Op de agenda stonden drie onderwerpen. Eerst gaf voorzitter André Calus een toelichting omtrent het tienjarig bestaan van het Praktijkcentrum voor Kleine Herkauwers (PCKH). Vervolgens presenteerde Eva Van Mael van Dierengezondheidszorg Vlaanderen (DGZ) actualiteiten rond blauwtong en het Schmallenbergvirus. Ten slotte sprak Bert Driessen, verbonden aan KULeuven, Technologiecampus Geel, over selectie en fokkerij: ram- en ooikeuze. Dit laatste aspect komt pas in een volgend artikel uitgebreid aan bod.
Praktijkcentrum voor Kleine Herkauwers
Het Praktijkcentrum voor Kleine Herkauwers is in Vlaanderen sinds tien jaar actief. In Vlaanderen zijn er momenteel twaalf praktijkcentra erkend voor plantaardige productie en vijf voor dierlijke productie, nl. voor rundvee, varkens, pluimvee, kleine herkauwers en bijen. Het PCKH richt zich op de houders van schapen, geiten en herten.
Doelstellingen zijn het coördineren/onderling beter afstemmen van onderzoek en voorlichting, streven naar een eenduidige groepsvoorlichting en ook uitvoeren, bevorderen en vulgariseren van praktijkonderzoek. Leden van het PCKH zijn de Vlaamse Overheid, sectororganisaties, onderzoeksinstellingen, de landbouworganisaties, DGZ en onderwijsinstellingen. De leden komen een viertal keer per jaar samen en plannen de organisatie van studiemomenten en bedrijfsbezoeken. De partners werken ook samen in projecten.
Jaarlijks zijn er vier tot zeven voorlichtingsvergaderingen voor schapenhouders, en telkens één vergadering voor geitenhouders en hertenhouders. Inhoudelijk wordt er steeds ingespeeld op de actualiteit en op de resultaten van lopende projecten. Thema’s zijn natuurbeheer, diverse ziekte-problematieken, reglementering, rendabiliteit, en ook vorming voor het behoud van de fytolicentie. De partners hebben gedurende tien jaar ook intens samengewerkt in een zestal projecten.
In tien jaar tijd is er met veel goede wil door het PCKH heel wat informatie verspreid en goed samengewerkt in een reeks projecten. Maar tot op heden ontbreekt een basisfinanciering. Het wordt tijd dat de Vlaamse overheid ook voor deze dierlijke praktijkcentra, die tot hiertoe geen structurele middelen (of loket-financiering) kregen, structureel wat middelen voorziet. Er zijn immers in Vlaanderen 20.000 gezinnen en/of bedrijven die houder zijn van schapen, geiten en herten en die geregeld vragen hebben waar ze een antwoord op verwachten. Enige concrete overheidsaandacht ware wenselijk.
Blauwtong
Blauwtong en Schmallenberg hebben gemeen dat ze veroorzaakt worden door een virus dat door culicoïdes-muggen (knutten) wordt overgebracht van het ene dier naar het andere.
Blauwtong
Er is geopteerd om via vaccinatie blauwtong onder controle te krijgen. Eerst waren de vaccinaties verplicht, momenteel gebeurt vaccinatie op vrijwillige basis. Omdat de dreiging van een nieuwe uitbraak vanuit Frankrijk aanwezig blijft, is vaccinatie aangewezen. Er zijn twee inspuitingen nodig met een interval van drie weken, vanaf 20 dagen na de tweede vaccinatie zijn de dieren gedurende 1 jaar beschermd. De laatste jaren stelt de overheid vaccins gratis ter beschikking.
Schmallenberg
De eerste problemen met Schmallenberg kwamen er vanaf najaar 2011. De dieren kunnen kortelings ziek zijn, maar de voornaamste problemen zijn er bij dracht: verwerpingen, doodgeboorten, of misvormingen van de lammeren (kromme ledematen, gebogen rug of zelfs het ontbreken van hersenen).
De dieren blijken immuniteit op te bouwen, maar het virus blijft circuleren en kan schade blijven berokkenen. Er is een vaccin ontwikkeld (Bovilis SBV) dat Europees erkend is, maar niet geregistreerd in België. Bij verwerpingen kan men beroep doen op het abortusprotocol van DGZ, om te laten uitzoeken wat er precies aan de hand is.
Op drie plaatsen werden de info-vergaderingen voorafgegaan door een bedrijfsbezoek. Op het bedrijf van Daniel Schillewaert te Wenduine worden 270 ooien gehouden van het Texel-ras, naast wat blauwe Texels en daskoppen. Bij de ooi- en ramkeuze wordt veel aandacht besteed aan vruchtbaarheid en ontwikkeling. De rammen komen pas op 25 oktober bij de ooien zodat de aflamperiode geconcentreerd is op een drietal weken. De helft van de ooilammeren wordt gedekt in het geboortejaar.
Een deel van de lammeren wordt als fokmateriaal afgezet en vertrekt naar Groot-Brittannië en Ierland. Deels worden de ooilammeren via de korte keten verkocht aan een plaatselijke supermarkt.
Op het bedrijf van Jos Sprangers te Meer worden ruim 100 Texelooien gehouden met superieure bevleesdheid. De bedrijfsleider hecht meer belang aan het exterieur dan aan vruchtbaarheid. Er wordt fokmateriaal geëxporteerd naar Nederland, Frankrijk en Groot-Brittannië. Lammeren die niet voor de fokkerij geschikt zijn worden op stal afgemest en brengen bij slachting een zeer goede prijs op.
Er is op het bedrijf een automatische weegschaal aanwezig. De dieren worden gechipt en op basis van de dierherkenning en geregelde wegingen kan de groei gevolgd worden. Het dekseizoen start op dit bedrijf begin oktober. De ramkeuze wordt aangepast i.f.v. de ooi en i.f.v. het streven naar of meer ontwikkeling of meer bevleesdheid.
Bij het bezoek aan het bedrijf van Pieter Vranckx te Bunsbeek zagen we goed ontwikkelde en goed bespierde Rouge De l’Ouest dieren. Ook dit bedrijf exporteert fokmateriaal naar Groot-Brittannië. De dieren halen hoge gewichten. We zagen er een bijna tweejarige ram van 130 kg.
Qua worpgrootte wordt twee lammeren per ooi gehaald. Het is opmerkelijk dat het aflamseizoen zich situeert tussen 15 december en eind februari. De lammeren worden vlot geboren, maar hebben weinig of geen wol. Ze zijn dus erg koude-gevoelig. Dank aan de drie bedrijven die ons gastvrij ontvingen en die zich, opmerkelijk, alle drie deels op export van fokmateriaal naar Groot-Brittanië richten.