Startpagina Archief

Belang van ruwvoeder in

het rantsoen

bij rundvee

De opname van ruwvoer is essentieel voor het goed functioneren en produceren van het rund, zowel bij melk- als vleesvee. Er moet altijd gestreefd worden naar een zo hoog mogelijke productie uit ruwvoeder.

Leestijd : 6 min

Bij een tekort aan ruwvoer in het rantsoen, kan er een verzuring van de pens optreden. In de pens van de koe worden koolhydraten door de microbiële flora omgezet tot vluchtige vetzuren, die opgenomen worden en zo het dier van energie voorzien.

Structuur zorgt voor vet

Deze bacteriën kunnen ook de moeilijk verteerbare cellulose die overvloedig voorkomt in ruwvoer afbreken. Bij een teveel aan vlug verteerbare koolhydraten, zoals in krachtvoer, of een tekort aan ruwvoer, komt er een teveel aan deze vluchtige vetzuren, waardoor de pH van de pens daalt, de pensflora afsterven en de penswerking daalt. Hierbij speelt ook de structuur van het ruwvoer een rol. Ruwvoer met een hoge structuur moet meer gekauwd en herkauwd worden, waarbij er een hogere productie is van basisch speeksel dat pH in de pens normaal kan houden. Het vormt ook een vaste laag in de pens die penscontracties en zo een goede doorstroming stimuleert. Bij onvoldoende structuur in het rantsoen, zal ook het melkvetpercentage in de melk dalen.

Variatie

Bij een melkkoe die gemiddeld 700 kg weegt en 45 liter melk geeft, streven we naar een droge stofopname van 25 kg per dag. Dat is veel, en in de praktijk wordt dit ook niet gehaald. Er is veel variatie in de droge stofopname zowel bij de opname door het dier als door verschillen in droge stofgehalte in het voer. De opname is dan ook moeilijk in te schatten en hierbij moet men rekening houden met het opstellen van een rantsoen. Per kg droge stof wordt ook 4-5 liter water opgenomen, wat belangrijk is voor de melkproductie.

Maïs geeft stabiliteit

Het meest gebruikte ruwvoer in België is maiskuilvoer. Meestal is mais het hoofdbestanddeel van het ruwvoerrantsoen. Maiskuilvoeder is relatief goedkoop en minder weersafhankelijk tegenover grasproducten, wat een voordeel is voor een stabiele melkproductie. De opneembaarheid en energiewaarde is hoog, terwijl het verteerbaar eiwit vrij laag is, hoewel dit een grote fractie is van het ruw eiwit.

Vezelgrootte

Hoe rijp de mais is op het moment van oogsten, heeft een grote invloed op het drogestofgehalte. Dit moet zeker boven de 30% liggen. Onder de 30% ligt de drogestofopname hoger, maar is de zetmeelvertering onvoldoende om dit te benutten. Ook wordt gezegd dat de vezelgrootte een invloed op de opname heeft. Hoe fijner de mais gehakseld is, hoe lager echter de structuur van het rantsoen. De vezelgrootte is dan ook best meer dan 16 mm.

Vermijd schimmel

Maiskuilvoeder is wel arm aan mineralen, sporenelementen en vitaminen, in het bijzonder aan natrium. Via krachtvoeder of een kern moet dit dan gesupplementeerd worden. Een ander risico is schimmelvorming in de kuil door een slechte fermentatie. Dit kan bijvoorbeeld door onvoldoende aanwezigheid van fermenteerbare koolhydraten, onvoldoende vocht in de kuil, grondverontreiniging of een onvoldoende aandrukken van de kuil. Schimmel in de kuil kan aanleiding geven tot onder meer pensstoornissen en een daling van de melkproductie veroorzaakt door mycotoxinen.

Eiwit compenseren

Economisch gezien is gras in de zomer de beste voeding. Met gras van een goede voederwaarde en smakelijkheid kunnen koeien ongeveer 20 liter melk produceren. Best is wel een magnesiumsupplement te voorzien om kopziekte te vermijden. Door hoge producties en door schommelingen in graskwaliteit door bijvoorbeeld verschillen in seizoen, weer, weiden of bemesting is het best bij te voeren. Een teveel aan eiwit in het gras kan de penswerking en de voederopname verminderen. Maiskuil kan door zijn hoge energiewaarde en lagere hoeveelheid eiwit dit goed compenseren, inclusief de onbestendig eiwitbalans. Deze balans is positief voor gras, negatief voor mais en moet licht positief zijn bij een rantsoen in evenwicht. In een voeder met een negatieve onbestendig eiwitbalans wordt de waarde van het verteerbaar eiwit overschat en moet deze dus gecorrigeerd worden.

Vocht bepaalt opname

Door schommelingen van graskwaliteit zelf en omstandigheden tijdens oogst en bewaring ervan, kan de kwaliteit van grasproducten nog sterker variëren dan van gras zelf, ook binnen dezelfde oogst. Opneembaarheid en energiewaarde zijn dan ook moeilijk te voorspellen en kunnen best per eenheid bepaald worden om het rantsoen te berekenen. Dit geldt trouwens voor alle voedermiddelen: meten is weten. Het ruw eiwit ligt veel hoger bij grasproducten, maar in graskuil wordt het verteerbaar eiwit grotendeels afgebroken. In hooi blijft dit wel bestaan en is de onbestendige eiwitbalans gemiddeld negatief. Als het grasproduct natter is , zal er meer verteerbaar eiwit afgebroken worden en het drogestofgehalte dalen. De energiewaarde en opname door het dier daarentegen zijn hoger naarmate het product natter is. Door bemesting kan een tekort aan magnesium, natrium en koper in gras gecompenseerd worden.

Luzerne

Een mogelijke vervanger voor grasproducten in het rantsoen is luzerne. Het bevat meer ruw eiwit van hoge kwaliteit. De energiewaarde is moeilijk te bepalen en daarom een nadeel in het bepalen van het rantsoen, maar het is smakelijk en wordt door de koeien beter opgenomen dan gras. Het is rijk aan vitaminen, mineralen en calcium (maar in verhouding te weinig fosfor) en heeft een hoge structuurwaarde, afhankelijk van het luzerneproduct. Een nadeel is het moeilijke drogingsproces.

Perspulp

Toevoeging van perspulp aan het rantsoen heeft een goede invloed op productie en samenstelling van de melk. Zowel melkproductie als eiwitgehalte zou stijgen, maar perspulp zou het vetgehalte van de melk doen dalen. De samenstelling van pulp zelf is zeer constant en ook de energiewaarde is vrij stabiel tussen verschillende eenheden. Het verteerbaar eiwit is hoog in vergelijking met gras en mais, maar de onbestendig eiwitbalans is licht negatief, dus wordt dit lichtjes overschat.

Voederbieten

Voederbieten zijn een goede toevoeging aan het rantsoen. Ze leveren een hoge en zeer constante energiewaarde en verhogen de opname van ruwvoer, waardoor melkproductie uit ruwvoer kan verhogen en beïnvloeden het melkvet- en melkeiwitpercentage positief. Bieten zijn rijk aan natrium en kalium, waar de meest gebruikte voedermiddelen tekort in komen. Ze zijn echter arm aan magnesium, fosfor en calcium.

Tegelijkertijd verdringen de bieten op deze manier een ander deel van de ruwvoeropname, waardoor de opname niet volledig als extra kan gezien worden. Voederbieten moeten dus ook daarom beperkt worden in het rantsoen tot max. 5 kg van de droge stofopname. De hoofdreden voor deze beperking is dat bieten zeer suikerrijk zijn. Een te hoge hoeveelheid suiker in het rantsoen zal zorgen voor een overproductie van boterzuur in de pens. Dit zorgt dan nog altijd voor een verhoogd melkvetpercentage, maar ook een verminderde melkproductie. Dit kan opgelost worden door de bieten niet te malen, zodat de suiker geleidelijk vrij komt.

Aardappelen

Aardappelen zijn nog rijker in energie dan voederbieten en zijn dus voornamelijk geschikt om toe te voegen in een rantsoen dat vrij eiwitrijk is. Ze zijn zeer goed verteerbaar, worden ook goed opgenomen door de dieren en hebben net als voederbieten een gunstige invloed op opname van ruwvoer. Door voederen van aardappelen zou zowel melkvet- als melkeiwitpercentage stijgen.

Bierdraf

Een voedermiddel dat vaak gecombineerd wordt met mais is bierdraf. Draf is namelijk zeer eiwitrijk. Dankzij een hoog vetgehalte is ook de energiewaarde niet te laag. De verteerbaarheid is echter minder goed en ook de totale voederopname is vaak lager bij het bijvoeren van draf. De oorzaak hiervan moeten we zoeken bij een trage passage van draf doorheen de voormagen van de koe. De melkproductie wordt wel gestimuleerd door toevoeging van draf aan het rantsoen, terwijl vetgehalte verminderd wordt. Draf is rijk aan fosfor, maar arm aan calcium, magnesium en natrium.

In evenwicht

Naast deze voorbeelden bestaan er nog vele andere voedermiddelen die nuttig kunnen zijn in het rantsoen. Belangrijk is het rantsoen zo op te stellen dat het in evenwicht is, het een hoge voeder- en energiewaarde bezit en dat het de dieren toelaat er genoeg van op te nemen. Er moet gestreefd worden naar een zo hoog mogelijke productie uit ruwvoeder.

Dierenarts Bert Damiaans

Faculteit Diergeneeskunde

Ugent.

Actueel

Pluimveehouder Bart Baeyens: “Gaan ze onze bedrijven echt sluiten op basis van foute en verouderde gegevens?”

Agriflanders Heel de landbouwsector krijgt vandaag te maken met de grootste verzameling aan uitdagingen waar die ooit al voor gestaan heeft, en het lijkt maar niet te stoppen. Voor pluimveehouder Bart Baeyens uit Oud-Turnhout viel de grootste bom toen begin 2022 de rode bedrijven op de PAS-lijst bekend werden gemaakt. Zijn vleeskuikenbedrijf met 2 gloednieuwe stallen moet sluiten.
Voir plus d'articles
Meest gelezen