Handelsverdrag roept vragen over soevereiniteit op
In het Vlaams Parlement gingen diverse sprekers met volksvertegenwoordigers in discussie over het vrijhandelsverdrag tussen de EU en Canada. De conclusie: het voor met name de Belgische vleessector gevaarlijke verdrag helpt de economie een klein beetje, maar roept ook vragen op over soevereiniteit.
In oktober 2016 werden de EU en Canada het eens over een vergaand handelsverdrag. Vooral door de landbouw gedragen Waals verzet werd uiteindelijk opgegeven. Bijna een jaar later ging het verdrag voorlopig in. Op dit moment hebben 10 van de 28 lidstaten van de EU het verdrag met Canada geratificeerd. Het verdrag helpt kortweg gezegd de zuivel en de groente- en fruitexport, maar kan de vleesvee- en varkenshouderijsector in België hard raken. Voor hen is er nog altijd hoop. Zolang het verdrag, CETA genoemd, niet is geratificeerd, kan het niet definitief ingaan.
Tijdens een hoorzitting in het Vlaams Parlement mochten diverse genodigde sprekers hun mening uiten. Vanuit de landbouw werd in elk geval één persoon voorgedragen, voorzitter Hendrik Vandamme van het Algemeen Boerensyndicaat. Vandamme, een akkerbouwer van nabij Oostende, werd afgewezen, waardoor de boerenstem in het Vlaams Parlement niet gehoord werd. Toch kwamen tijdens de discussie voor de landbouw relevante inzichten op tafel.
Levert weinig op
Monique Goyens sprak tijdens de hoorzitting namens de Europese consumentenorganisatie BEUC. Opinietijdschrift Knack noemde haar in 2016 nog de machtigste Belgische vrouw in de EU. CETA garandeert geen lagere prijzen of meer innovatie, benadrukte Goyens. In feite maakte ze daarmee korte metten met de aanname dat het handelsverdrag misschien slecht is voor individuele (deel)sectoren, maar uiteindelijk het publieke belang - eng gedefinieerd als lage prijzen - dient. “Niemand kan aantonen hoeveel prijzen dalen door een vrijhandelsverdrag”, aldus Goyens.
Voor consumenten is het volgens Goyens wel voordelig dat door vrijhandel de variëteit aan producten groeit, zodat consumenten meer keuze hebben, of voor dezelfde prijs een beter product kunnen kopen. Goyens ziet in de bijzondere investeerdersbescherming - ISDS genoemd - die is afgesproken met Canada- een risico. In essentie kunnen bedrijven die zich gediscrimineerd voelen door het beleid van een buitenlandse overheid buiten reguliere rechtbanken om en binnen relatief korte tijd hun gelijk halen.
De Nederlandse jurist Laurens Ankersmit van milieuorganisatie Client Earth vindt de investeerdersbescherming eveneens gevaarlijk. Zo geldt geen uitputtingseis. “Waar een gewone burger hier in België eerst door de gewone rechtsgang heen moet, dus naar de Vlaamse rechtbank en dan in beroep moet gaan (sic.) en dan pas mogelijk uit kan komen bij het EVRM (Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, red.), kan je onder ISDS meteen naar een internationaal tribunaal stappen en die schadevergoeding te gelde maken, waar ook ter wereld.”
Goyens pleit er tevens voor dat beleidsmaatregelen in het publieke belang, bijvoorbeeld gericht op ongezonde consumptie, worden uitgesloten van dit beschermingsmechanisme. Het is volgens Goyens denkbaar dat de arbitrage in strijd is met het Europees recht – een zaak die momenteel wordt onderzocht door het Europees Hof van Justitie. Zowel Goyens als Ankersmit adviseren België de uitspraak van het Hof af te wachten en CETA niet eerder te ratificeren.
Onafhankelijk onderzoeker Ronan O’Brien beaamde de stelling van Goyens dat het verdrag geldelijk weinig oplevert. Hij benadrukte dat wereldwijd de handel de afgelopen decennia enorm is toegenomen. Onderzoek toont volgens hem aan dat handel inmiddels dusdanig is geliberaliseerd dat nieuwe handelsverdragen nog maar weinig lijken op te leveren. Daarbij verwijst de Ier naar de beperkte toename van het Bruto Binnenlands Product, die wordt voorgesteld voor een verdrag met de VS. Volgens een gezamenlijke impactstudie die de EU en Canada opstelden, levert het verdrag de economie een magere 0,08% op.
Regulering
Hiddo Houben verdedigde het verdrag als afdelingshoofd van de Europese Commissie, verantwoordelijk voor beleid ten aanzien van de VS en Canada. De EU en Canada hebben veel gemeen( een open economie, hoge standaarden), en kunnen juist daarom gemakkelijker grenzen openen. Het verdrag levert bijvoorbeeld bepaalde sectoren wel degelijk veel op. Zo kan de EU volgens hem veel meer wijn, kazen en diensten naar Canada exporteren. Handel is bovendien heilzaam: concurrentie dwingt tot doelmatigheid.
Wat betreft de samenwerking tussen regulerende instanties, ziet Houben vooral voordelen. Vaak zijn landen het eens over de gewenste uitkomsten van wet- en regelgeving. Niet altijd, maar vaak toevallig wordt een andere weg naar deze uitkomsten toe gekozen. Volgens Houben kan het samenwerken bij de aanvang van reguleringsdossiers latere discussies over de gekozen systematiek voorkomen. De gewenste uitkomsten zijn heilig en worden door de kiezers bepaald.
Hoofdeconoom Jan Van Hove van de KBC-groep zei in navolging van Houben dat handel over lange termijn gezien de welvaart ten goede komt. Maar zoals de beroemde econoom John Maynard Keynes al in de naoorlogse periode vaststelde: op de lange termijn zijn we ook dood. Van Hove roept daarom de overheid op om schokbrekers in te bouwen om sectoren die door het verdrag op korte termijn in de problemen kunnen komen, te denken valt aan de varkenshouderij, te compenseren.