Startpagina Veeteelt

Voedingsstrategieën zijn belangrijke sleutels in een stikstofefficiënte melkveehouderij

Melkveehouders kunnen hun uitstoot van stikstof verkleinen door omschakeling naar grasklaver in combinatie met minder stikstofbemesting en maaipraktijken die de kwaliteit van de graskuil verbeteren, dat blijkt uit het doctoraatsonderzoek van Tine Van den Bossche (ILVO).

Leestijd : 4 min

Een andere conclusie uit het doctoraatsonderzoek is dat het eiwitgehalte in het rantsoen verlagen zonder impact op de melkproductie door toevoeging van supplementen of additieven ook potentieel heeft. Maar dat is moeilijker. “Essentiële oliën aan het voeder toedienen om het microbioom in de pens te beïnvloeden lijkt veelbelovend, maar of het effect lange tijd aanhoudt moet verder onderzocht worden”, bemerkt Tine Van den Bossche.

Stikstof is essentieel voor alle levende organismes, maar emissies door overmatig gebruik zijn schadelijk voor het milieu en de menselijke gezondheid. In landbouw gaat het specifiek om ammoniak-, lachgasemissies en nitraatverliezen, met als voornaamste bronnen de veeteelt en het gebruik van drijf- en kunstmest. Tine Van den Bossche onderzocht in haar doctoraat of en hoe melkveehouders hun stikstofuitstoot kunnen verkleinen via voedingsstrategieën. In dit filmpje legt ze uit wat ze gedaan heeft.

Graslandbeheer

Grasland is een primaire eiwitbron voor melkvee en speelt een belangrijke rol in de voederstrategie van melkveehouders. Verschillende graslandbeheerstrategieën kunnen de stikstofbenutting van grasland en de eiwitkwaliteit van graskuil op commerciële melkveebedrijven verbeteren.

Eén van de strategieën is gras-klaver met minder kunstmest: Omschakelen van gras naar grasklaver is een effectieve strategie om het gebruik van kunstmest te verminderen en de stikstofbenutting van het grasland te verbeteren, wat leidt tot minder stikstofverliezen. Een praktijkproef toonde aan dat grasklaver 11 ton droge stof per ha kon leveren met 71% minder kunstmest in vergelijking met gras.

Een andere strategie zijn het aanhouden van goede maaipraktijken. Maaifrequentie en -timing, voordrogen en fermentatieomstandigheden hebben impact op de eiwitkwaliteit (DVE-gehalte) van graskuil. In de eerste plaats zorgt het maaien van gras in een vroeg groeistadium voor een hogere verteerbaarheid van het organisch materiaal. Maaien tijdens zonnige namiddagen leidt tot een hoger suikergehalte en voldoende voordrogen is ook zeer belangrijk. Ook het vermijden van bodemverontreiniging is essentieel, voor een laag ruwe as gehalte.

Tine Van den Bossche: “Met deze strategieën kunnen hoogproductieve melkveebedrijven op een stikstofefficiënte manier ruwvoer telen met een hoge eiwitkwaliteit en zo hun behoefte aan kunstmest en krachtvoer verlagen.”

Kuiladditieven

Om de afbraak van eiwit in de graskuil te verlagen en op die manier de kuilkwaliteit (zeker bij eiwitrijk najaarsgras) nog te verbeteren, onderzocht Van den Bossche ook het potentieel van een hydrolyseerbaar tannine-extract als kuiladditief. Tannine kan eiwit binden waardoor die in de kuil en in de pens niet afbreken en de stikstofbenutting van het voeder door de koe verbetert.

De onderzochte dosis tannine (7,2 g/kg DS) bleek echter onvoldoende om de kuil- of eiwitkwaliteit te verbeteren. De dosis verhogen zou kunnen leiden tot meer uitgesproken effecten maar is volgens Van den Bossche economisch niet zinvol. Het voederen van de tannine-graskuil bleek wel te leiden tot een verschuiving van stikstofverliezen van de urine naar de mest, een positief effect want stikstof in urine leidt sneller tot verliezen.

Voedermanagement

Verlagen van het eiwitgehalte in het rantsoen vermindert effectief de stikstofuitscheiding en -uitstoot. Eén gram minder eiwit per kg droge stof leidt tot 1 % minder ammoniakemissie. Het eiwitgehalte per kg droge stof verlagen van 16,5 % naar 14,5 % zou dus leiden tot een ammoniakreductie van 20 %. Als hierdoor tekorten ontstaan aan aminozuren verlaagt het echter ook de melkproductie. Tine Van den Bossche onderzocht of het toedienen van bestendige aminozuren of additieven die het microbioom beïnvloeden hier een oplossing voor kunnen bieden.

Er is nog weinig geweten over de beschikbaarheid van aminozuren in voedermiddelen en het is moeilijk om nauwkeurig te bepalen wat de behoeften van melkkoeien zijn. Het hele spectrum van aminozuren moet in acht worden genomen. Dat maakt het toedienen van pensbestendige aminozuren via supplementen een uitdaging.

Een amylase additief kan de zetmeelvertering in de pens stimuleren, dat werd bevestigd in dit onderzoek. Het is voornamelijk interessant in rantsoenen met een hoog aandeel pens bestendig zetmeel en een hoge onbestendige eiwit balans (OEB). Het is echter moeilijk om rantsoenen met een laag eiwitgehalte, toch voldoende OEB te laten aanbrengen. Daarom had dit additief in proef minder potentieel in combinatie met laag eiwit.

Essentiële oliën aan het voeder toedienen had in het onderzoek het beste effect. Het biedt potentieel voor het optimaliseren van de stikstofbenutting bij koeien en verhoogt de melk(eiwit)productie. Tine Van den Bossche: “Bijkomend onderzoek is evenwel nodig want het microbioom in de pens kan zich aanpassen, waardoor de langetermijneffecten moeilijk te voorspellen zijn.”

Tine Van den Bossche, ILVO

Lees ook in Veeteelt

Michael Gore: “Als het zo doorgaat, glijden we opnieuw af naar een crisis in de vleesveesector”

Vleesvee Het aantal runderslachtingen staat op een historisch laag niveau. We produceren vandaag de dag minder rundvlees dan in 1970 en als je het aan Michael Gore, afgevaardigd bestuurder van de nationale beroepsvereniging voor slachthuizen, uitsnijderijen en groothandels (Febev), vraagt is de bodem nog niet in zicht. “We kunnen deze neerwaartse trend alleen stoppen bij de basis: de boer, alsook de tussenschakels in de vleesproductieketen, moeten een eerlijke prijs ontvangen voor hun product. Dat is de impuls die we nodig hebben om de hele keten draaiende te houden.”
Meer artikelen bekijken