcircuit is de eiproductie niet van belang. SLE hanteert daarom ook criteria voor de grootte van de eieren en het aantal. Verder zijn ook vleesaanzet, vruchtbaarheid, zelfredzaamheid bij bepaalde rassen van belang. Deze gegevens worden nu op vrijwillige basis verzameld en opgevolgd.”

Steeds meer levend erfgoedhoven

Eind 2018 lanceerde SLE een label voor 'Levend erfgoedhoven', met de intentie waardevolle initiatieven rond levend erfgoed duurzaam te erkennen en te ondersteunen. “Houders en kwekers van authentieke erfgoeddieren kunnen een erkenning krijgen voor hun levend erfgoed mits zij voldoen aan een aantal concrete voorwaarden, die de uitstraling en instandhouding van levend erfgoed ten goede komen”, legt Jan Martens uit. “Ze moeten voldoen aan een lastenboek. Hierin staan onder meer het minimum aantal dieren, maar ook sanitaire vereisten en huisvestingvoorwaarden in beschreven. De hoven moeten een al dan niet beperkt bepaald publiek karakter hebben.”

In 2019 reikte SLE 5 erkenningen als ‘Levend erfgoedhof’ uit, in 2020 slechts één door de corona-beperkingen. “We willen op deze manier een duurzaam netwerk uitbouwen. De wisselwerking tussen de eigenaars en SLE moet leiden tot een win-winverhaal voor het levend erfgoed.”

Nieuwe doelen

In de professionele landbouw worden de SLE-rassen nog maar heel weinig ingezet. “We zoeken dus naar nieuwe doelen, zoals begrazingsprojecten. Dat kan prima met de inlandse schapenrassen. Voor grotere dieren, zoals runderen, werken we veelal samen met professionele rundveehouders en/of Natuurpunt. Dat is echt wel nodig, er blijven momenteel immers slechts 4 dubbeldoelrassen over.”

Volgens Jan Martens is het erg belangrijk om dit levend erfgoed te bewaren. “Niet alleen omwille van hun authenticiteit, maar ook omdat ze letterlijk heel wat eigenschappen meedragen die ook voor de professionele sector nuttig kunnen zijn. Denk bijvoorbeeld aan goede moedereigenschappen of resistentie. Daarom zeg ik steeds met nadruk ‘levend’, want eens die rassen verdwenen zijn, verliezen we ook hun genetische eigenschappen.”

Ficheboekjes

Meer weten? Neem een kijkje op www.sle.be. SLE maakte de voorbije jaren 8 handige ficheboekjes: 4 over gevederde soorten, en verder nog over konijnen, schapen en geiten, grotere zoogdieren (dubbeldoel rundvee, varkens en trekpaarden) en nog eentje over honden. Je kunt deze boekjes bestellen via de SLE-webwinkel aan 2 euro/stuk.

Anne Vandenbosch

Lees ook in RULA Kleinvee

Meer artikelen bekijken