Knolcyperus:bestrijden steeds moeilijker, voorkomen steeds belangrijker
In een eerder artikel werd de onkruidsoort al voorgesteld. Hier werd duidelijk dat knolcyperus door zijn snelle vermeerdering, snelle groei, groot concurrentievermogen en lage gevoeligheid aan bestrijdingsmiddelen een te duchten onkruid is. In de toekomst zal de bestrijding enkel nog bemoeilijkt worden door de genetische variantie binnen de knolcyperussoort.
Een besmetting zou te allen tijde vermeden moeten worden. In dit vervolgdeel gaan we dieper in op het voorkomen van besmetting en de bestrijdingsmogelijkheden. Ook wordt er verder uitgeweid over het lopend Leaderproject.
Besmetting voorkomen
De beste bestrijding van knolcyperus is zorgen dat het perceel niet besmet wordt. Daarom moet voornamelijk ingezet worden op het knolcyperusvrij houden van niet-aangetaste percelen. Dus ook hier geldt de gouden regel: voorkomen is beter dan genezen
Besmette percelen als laatst
De grootste boosdoener is het transport van besmette grond naar niet-besmette percelen. Dit is voornamelijk groot grondtransport (aanvulgrond etc.) maar eveneens verslemping, erosie en meegenomen grond aan het grondwerktuig. Op deze factoren zou ingespeeld moeten worden: goede bodemhuishouding, maatregelen op erosiegevoelige gronden, reiniging van machines na gebruik op besmet perceel en besmette percelen als laatst bewerken en oogsten.
Besmetting snel gebeurd
Ook externe factoren moeten in de gaten worden gehouden. Zoals het gebruik van niet-besmette stalmest. Runderen kunnen bij grazen op een besmet perceel ook knollen opnemen. Deze kunnen onverteerd in de mest terechtkomen en dus ook zo voor besmetting zorgen. Ook bij de aankoop of huur van een perceel moet knolcyperus in het achterhoofd worden gehouden. Besmetting van een perceel gebeurt regelmatig door verhuur van het oorspronkelijk niet-besmet perceel aan andere landbouwers of via een besmet buurtperceel. Een andere besmettende factor is de toepassing
Zelfveredelend
Chemische bestrijding moeilijker
Bodemmiddel en naopkomst
De eerste manier kenmerkt zich door het inwerken van een bodemherbicide op basis van S-metolachloor voor de zaai, gevolgd door een behandeling in 4-5 bladstadium met een cocktail van dimethenamide-P-, mesotrione- en pyridaatmiddelen. Het voordeel van deze methode is dat knolcyperus in een vroeg stadium behandeld wordt en de maïs hier weinig concurrentie van ondervindt in zijn beginontwikkeling. Het nadeel is de weinig actieve doding van de aanwezige knollen aangezien het bodemmiddel de moederknollen enkel verhindert te kiemen. Volgend teeltseizoen kunnen deze wel opnieuw kiemen.
Twee keer naopkomst
Een andere manier is de toepassing van twee late naopkomstbehandelingen. Deze techniek wordt voornamelijk geadviseerd op percelen met een grote homogene knolcyperusdruk en steunt op het uitputten van de energiereserves van de aanwezige knollen door ze vaak te laten kiemen. Hierdoor wordt een actieve knoldoding bekomen, op voorwaarde dat er bij bespuiting een groot behandelbaar bladoppervlak van de knolcyperus aanwezig is. De mais zal bij deze methode meer concurrentie van de grotere knolcyperusplanten ondervinden.
De eerste behandeling gebeurt als de knolcyperus 10-15 cm hoog staat waarna een onderbladtoepassing wordt uitgevoerd net voordat de rijen sluiten. Na de tweede behandeling is hergroei van knolcyperus bijna onmogelijk door lichttekort. Zo worden op één teeltseizoen twee kiemingen gerealiseerd.
Goed timen!
De tijdstippen van beide behandelingen zijn zeer belangrijk: als deze verkeerd worden ingeschat zal er een extra behandeling uitgevoerd moeten worden. De gebruikte middelen zijn identiek aan deze van de na-opkomstbehandeling van de bodemmiddelmethode, maar worden gefractioneerd toegepast.
Combineren
Beperkte keuze in tuinbouw
Glyfosaat
Project
Aangezien knolcyperus tegenwoordig niet enkel wordt teruggevonden in agrarische oppervlaktes maar ook in sloten, wegbermen, tuintjes en andere aanplantingen zijn zowel land- en tuinbouwers, gemeentes als burgers het doelpubliek van dit project.
Anoniem data verzamelen
Hiervoor is er medewerking van land- en tuinbouw nodig. Daarom wordt iedereen vrijblijvend uitgenodigd om zijn kennis over de besmette percelen kenbaar te maken. Dit kan volledig anoniem aangezien toch enkel de oppervlaktes van betekenis zijn. Ook zal deze informatie nooit uitgewisseld of openbaar gemaakt worden. De meldingsplicht bestaat niet meer, dus nadelige gevolgen zullen er zeker niet zijn.
Begeleiding beschikbaar
Voor knolcyperus geldt er binnen de IPM-regelgeving een bestrijdingsplicht die we willen vergemakkelijken door in de toekomst begeleiding aan te bieden. Deze begeleiding zal gepaard gaan met een afwijking van toepassing van bestrijdingsmiddelen. Dit is nog niet concreet uitgewerkt, maar zal in de toekomst zeker mogelijk zijn.
Indien u graag wilt meewerken aan dit project kan u altijd onderstaande gegevens contacteren. U kan vragen voor een afspraak, of via de site (www.pvl-bocholt.be) kan u de besmette percelen ook makkelijk zelf doorgeven.