Werkwijze tellingen in wintergranen

Voor de controle op de aanwezigheid van bladluizen in het veld kunnen volgende methodes gebruikt worden in de wintergranen (wintergerst, wintertarwe, triticale, spelt):

Methode 1:

De aanwezigheid van bladluizen wordt nagegaan op planten willekeurig verspreid over het veld, maar tenminste op één meter afstand van elkaar. De aanwezigheid van bladluizen wordt genoteerd op ten minste 200 planten. Hierbij wordt zowel het aantal gecontroleerde planten, als het aantal planten waarop minstens één bladluis aanwezig is genoteerd. De aantastingsgraad wordt uitgedrukt als % planten bezet met ten minste 1 bladluis.

Methode 2:

De aanwezigheid van bladluizen wordt nagegaan op meerdere vaste plaatsen verspreid in het veld (voorbeeld meerdere rijen van 1 à 2 m lengte uit te zetten met piketjes, verspreid over het perceel). Bij de eerste telling dient men zowel het aantal gecontroleerde planten als het aantal planten waarop minstens één bladluis aanwezig is, te noteren. Vanaf de tweede telling moet dan enkel het aantal planten met aanwezigheid van luizen genoteerd worden (tenzij er tussen de eerste en tweede telling nog verdere opkomst van het graangewas is geweest, dan moet opnieuw het aantal gecontroleerde planten geteld worden).

De aanwezigheid van bladluizen wordt genoteerd op ten minste 400 planten. De aantastingsgraad wordt uitgedrukt als % planten bezet met ten minste 1 bladluis.

Aandachtspunten bij de bladluistellingen

De aanwezigheid van bladluizen dient zeer nauwkeurig en voorzichtig (opletten dat de bladluizen niet afvallen van de graanplanten of wegvliegen) gecontroleerd te worden. Zowel de bovenkant als de onderkant van de bladeren moeten gecontroleerd worden. Met kan best het hartje van de bladeren openen; de blaadjes ook zeker openvouwen indien deze nog opgerold zijn. Ook de oksel tussen de stengel en blad kan men best openen. Verder moet men de stengel tot tegen de grond controleren, alsook de stengelbasis tot onder de grond. Dit is des te meer nodig bij koud(er) weer. Hiervoor dienen, na de bovengrondse controle op bladluizen, de graanplanten met de wortels voorzichtig uit de grond gehaald te worden (bv. met een schopje). Vervolgens dient zorgvuldig nagegaan te worden of er bladluizen voorkomen tussen de stengels tot op het uitstoelingsplateau. Dit gebeurt buiten de uitgezette telzones indien gewerkt wordt met methode 2.

Bladluizen kunnen aanwezig zijn in verschillende groottes. Ze kunnen zeer klein zijn, wat betekent dat er zeer goed van dichtbij moet gekeken worden. Verder bestaan ze in verschillende kleuren: lichtgroen, donkergroen, bruinachtig in functie van de soort bladluis.

De aanwezigheid van bladluizen kan sterk verschillen van perceel tot perceel. In een perceel kunnen de bladluizen heterogeen verspreid voorkomen, met plaatselijk geen tot zeer weinig bladluizen en plaatselijk hoge aantastingsniveaus!

De bladluistellingen gebeuren bij voorkeur tijdens de warmste uren van de namiddag.

Meest recent

Meest recent