Pootafstand bepalen in functie van ras en kaliber
Met een nieuw aardappelteeltseizoen voor de deur moet alle aandacht gaan naar een goede voorbereiding en naar de meest optimale teelttechniek in de beste omstandigheden. Heb daarom voldoende aandacht voor de juiste pootafstand in functie van het ras en kaliber, bemerkt het PCA.
Een goede bodemstructuur, gezond pootgoed, een correcte plantafstand en een bemesting volgens behoefte zijn de eerste belangrijke stappen die moeten genomen worden voor een succesvolle aardappelteelt.
Hoog knolaantal
Aan de basis van een goede opbrengst ligt een voldoende hoog knolaantal in de gewenste sortering. Rassen die gemakkelijk grof groeien, omdat ze van nature weinig stengels en dus weinig dochterknollen vormen per struik, vragen een grotere potermaat en een dichtere plantafstand dan rassen die meer knollen per struik vormen.
Poters die gesneden worden, zullen 10 à 20% meer stengels vormen, wat een besparing kan opleveren. Hou je evenwel aan de voorgeschreven plantafstanden om de vereiste stengeldichtheid te halen en om voldoende opbrengst te genereren.
In de tabel zijn voor een aantal rassen de meest aangewezen plantafstanden vermeld. Naargelang het pootgoed fijn of grover uitvalt, kan de plantafstand respectievelijk iets nauwer of ruimer gekozen worden.
Rekenvoorbeeld
Ter illustratie geven we het voorbeeld dat bij pootgoed van het ras Fontane 15 poters per kg zitten in plaats van de in de tabel genoemde 17 poters/kg. Dan betekent dat het pootgoed iets grover is dan normaal. Kies dan eerder voor een plantafstand van 38 cm in de rij. In dat geval heb je per hectare 35.087 poters nodig (10.000 m² : 0,75 m : 0,38 m = 35.087 poters/ha).
Met 15 poters/kg komt dit neer op 2.339 kg pootgoed per ha (35.087 poters : 15 = 2.339 kg/ha). Let op: bij verlies ten gevolge van dubbel planten, kan de benodigde hoeveelheid zelfs nog iets groter zijn.
Het vermelde aantal poters per kilogram gesneden pootgoed slaat op het aantal halve knollen per kilogram.
Wie grotere arealen moet planten, doet er best aan om met de pootgoedleverancier te overleggen over de mogelijkheden van verlengde stockage en van het afroepen naargelang het plantseizoen vordert. Dit moet voorkomen dat te veel pootgoed langdurig in minder optimale omstandigheden op het bedrijf moet bewaard worden.
