Startpagina Akkerbouw

Complexe wetgeving rond gewasbescherming in de grensstreek

Wetgeving rond gewasbescherming is complex. Grenslandbouwers moeten op de hoogte zijn van de wetgeving in 2 verschillende landen, wat het nog veel ingewikkelder maakt. In het kader van het Euregio-Scheldemondproject ‘Gewasbescherming op de grens’ werd over dit onderwerp onderzoek uitgevoerd door de projectpartners Coöperatieve Zuidelijke Aan- en Verkoopvereniging U.A. (CZAV), Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt Oost-Vlaanderen vzw (PCG) en Inagro.

Leestijd : 6 min

De pijlen werden gericht op landbouwers in de grensregio die zowel in België als Nederland percelen bewerken. Om deze uitdaging beter in beeld te brengen werden verschillende grenslandbouwers bevraagd naar hun ervaringen en bevindingen. De resultaten uit deze bevragingen werden vervolgens besproken op een stakeholderworkshop, die werd bijgewoond door verschillende betrokken instanties uit beide landen.

Opstellen actieplan

Het uiteindelijke doel was om te komen tot een actieplan met concrete knelpunten en de meest aangewezen strategie om de resterende knelpunten aan te pakken, en dit zowel in praktische zin als met het oog op het behalen van nog meer milieuwinst. Uit de stakeholderworkshop kwam naar voor dat bepaalde knelpunten geen knelpunten hoeven te zijn, maar dat er rond die ‘knelpunten’ soms nog onwetendheid heerst bij landbouwers.

Uit de afgenomen interviews kwamen zowel de positieve zaken als de knelpunten naar voor. Een eerste positief punt was de keuring van de spuittoestellen. Sinds deze gelijkgesteld is, ervaart niemand hier nog problemen mee. Ook teeltregistratie op zich werd door niemand als een knelpunt ervaren.

Bepaalde telers werken met programma’s voor digitale teeltregistratie. Deze bevatten informatie van beide landen, waardoor probleemloos correct kan geregistreerd worden. De grootste verschillen bevinden zich op het vlak van erkenningen/middelen in beide landen en de wetgeving rond driftreductie, drukregistratie, teeltvrije zones...

Dit wordt door de meerderheid van de bevraagde landbouwers als lastig ervaren en de telers willen graag 1 aanpak. De meeste landbouwers geven aan dat deze verschillen extra werk met zich meebrengen, vooral opzoekwerk met betrekking tot erkenningen en regelgeving, dubbele middelenkast...

Het is voor hen niet altijd evident om dit te volgen. Veel telers vinden het ook niet logisch dat grenslandbouwers een fyto- en spuitlicentie nodig hebben. Velen volgen dan ook zowel navormingen om de fytolicentie te verlengen als verlengingsbijeenkomsten om hun spuitlicentie te verlengen. Dit wordt als dubbel ervaren. Ze zijn vragende partij om dit ook gelijk te stellen.

Veel grenslandbouwers gaven ook aan dat voor de andere kant van de grens niet altijd makkelijk informatie terug te vinden is. Het is bijvoorbeeld niet evident om de Nederlandse wetgeving rond driftreductie of info over verlengingsbijeenkomsten spuitlicentie te vinden in Nederland voor Belgische grenslandbouwers en omgekeerd.

Wetswijzigingen

Het toepassen van gewasbeschermingsmiddelen is niet eenvoudig. De uitgebreide wetgeving hierrond verandert vlug, zowel aan Belgische als aan Nederlandse zijde. Alle regelgeving en info over de erkenningen en wetgeving rond het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen vind je terug op Fytoweb (voor België) en CTGB Toelatingen (voor Nederland).

Door in te schrijven op de nieuwsbrieven van Fytoweb en/of CTGB krijg je op regelmatige basis updates van de wijzigingen in de wetgeving met betrekking tot gewasbescherming, zoals het wegvallen van erkenningen, nieuwe erkenningen, driftreductie, bufferzones... Je blijft ook op de hoogte van wetswijzigingen met betrekking tot gewasbescherming in beide landen.

Verlengen licenties

Om bespuitingen uit te voeren in Nederland heb je een spuitlicentie nodig. Voor hetzelfde werk in België is een fytolicentie vereist. Voor grenslandbouwers betekent dit dat zij beide licenties nodig hebben als ze zelf de bespuitingen willen uitvoeren aan beide grenszijden.

Beide licenties werken volgens hetzelfde principe. Binnen de geldigheidsperiode van de licentie moeten een aantal opleidingen gevolgd worden alvorens ze verlengd kan worden.

Het aantal benodigde opleidingen voor het verlengen van de Belgische fytolicentie is afhankelijk van de graad. Heb je een P1-, P2- of een P3- fytolicentie, dan zijn er respectievelijk 2, 4 of 6 navormingen vereist.

Een fytolicentie is 6 jaar geldig en wordt automatisch (of na betaling bij P3 of NP) verlengd indien er genoeg navormingen gevolgd zijn. Info over de komende navormingen vind je terug op de websites van de Vlaamse overheid, de vormingscentra (NAC, Agrocampus, PCLT) , in de agenda’s van landbouwpers, praktijkcentra in Vlaanderen, … en in de praktijkcentra in Vlaanderen.

Ook in Nederland dienen een aantal kennisbijeenkomsten gevolgd te worden om de spuitlicentie geldig te houden en om een examen te vermijden. Voor de spuitlicentie Uitvoeren Gewasbescherming moet je 4 kennisbijeenkomsten volgen waarvan minimum 1 met het thema ‘Veiligheid en Techniek’.

Voor de spuitlicentie Bedrijfsvoeren Gewasbescherming zijn dit er eveneens 4 maar minimum 1 met het thema ‘Veiligheid en Techniek’ en minimum 1 met het thema ‘Teelt’. Een spuitlicentie is 5 jaar geldig. De verlengingsbijeenkomsten voor een spuitlicentie staan vermeld op de website van Bureau Erkenningen of de website van toeleveringsbedrijven.

Driftreductie en bufferzones

Spuitdrift betekent dat druppeltjes van gewasbeschermingsmiddelen zich verplaatsen door de wind net buiten het perceel in onder andere waterlopen. In beide landen is er een uitgebreide, complexe driftreductiewetgeving en bufferzonereglementering. Deze wetgevingen verschillen nogal sterk, wat het voor grenslandbouwers extra moeilijk maakt.

In België zijn er verschillende driftreductieklasses voor neerwaartse (50%, 75% en 90%) en zijwaartse bespuitingen (50%, 75%, 90%, 99%). Standaard is het verplicht gebruik te maken van een driftreducerende techniek van 50% bij iedere bespuiting. Op het middelenetiket kunnen echter hogere driftreductieklasses vereist zijn om het middel te mogen gebruiken. Een kantdop is in België niet verplicht.

In Nederland definieert men standaard 4 driftreductieklasses: 50%, 75%, 90% en 95%. Hier is het verplicht een spuittechniek toe te passen die de drift met ten minste 75% tot 90% reduceert ten opzichte van de vastgestelde referentietechniek. Veel middelen hebben daarnaast nog aanvullende maatregelen op het etiket staan, waarbij bijvoorbeeld 90 of zelfs 95% driftreductie nodig is.

In tegenstelling tot België is het in Nederland wel verplicht om gebruik te maken van een kantdop en een drukregistratiesysteem. Onder bepaalde voorwaarden is dit laatste niet vereist, de lijst van deze voorwaarden alsook de lijst met erkende driftreducerende doppen (DRD-lijst) en drift-reducerende technieken (DRT-lijst) is terug te vinden op de website van helpdeskwater.

Verschillen in klassen

Wat heel het gegeven extra bemoeilijkt, is dat spuittechnieken en/of spuitdoppen niet altijd dezelfde drift-reductieklasse hebben in beide landen. Dat maakt het voor een grenslandbouwer zeer complex om de juiste spuittechniek te selecteren. Zo is in België een Albus ADI 02 niet erkend als driftreducerend, terwijl deze in Nederland erkend is als 50% driftreducerend bij een maximum druk van 2 bar. Daarnaast zijn systemen zoals MagGrow of een verlaagde spuitboomhoogte in België geen erkende driftreducerende technieken.

In België geldt steeds een minimale spuitvrije zone van 1m langs waterlopen voor neerwaarts gerichte bespuitingen en van 3 m voor verticale bespuitingen. Naast de minimale spuitvrije zone hebben heel wat producten een grotere bufferzone op het etiket. Deze laatste bufferzone mag verkleind worden als driftreducerende technieken worden gebruikt.

Aan de Nederlandse zijde van de grens ligt de wetgeving rond teeltvrije zones enigszins anders. Hier hangt het af van het geteelde gewas op het perceel. Bij gewassen als aardappelen, uien, wortelen en bloembollen geldt sinds 2017 een teeltvrije zone van minimum 1,5 m breed. Wie een techniek gebruikt met tenminste 90% driftreductie, kan een teeltvrije zone van 1 m aanhouden.

Voor gewassen als suikerbieten, granen, graszaad en maïs geldt naast oppervlaktewater een teeltvrije zone van tenminste 0,5 m. De teeltvrije zone moet 5 m bedragen bij boomkwekerijgewassen waar telers op- en of zijwaarts spuiten. In de fruitteelt, waar zijwaarts gespoten wordt, geldt een minimale teeltvrije zone van 4,5 m. Hier is 3 m voldoende bij het gebruik van biologische gewasbeschermingsmiddelen of bij een driftreductie van 90%.

Adviezen formuleren

Naast de vraag voor meer informatie rond bovenstaande aspecten, kwamen nog andere actiepunten naar voor tijdens de bevraging. Zo zullen we ook adviezen formuleren richting beleid met het oog op het uniformiseren van bepaalde problematische erkenningen. Zo proberen we in dit project stapje per stapje het toepassen van gewasbeschermingsmiddelen iets eenvoudiger te maken.

Wederzijdse erkennig spuit- en fytolicentie

Er bestaat een systeem van wederzijdse erkenningen voor verlenging van de spuit- en fytolicentie. Zo kun je op basis van je Belgische fytolicentie of Nederlandse spuitlicentie een licentie bekomen voor het andere land, zonder dat je in beide landen navormingen moet volgen.

Let wel: Om als Belgische landbouwer een Nederlandse spuitlicentie aan te vragen op basis van je Belgische spuitlicentie mag je Belgische licentie niet meer dan 5 jaar oud zijn. Om gebruik te kunnen maken van dit systeem moet je als Belgische landbouwer in 5 jaar voldoende fytolicentienavormingen volgen.

Daarna kan je contact opnemen met FOD volksgezondheid om vervroegd een nieuwe Belgische fytolicentie aan te vragen. Met deze nieuwe fytolicentie kan je een nieuwe Nederlandse spuitlicentie aanvragen op basis van wederzijdse erkenning.

Meer informatie vind je op de websites van Fytoweb (BE) en Bureau Erkenningen (Ned).

Anne Waverijn (PCG),

Ellen Pauwelyn (Inagro), Pol Van De Vijver (CZAV), Jonas Bodyn (PCG)

Lees ook in Akkerbouw

Meer artikelen bekijken