Startpagina Tuin

Pootgoed: goed begonnen is half gewonnen

De winter van 2019-2020 zal de geschiedenis ingaan als de winter die…, of beter gezegd zal de geschiedenis niet ingaan want er was geen winter. Dit maar om te zeggen dat de herfst nu definitief voorbij is en de lente eigenlijk al begonnen is. De vroege voorjaarsbloeiers staan al volop in bloei, het gazon lijkt al aan een maaibeurt toe en verliefde vogels vliegen af en aan met nestmateriaal.

Leestijd : 4 min

Gelukkig is er nog de kalender die ons vertelt dat het pas eind februari is en dus nog te vroeg, en momenteel ook veel te nat en eigenlijk ook nog een beetje te donker, om al volop aan het zaaien en planten te gaan. Wiecechter in juni nieuwe aardappelen wil oogsten, moet wel al op zoek gaan naar geschikt pootgoed. Dat is nu volop en nog in alle rassen beschikbaar. Wie te lang wacht om zich te bevoorraden zal zich tevreden moeten stellen met de rassen die dan nog beschikbaar zijn. Niet alleen voor professionele telers is goed pootgoed belangrijk, ook voor de hobbyteler is kwalitatief goed pootgoed en een ras aangepast aan de specifieke wensen van de tuinliefhebber (zoals opbrengst, ziektegevoeligheid, oogstrijpheid, smaak, textuur, bewaring...) zeer belangrijk. We helpen u graag door nog eens de feiten op een rijtje te zetten.

Soorten pootgoed

Aardappelen worden ingedeeld in vroege, middelvroege en late aardappelen, naargelang de groeiperiode die ze nodig hebben alvorens ze geoogst kunnen worden. Het oogsttijdstip wordt dus bepaald door het ras en de datum van aanplanten.

Vroege rassen zijn soorten die al heel vlug knollen vormen en daarom ook eerder, reeds na 70 dagen voor de echte primeurrassen en na 90 tot 100 dagen voor de andere vroege rassen, geoogst kunnen worden als het loof van de planten nog groen is. Ze zijn dan nog niet volledig uitgerijpt en bijgevolg ook niet zo lang te bewaren. Dit is echter geen bezwaar, want 'nieuwe' aardappelen smaken het best als ze vers geoogst zijn. In de regel worden vroege rassen ook wat vroeger gepoot dan de andere rassen om al zo vroeg mogelijk te kunnen oogsten. De latere rassen worden in de regel enkele weken later geplant dan de vroege en worden pas geoogst als het loof is afgestorven. De opbrengst is dan maximaal en de knollen zijn volledig afgerijpt, waardoor ze ook langer te bewaren zijn.

Late rassen zijn pas na 150 tot 180 dagen volledig uitgerijpt, maar men kan ze dan wel bewaren tot diep in het volgende voorjaar.

Verschillende maatsorteringen

In de handel worden poters aangeboden in verschillende maatsorteringen, waarbij de maat 28-35 mm de het meest courant is. Voor de opbrengst, uitgedrukt in kg, maakt de maatsortering niet zoveel uit. Het is wel zo dat kleinere knollen (maat 25-28 mm), minder stengels per aardappelplant hebben en ook minder maar grotere knollen zullen opleveren. Dat komt omdat deze minder ogen hebben. Grotere maatsorteringen (maat 35-45 mm) geven, omdat iedere knol meer ogen heeft, meer stengels per plant en dus ook meer kleinere knollen.

Om de vele knollen toch voldoende groot te laten uitgroeien, worden deze grotere poters het best verder uit elkaar geplant. Voor de vroege teelten is een grotere maat interessant omdat deze knolletjes meer reservestoffen ter beschikking hebben om van een eventuele vorstperiode te herstellen.

Om te weten hoeveel plantgoed u ongeveer nodig heeft, geef ik nog volgende cijfers mee. Bij maatsortering 25-28 zitten er ongeveer 70 knolletjes in 1 kg, bij de maatsortering 28-35 ongeveer 40 knolletjes en bij de maatsortering 35-45 ongeveer 20. Een goede plantafstand in de rij is voor de maatsortering 25-28 ongeveer 28 cm tussen de knolletjes, voor de maatsortering 25-35 zit er ongeveer 36 cm tussen en voor de maatsortering 35-45 ongeveer 41 cm. Wat de rijafstand betreft, is 65 cm voldoende om de knollen goed te laten uitgroeien. Bij vroege soorten mogen de rijen wat dichter tegen elkaar liggen, maar een ruime rijafstand is gemakkelijker bij het aanaarden later op het seizoen.

Bewaren en voorkiemen

Als we nu onze pootaardappelen kopen, moeten we ze nog een tijdje bewaren alvorens ze te kunnen planten (tussen 1 april en 20 april kunnen bijna alle rassen de grond in, late rassen kan men planten tot half mei). De poters worden dan het best uitgegoten in houten kistjes en droog en vorstvrij bewaard. Om een vlotte opkomst en een snelle begingroei te garanderen en dus bij vroege rassen een kortere teeltduur te bekomen, kan men het pootgoed het best voorkiemen. Een zestal weken voor het planten worden de bakjes met het pootgoed op een plaats gebracht met veel licht, bij een temperatuur van 8 tot 10° C. Op die manier gaan de slapende ogen korte, dikke, blauwgekleurde scheuten vormen. Voorkiemen kan ook bij een hogere temperatuur (18° C.). Het proces verloopt dan veel vlugger en gelijkmatiger. Eens de kiemen gevormd moeten ze worden afgehard door de aardappelen te bewaren bij een temperatuur van 6 tot 10° C., of door ze gewoon buiten op een droge plaats te bewaren (binnenhalen bij nachtvorst) tot ze kunnen geplant worden. Planten kan vanaf het moment dat de bodemtemperatuur oploopt tot ongeveer 10°C. Hou er echter rekening mee dat vroeg gepote aardappelen (vanaf half maart) bij late nachtvorst zullen moeten afgedekt worden om vervriezen te voorkomen. Poters van latere rassen hebben minder baat bij voorkiemen omdat ze meestal wat later op het jaar de grond ingaan, wanneer de bodemtemperatuur al wat hoger is en het kiemen in de grond al vlotter verloopt.

GB

Lees ook in Tuin

Het nieuwe moestuinseizoen staat voor de deur

Tuin Door de zachte temperaturen belooft het in 2024 een vroeg seizoen te worden. De enthousiaste moestuinier voelt zich in deze periode zoals een kind in de weken voor Sinterklaas: voorzichtig bladerend door de catalogi van zaadhuizen en tuincentra op zoek naar nieuwigheden en curiosa, hier en daar aankruisend welk ras of soort men in het komende seizoen wel eens wil uit proberen.
Meer artikelen bekijken