Startpagina Aardappelen

Nog steeds kopzorgen voor aardappeltelers

Het telen van aardappelen verliep dit jaar niet van een leien dakje. Eerst waren er moeilijke pootomstandigheden en nu zijn er moeilijke rooi- en bewaaromstandigheden.

Leestijd : 5 min

Het Interprovinciaal Proefcentrum voor de Aardappelteelt (PCA) merkt in zijn recentste berichtgeving op dat alle aardappelen nog niet gerooid zijn. Uiteraard zitten er verschillen tussen telers en regio’s. Het PCA gaf op 14 november aan dat zo’n 76% van het Vlaams areaal gerooid was.

West-Vlaanderen en delen van Oost-Vlaanderen kregen begin deze maand meer regen te verwerken dan gebieden ten oosten van Brussel en in Wallonië. Deze situatie vertaalt zich natuurlijk in het veld. Waar aardappelruggen langdurig onder water staan en de knollen in een zuurstof-loos milieu verblijven, is de kans op rot zeer groot. Zitten de knollen niet te lang onder water, dan is er nog hoop. Te nat gerooide knollen zijn uiteraard moeilijker bewaarbaar, zelfs al is er optimale bewaarinfrastructuur voor handen.

Het PCA raadt wie nog aardappelen moet rooien in deze natte omstandigheden aan om contact op te nemen met zijn verwerker. Misschien duiken er wel mogelijkheden op om vervroegd te leveren en kan er zo ingespeeld worden op mogelijk toekomstige moeilijkere bewaaromstandigheden.

De moeilijke rooiomstandigheden en de stijgende vraag naar aardappelen zorgen er wel voor dat de prijs ervan op de vrije markt stijgt.

Warmeluchtkanon

Het PCA geeft telers de tip mee om aardappelen die nu in natte omstandigheden gerooid worden al te drogen tijdens het inschuren. Dit kan door meerdere warmeluchtkannonnen te installeren en te richten op de helling van de laatst ingeschuurde aardappelen. Deze kunnen zo al drogen nog voor er andere op komen te liggen. Hoe sneller het droogproces start, hoe kleiner de kans op verstikking en andere problemen, meldt het PCA.

Hoe het bewaarproces verder verloopt, hangt eerst en vooral af van de omstandigheden in de loods en van de producttemperatuur die er nu is. Buitenlucht die kouder is dan de aardappelen en/of die een lage relatieve vochtigheid heeft, is drogend. Frisse nachten bieden drogende buitenlucht. Vooral nat gerooide aardappelen kunnen nu extra drooguren gebruiken.

Een warmeluchtkanon kan ook ingezet worden om te voorkomen dat de producttemperatuur te snel zakt bij gebruik van koude buitenlucht ‘s nachts. De warme binnenlucht wordt dan gemengd met koude buitenlucht om de aardappelen verder te laten drogen. Het vocht van de natte aardappelen moet zo snel mogelijk de loods uit, klinkt het advies. Dat kan via voldoende ventilatie-uren. Aanklevende natte grond plakt de huidmondjes van de aardappel dicht, waardoor deze niet meer kan ademen en verstikt.

Is de producttemperatuur teruggelopen tot 11 à 12 °C, dan kan volgens het PCA ook overdag geventileerd worden met buitenlucht van ongeveer dezelfde temperatuur, omdat overdag de relatieve vochtigheid doorgaans lager is dan 100%.

Kiemremming

Eens de aardappelen droog liggen, kan gestart worden met kiemremming. Dat geldt voor alle toegepaste middelen. Het PCA verwacht geen vroege kiemlust, gezien de hoge mate waarin maleïnehydrazide is ingezet én gezien de matige zomer op het vlak van temperatuur en neerslag. Aardappelen die zijn gerooid in de warme dagen van september en oktober kunnen wel eerder kiemlust vertonen.

Ondanks het late oogstseizoen raadt het PCA telers aan om dagelijks de kieming op te volgen en om nu al een kiemremmingsstrategie uit te dokteren. Ze geven hierbij mee dat munt- en sinaasappelolie in staat zijn om aanwezige kiemen in een jong stadium af te branden en dat 1,4 dimethylnaftaleen preventief moet toegepast worden om de aardappel in kiemrust te houden. Ze vermelden ook dat ethyleen de kieming vertraagt, maar ze niet vernietigt.

De aardappelteler dient goed de werkingswijze en eigenschappen van de ingezette middelen na te gaan. Sommige middelen vragen na hun toepassing een interne ventilatie aan gereduceerd gebied en het gesloten houden van de loods gedurende meerdere uren (tot 48 uur). Hoe langer het kiemremmingsmiddel dat in gasvorm aanwezig is in de loods, daar kan blijven, des te beter de werking ervan.

Afhankelijk van de gekozen middelen varieert de wachttermijn om uit te schuren van 0 tot 6 dagen en bij sommige middelen is zelfs 12 dagen aangeraden. Informeer je goed als teler!

Kwaliteitsproblemen

De niet optimale veldomstandigheden hebben niet alleen hun invloed op de rooi- en bewaarkwaliteit, maar ook op de kwaliteit van de aardappel zelf. Het PCA kreeg zo al meerdere meldingen van roodrot, bacterieel rot en melkzuurschimmel. Natte veldomstandigheden waarbij de aardappelknol in een zuurstofarme omgeving verblijft, zorgen voor het optreden van voornoemde schimmels. Knollen die hiermee zijn aangetast kunnen gezonde knollen besmetten en worden dus beter niet bewaard.

Knollen die er op het eerste zicht intact uitzien, maar toch een donkerachtige kleur hebben en rubberachtig aanvoelen, kunnen geïnfecteerd zijn met roodrot. Als zo een knol wordt doorgesneden, verkleurt het weefsel roos tot rood.

Het PCA stelde dit rooiseizoen meer maals misvormde, gekloven en holle aardappelknollen vast. De oorzaak hiervan gaat terug naar het voorjaar. De droogte van toen zorgde voor minder knollen per struik en voor een grovere sortering. Door de explosieve groei in de zomer kon de celgroei van de knol niet altijd volgen, waardoor voornoemde kwaliteitsproblemen optreden.

Via bemonstering het afgelopen seizoen merkte het PCA nog dat de 4 bewaarrassen die ze opvolgen – Bintje, Challenger, Fontane, Innovator – allen lagere onderwatergewichten haalden dan ze gewoon zijn. Rampzalig is het echter zeker niet, met slechts het beperkt terugvinden van enkele drijvers.

Nog merken ze dat slechts weinig percelen problemen geven met doorwas. Is het toch aanwezig, dan zijn het in hoofdzaak popperige knollen. Slechts sporadisch wordt een secundaire knol gevonden. Er nog goed nieuws nog wat de frietkleur betreft: deze is uitstekend. Het PCA stelt wel relatief hoge blauwgevoeligheden vast, in combinatie met eerder normale onderwatergewichten.

Nitraatresidu

Dankzij staalname op aardappelvelden tussen begin september en half oktober heeft het PCA al een zicht op het nitraatresidu. Dat zat dit jaar eerder laag. De verklaring moet vermoedelijk gezocht worden in de langere groeiperiode, waardoor langer stikstof is opgenomen.

Onderzoek en opvolging door het PCA toont volgens hen dat de aardappelopbrengsten geen uitgesproken positief of negatief verband toonden met de bemestingsdosis. “De opbrengsten die behaald werden met een bemestingsdosis tussen 140 en 200 kg werkzame N/ha waren bij de beste van alle opbrengsten. ”

De boodschap is dan ook duidelijk voor het PCA: “Een bemesting op aardappelen met meer dan 200 kg werkzame N/ha was overbodig, resulteerde niet in meeropbrengsten en gaf een hoger nitraatresidu. Geef bij het planten dus zeker geen overdreven hoge dosis stikstof. Indien nodig kan je een kleine hoeveelheid bijgeven enkele weken na de opkomst van het gewas. Om inzicht te krijgen in de stikstofinhoud in de bodem neem je het best een bodemstaal kort na de opkomst.”

Tim Decoster

Lees ook in Aardappelen

Meer artikelen bekijken