Startpagina Melkvee

Goed gefokte melkveevaarzen kalven tussen de 22 en 24 maanden af

Het doel van een succesvolle jongveeopfok is om de eerste kalving te bereiken vanaf een leeftijd van 22 maanden, en dit met hetoog op gezondheid, hoge productie en lang leven. Er zijn talloze manieren waarop kalveren en vaarzen zeer succesvol grootgebracht kunnen worden. Nieuwe inzichten en hot topics hebben sommige courante adviezen de laatste jaren gewijzigd.

Leestijd : 5 min

Een optimale kalverhuisvesting  is een goede balans tussen gezondheid, levensduur en economie van het kalf en is daarbij ook arbeidsefficiënt. Het doel van individuele huisvesting is het voorkomen van de verspreiding van ziekten tussen kalveren, een betere individuele controle van de voeding en monitoring van de kalveren en het voorkomen van ‘zuigen’ tussen kalveren.

Kalveren koppelen

De laatste jaren is er steeds meer aandacht voor dierenwelzijn en daardoor krijgt de individuele kalverhuisvesting meer kritiek. Koppel- of groepshuisvesting zou meer gezondheids- en sociale voordelen voor kalveren kunnen bieden dan individuele huisvesting. Kalveren zoeken gezelschap, sociale competentie en een gezonde leefomgeving zonder angst, pijn en stress.

Nieuw wetenschappelijk onderzoek toont aan dat sociale interactie tussen kalveren veel voordelen heeft voor het toekomstige leven. Kalveren die vanaf de geboorte gekoppeld of in groepshuisvesting worden gehouden, kunnen bijvoorbeeld tijdens hun leven makkelijker omgaan met de samenstelling van een nieuwe groep. Individueel gehuisveste kalveren die later in groep worden geplaatst, rennen meer rond en vocaliseren, wat een vorm van stress is volgens de onderzoekers. Ook zien ze dat individueel gehuisveste kalveren meer gezondheidsproblemen ontwikkelen na groepering in de speenperiode.

Momenteel wordt daarom geadviseerd om kalveren te koppelen. Zo kan er nog steeds individuele aandacht geboden worden en is er aan de andere kant het sociale aspect. Kalveren kunnen sociaal met elkaar omgaan, maar worden minder blootgesteld aan ziekten die couranter de ronde doen in grotere groepen. Idealiter is het leeftijdsverschil tussen dieren niet meer dan 2 weken. Het koppel blijft minimaal 3 weken bij elkaar en kan daarna gegroepeerd worden met anderen. Voldoende ruimte is belangrijk, bijvoorbeeld 2 iglo's met één gemeenschappelijke uitgang. Volgens de literatuur hebben gepaarde kalveren een grotere dagelijkse lichaams toename tijdens het opgroeien door een hogere voederopname en betere voederconversie. Een complicerende factor blijft enigszins ‘zuigen’. Emmers 15 minuten langer na het voeren laten staan, spenen met trage afgifte of een barrière voorzien tijdens het voeren kan dit euvel verhelpen.

Inzet van een pleegkoe

De publieke opinie is zeer kritisch over het scheiden van moeder en kalf. Vooral bij melkvee gebeurt dit in principe direct na de kalving. Pleegmoeders zijn een interessante nieuwe denkpiste waar onderzoek wordt naar gevoerd. De eerste resultaten tonen dat zogende kalveren met gezonde pleegkoeien verrassend minder diarree hebben. Besmetting van koe op kalf van ziekten, zoals paratuberculose en mycoplasma, vereist aandacht.

Kalverjasje of niet?

Een ander actueel thema is hoe om te gaan met koudestress bij kalveren. Pasgeboren kalveren krijgen koudestress als de temperatuur onder de 10 °C zakt. Dieren met een suboptimale lichaamstemperatuur groeien slechter en hebben een minder competent immuunsysteem. Koudestress voorkomen kan op veel manieren, zoals binnenhuisvesten, het gebruik van veel stro als strooisel, het verhogen van de calorie-inname en het gebruik van kalverjasjes.

Kalverjassen zijn zeker interessant voor dieren jonger dan 3 weken en voor zieke kalveren. De jasjes moeten droog zijn! Kalveren met jasjes die nat zijn door regen of zweet, zijn zeer kwetsbaar voor warmteverlies. Op tijd en stond de kalverjassen afnemen en laten drogen is een goed idee. Kwalitatieve kalverjassen, die goed gebruikt worden, zijn een absolute meerwaarde voor de gezondheid van ieder dier. Als het niet correct wordt gebruikt, is het beter om de jassen te verwijderen.

Kalveren ad libidum of beperkt voeren?

De melkperiode is een dure tijd voor jongvee. Daarom werd jarenlang geadviseerd om kalveren slechts beperkt te voeren uit financiële overweging. Het verhogen van de melkgift vermindert het hongergevoel en verhoogt het speelgedrag en de dagelijkse groei vóór het spenen.

Een tragere overgang naar het spenen is evenwel belangrijk. Hoewel gezondheidsstudies geen significant effect van meer melkvoeding op de algemene gezondheid van kalveren konden aantonen, zijn er wel aanwijzingen dat een hogere melkfrequentie voor het spenen de eerste afkalfleeftijd verlaagt en de melkproductie in de eerste lactatie verhoogt.

Welke speenmethode is de beste?

Ook op het gebied van spenen zijn er enkele nieuwe adviezen. De laatste tijd waren alle onderzoeken gericht op het zo jong mogelijk spenen van kalveren en op het besparen van kosten op het voeren van melk.

Het spenen op latere leeftijd lijkt ook hongersignalen te verminderen en stressvrij gedrag zoals ‘spelen’ te vergroten. Er is een sterk vermoeden dat een latere speenleeftijd de gezondheid van kalveren positief zal beïnvloeden, maar duidelijke wetenschappelijk bewezen conclusies zijn momenteel nog moeilijk te nemen.

Beperkt aantal vervangvaarzen

Vervangvaarzen vormen op de meeste melkveebedrijven de tweede of derde productiekost, na voeder- en arbeidskosten. Vaak wordt dit echter vergeten. Traditioneel hielden boeren alle vaarzen op het bedrijf. Tegenwoordig zijn de berekeningen gebaseerd op een lange levensduur en dus ook op een zo klein mogelijk percentage dieren dat jaarlijks moet worden afgevoerd.

Op een bedrijf met bijvoorbeeld 100 melkkoeien, met 29% vervangpercentage, waar de vaarzen afkalven op een leeftijd van 26 maanden en waar de kalversterfte   minder dan 5% bedraagt, heeft men niet  meer dan 66 vrouwelijke kalveren en vaarzen samen per jaar nodig.

Opletten voor overgewicht bij vaarzen

De voeding van gespeende kalveren is traditioneel een van de meest over het hoofd geziene aspecten van het melkveemanagement. Ook het voederen na het spenen is echter belangrijk. We willen de voerefficiëntie van vaarzen verbeteren met zo laag mogelijke kosten en arbeid.  But on another hand we do not want to forget about the welfare. Er zijn enkele mogelijkheden. We willen dat vaarzen explosief groeien, maar dat ze toch niet te zwaar worden. Het lichaamsgewicht is zeer gecorreleerd met het begin van de puberteit.

Na het spenen en tijdens het begin van de puberteit krijgen vaarzen traditioneel een dieet met veel ruwvoer aangeboden. Het blijkt echter dat een vroege overstap naar een dieet met veel ruwvoer de opname en ontwikkeling zal onderdrukken in de periode dat de efficiëntie van vast voer het grootst is. De vaarzen die beperkte, maar hoog geconcentreerde voeding krijgen, kunnen een vergelijkbare hoeveelheid voedingsstoffen opnemen als met een ad libitumdieet van ruwvoer met een minder goede kwaliteit. Deze strategie, met geconcentreerde voeding, wordt ingezet als we een explosieve groei willen met een lagere mestproductie. We moeten echter uiterst alert blijven, want vaarzen kunnen zeer snel overgewicht krijgen.

Aan de andere kant bestaat er discussie over de vraag of beperkt voeren de pensontwikkeling niet onderdrukt en daarmee de melkproductie verlaagt. Wanneer we beperkte voeding met een hoog energiegehalte aanbieden, consumeren de vaarzen het voer snel en hebben ze de rest van de dag honger. Dit is een zorg voor het dierenwelzijn. Vanuit het perspectief van ziektepreventie is er geen duidelijk bewijs dat beperkte of ad libidumvoeding het optreden ervan zou beïnvloeden.

Het thema ‘jongveeopfok’ is de laatste jaren erg interessant, zeker in Europa, waar ook meer gesproken wordt over dierenwelzijn. We moeten daarom de traditionele landbouwmethodes blijven uitdagen en proberen om nieuwe kennis te integreren.

Barbara Beci (UGent)

Lees ook in Melkvee

Meer artikelen bekijken