Uit onderzoek van eind jaren 90 dat over 3 groeiseizoenen gevoerd werd door de partners van het LCV bleek de opbrengst van voederbieten met 60 tot 150 kg droge stof/ha/dag te kunnen stijgen bij een vroegere zaai. Bekijken we dit per maand dat er later gezaaid wordt, dan betekent dit +/-3 ton droge stof of 20 ton verse bieten per ha minder.
Een kanttekening hierbij is dat de late zaai in de proeven destijds rond 15 mei lag, dat de rassen intussen geëvolueerd zijn (hoger drogestofgehalte) en dat ons klimaat veranderd is. 2023 heeft bewezen dat een latere zaai – weliswaar in mei en niet in juni – toch nog een behoorlijke opbrengst gaf. Dat komt omdat de bieten bij hogere temperaturen en voldoende vocht een snelle begingroei kennen om het veld snel dicht te krijgen. Als het veld niet ‘dicht’ staat rond de langste dag, mis je, ondanks een warme zomer en najaar, zonne-uren en dus opbrengst.
In tegenstelling tot bij maïs is het aangewezen om bieten dikker te gaan zaaien bij een latere zaaidatum, om zo met kleinere maar meer bieten voldoende opbrengsten te kunnen halen.
De keerzijde is natuurlijk de hoge kostprijs van bietenteelt, we spreken al vlug van zo’n 2.400 euro/ha en, als we dikker zaaien, komt daar zo’n 43 euro/ha bij. Stel dat je door zaai half juni in plaats van 110 ton verse bieten per ha, slechts 70,6 ton/ha bieten oogst. We mogen verwachten dat – los van een eventueel moeilijkere bewaring – er geen of weinig achteruitgang is van de voederwaarde door een late zaai. Rekenen we aan een voederwaardeprijs van 15,9ct/kVEM en 137.7 ct/kDVE (jaargemiddelde eind mei), dan zou de voe derwaardeopbrengst voor zaai in juni nog 3.460 euro/ha bedragen en hou je als saldo slechts 34% over tegenover bij een zaai in april. Dit laatst berekende bedrag is de vervangwaarde voor krachtvoer en geen reële verkoopwaarde. De bedragen werden bekomen bij WUR Wageningen via www.voederwaardeprijzen.nl.