Tewerkstellingsperiode voor seizoensarbeid wordt verdubbeld tot 130 dagen
Als gevolg van het coronavirus dreigt er een tekort aan buitenlandse seizoensarbeiders. Om daaraan te verhelpen, verdubbelt de regering de tewerkstellingsperiode van 65 dagen tot 130 dagen. Op die manier kunnen de seizoensarbeiders die er nu al zijn, langer blijven werken. Dat heeft minister van Werk en Economie Nathalie Muylle (CD&V) vrijdag gezegd op een persconferentie van de regering.
In de land- en tuinbouwsector is het lenteseizoen een heel drukke periode. In Vlaanderen is de sector zeer afhankelijk van externe arbeidskrachten - vaak uit Oost-Europa - om de piekmomenten op het land op te vangen. Bijna 9 op 10 van de tienduizenden arbeidskrachten in de sector komt uit het buitenland. Omdat het vrij verkeer van goederen en personen door de coronacrisis in vele landen stropt, raken die seizoenarbeiders niet meer tot in ons land.
Dit zorgt volgens de Boerenbond voor een grote krapte en problemen bij de oogst en werkzaamheden op de land- en tuinbouwbedrijven. Buitenlandse seizoensarbeiders die hier al enkele maanden aan de slag zijn, zouden normaal gezien een van de komende dagen moeten vertrekken, omdat hun maximumperiode van 65 dagen erop zit. Om te voorkomen dat de sector zonder werkkrachten valt, heeft de regering nu beslist om de tewerkstellingsperiode te verdubbelen van 65 naar 130 dagen.
