Startpagina Actueel

Peter De Bock: ‘Geen kunst om boer te worden, wel om te blijven’

Het risico bewust blijven spreiden, heel rationeel omgaan met de kostprijzen én de marktgegevens, verder optimaliseren én professionaliseren waar het kan en waar het moet: Peter De Bock (46) boert op de grens van Nederland en België én vervult daarnaast ook een politiek mandaat. “Ik herinner me nog goed de spreuk die bij mijn grootvader hing: ‘Het is geen kunst om boer te worden, maar om boer kunnen te blijven’.”

Leestijd : 5 min

Door omstandigheden (vader Pierre was nog te jong om het bedrijf aan een opvolger over te laten) duurde het even vooraleer de gedreven en gemotiveerde zoon Peter De Bock het ouderlijk, gemengd landbouwbedrijf in Moerbeke zou overnemen.

En op zekere dag maakte hij de klik én de bewuste keuze om er volop voor te gaan.

Op 1 juli 2006 was het zover: hij postte zijn ontslagbrief bij zijn toenmalige werkgever, waar hij commercieel verantwoordelijke was, en focuste zich volop op akkerbouw én op vleesvee.

“De tijd was gewoon rijp en het kriebelde om het bedrijf voort te zetten”, zegt Peter De Bock.

Opgegroeid op het bedrijf

“Die interesse voor landbouw was er van kindsbeen af: ik hielp mee bij het voeren van de runderen en reed als 11-jarige al rond met een tractor. Voor mijn studies (agro-industrie) koos ik wel een bredere basis. Nee, ik heb zeker geen spijt dat ik toen besliste om het ouderlijk landbouwbedrijf verder te zetten, maar ik geef wel toe dat ik af en toe wel eens met enige nostalgie terugdenk aan de tijd toen ik in loondienst werkte”, vertelt Peter.

Maar voor alle duidelijkheid: Peter doet zijn werk nog altijd supergraag en dat bewijst ook de passie waarmee hij over de boeiende wereld van de landbouw spreekt. Daarin slaat hij wel een gemengde toon aan, waarbij hij zijn woorden wikt en weegt. Enerzijds benadrukt hij de liefde waarmee hij elke dag zijn passie uitoefent. Anderzijds voel je ook het misprijzen over hoe vaak minachtend en te weinig respectvol over de primaire sector wordt gedacht, gesproken én beleid gevoerd wordt. En dat laatste vertaalt zich al te vaak ook in prijzen die onder de kostprijs van onze wereldwijd gegeerde kwaliteitsproducten liggen.

Betere prijzen vleesvee

Wat vleesvee betreft: Peter heeft 200 stuks in totaal (met stieren, vrouwelijke runderen en jongvee) van het witblauwe ras. “We tellen jaarlijks een 60-tal kalvingen. In een bepaalde periode houden we de stieren apart, zodat we geen kalvingen in augustus en september hebben. dat zorgt ervoor dat we dan ook even van een weekje vakantie kunnen genieten.” Maar gelukkig zijn er de helpende handen van familie om ook dan de dagelijkse werking op punt te houden.

“Er zijn de voorbije jaren toch enkele vleesveebedrijven gestopt. Er was ook een verschuiving van nutriënten van vlees- naar melkvee. De prijzen zijn nu gelukkig wat beter, het was ooit anders. Het witblauw is en blijft een super én gegeerd ras, maar er komt meer werk bij kijken: het ras vraagt de nodige aandacht. Zo is er heel wat geïnvesteerd in stalklimaat en ventilatie en wordt heel veel belang gehecht aan een goede vaccinatie in bijvoorbeeld de kalveropfok.”

Betere prijzen is alleen maar positief. “Dat was méér dan nodig. Vergeet niet dat de kosten, zoals voor eiwit en stro, de voorbije jaren zijn gestegen. En dan spreken we nog niet over energie- en andere kosten. De prijs zit nu correct. Belangrijk is ook dat het witblauw verkocht wordt op de lokale markt. Onze stieren gaan naar Delhaize, via het lastenboek van Belbeef. Ik koop geen vrouwelijke runderen bij. Na 2, 3 kalvingen gaan die ook naar de slager of naar de retailer”, aldus Peter De Bock. Het vleesvee loopt in bepaalde periodes buiten, anders allemaal binnen op stro.

“Nee, een verdere groei van het vleesvee is hier niet aan de orde. Ook lokale verwerking en het vermarkten via een hoevewinkel of zo is bij ons niet aan de orde. Er bestaan goede voorbeelden en indien ik jonger zou zijn, kan dat een overweging zijn. Maar het is goed zoals het nu loopt.”

Bierdraf en snippers

De akkerbouwtak is opgesplitst: een deel wordt geteeld voor de eigen productie van ruwvoeders, het andere deel (aardappelen) wordt via de korte keten verkocht. In het teeltplan 2021 : 12 ha suikerbieten, 5 ha wintergerst, 16 ha wintertarwe, 30 ha korrel- en snijmaïs, 3 ha voederbieten, 25 ha aardappelen (7 ha vroege aardappelen) en 15 ha weides.

Wat krachtvoeders betreft, zit verder in het rantsoen onder meer bierdraf en aardappelsnippers en sojaschroot. “Ik boek heel mooie resultaten (qua smaak onder andere) met dat bierdraf en met die aardappel-snippers.

Indien het mogelijk zou zijn, wil ik bijvoorbeeld zelf die soja telen. Heel veel onderzoekers werken daar hard aan en vroeg of laat zal lokale sojateelt wel mogelijk zijn. Dat lukt bijvoorbeeld ook met hybride graangewassen. Ik kijk voorlopig nog wat de kat uit de boom. Ik wil geen proefkonijn of pionierboer zijn, maar ik volg het wel op de voet en als het kan, ga ik er ook voor”, vertelt hij.

Geen glazen bol

Het komt vele keren terug in het gesprek met Peter De Bock: hij is gedreven en en kennis en overleg zijn belangrijk voor hem. Hij neemt geen ondoordachte beslissingen of keuzes die meer vanuit het buikgevoel zouden komen. Hij gaat wel rationeel om met kansen en middelen, hoewel niemand de prijzen en de marktevoluties in een glazen bol ziet.

Peter is zich bewust van de groeiende maatschappelijke rol die hij speelt. “We zetten ook in op verduurzaming, vergroening en ook op verbreding. We hebben een rol in de maatschappij te vervullen en die neem ik graag op. Dat gebeurt onder meer door het ontvangen van klassen. Dat vraagt wat inspanning, maar je krijgt er heel veel voor terug. Zelfs kinderen die van het platteland komen, hebben grote nood om te zien wat er juist op een landbouwbedrijf gebeurt. Die kennis neemt jaar na jaar af.”

Dat zorgt uiteraard bij een opgroeiende generatie ook voor minder begrip én voor een mindere band, die zo nodig is om als consument bewuster te kunnen kiezen bij de aankoop van voeding.

Bintje, dé frietpatat

Naast de grondstoffen voor het ruw- voeder zet Peter ook in op aardappelen. Deze teelt heeft hij heel goed onder de knie heeft en hij boekt er mooie resultaten mee. En dat is hierr niet zo eenvoudig, want als grensboer bewerk je hier gronden met verschillende bodemstructuren.

“Van de 25 ha aardappelen zijn er 7 ha vroege aardappelen. Ook daarin zijn we niet van plan om uit te breiden. Drie vierde is Bintje, de rest Fontane. Voor de thuisverkoop en de verse friet is er niets beter dan het ras Bintje, hoewel dat ras heel sterk aan populariteit moet inboeten. Maar de prijzen van goede Bintjes liggen nu hoger dan die van Fontane of Challenger. Men wil ze wel, die Bintjes, maar ik heb de indruk – en dat bewijzen ook de areaalcijfers – dat de teler ze minder wilt.”

Peter investeerde in verwerking en verpakking van die aardappelen: voor de aardappelautomaat, en voor de restaurants en frituren die verlekkerd zijn op zijn Bintjes. “80% van de aardappelen wordt afgezet op de vrije markt, 20% via contracten. Als liberaal ben ik uiteraard voorstander van die vrije markt. Ik ben ervan overtuigd dat ook in de aardappelsector verder wordt geprofessionaliseerd”, geeft hij nog mee. Zelf verder investeren is gezien de situatie waarin de landbouw verkeert, niet direct aan de orde.

Lieven Vancoillie

Lees ook in Actueel

Meer artikelen bekijken