Antwerps landbouwgedeputeerde Jinnih Beels: “Eerst wil ik luisteren, daarna pak ik de zaken aan”
Begin december 2024 werd de gewezen Antwerpse schepen Jinnih Beels (Vooruit) benoemd als gedeputeerde voor Landbouw, Wonen en Personeel in de provincie Antwerpen. De lokale landbouwers reageerden wat argwanend op de enige gedeputeerde voor Landbouw in Vlaanderen die niet van cd&v is. “In het begin van de legislatuur wil ik vooral de sector leren kennen en luisteren waar de noden van de landbouwers liggen.”

Het grote publiek kent Jinnih Beels misschien als voormalig politiecommissaris, maar wellicht vooral als ex-schepen van Jeugd en Onderwijs in Antwerpen. Ze werd geboren in Calcutta (India) als dochter van een Belgische vader en een Indiase moeder. Toen ze 6 jaar was, ging ze bij haar vader en grootmoeder wonen in de Scheldestad. Ze studeerde af als licentiaat Criminologische wetenschappen aan de KU Leuven, samen met Vlaams minister van Landbouw Jo Brouns. Met haar gezin (echtgenoot en zoon) woont ze al jarenlang in Westerlo.
Toen u schepen werd in Antwerpen verhuisde u naar Berchem, maar na uw mandaat keerde u in december 2024 terug naar Westerlo. In de Kempen is er veel landbouw. Hebt u via uw woonplaats een link met de sector?
Toen ik klein was, had mijn grootmoeder een buitenverblijf in Kortrijk-Dutsel (Vlaams-Brabant). Dat was toen ook een zeer landbouwrijk gebied. Ik ben daar opgegroeid tussen de koeien en de varkens. Landbouw is dus niet wereldvreemd voor mij en we kenden daar ook enkele bevriende boeren. Ik ben dus geen stadsmus die niet weet wat landbouw is.
Naar een duurzame agro-ecologische aanpak
Kende u de landbouwwereld enigszins?
Ik leerde het landbouwleven in de Kempen kennen door in Westerlo te gaan wonen en veel te wandelen. Met de verkiezingscampagne vorig jaar realiseerde ik me hoe uitgestrekt de Kempen zijn en hoeveel landbouw daar nog effectief is. Allesbehalve een kleine sector dus. Ik vind het belangrijk als beleidsmaker om je daar bewust van te zijn. Het is immers heel gemakkelijk om ergens in een ivoren toren in Brussel een handtekening te zetten onder een of ander decreet, zonder te weten welke impact dat heeft voor bepaalde regio’s en landbouwers. De kloof is vaak groot, omdat beleidsmakers onvoldoende beseffen waar het effectief over gaat. Daar-om dat ik in de 6 maanden dat ik gedeputeerde ben, er bewust voor heb gekozen om – zoals ik altijd doe – direct het terrein op te gaan. En er zijn veel schrijnende verhalen. De onzekerheid die bij veel landbouwers leeft, is enorm frustrerend, maar ook de wirwar aan regels die in een rotvaart worden opgelegd. Daarom wil ik in het begin vooral op het terrein aanwezig zijn, praten met en luisteren naar de landbouwers, om hun noden en verwachtingen in kaart te brengen. Dan pas kunnen we starten met een gericht plan van aanpak. In de kern is de provincie helaas niet bevoegd voor landbouw. We voelen ons echter wel verantwoordelijk om mee na te denken hoe we de transitie naar een duurzame, toekomstbestendige landbouw gebaseerd op innovatie én op een verdienmodel kunnen waarmaken. Boeren is meer dan een stiel, het is een roeping, een manier van leven. Er is wel een perceptie ontstaan waarbij de samenleving helemaal niet beseft hoeveel moeite landbouwers al doen om duurzaam te zijn. Daar ligt een stuk van de verantwoordelijkheid bij de sector en de beleidsmakers om dat nog beter naar buiten te brengen. De meeste landbouwers hebben al duurzaamheidsmaatregelen genomen. De valse tegenstelling tussen landbouw en natuur is gegroeid en uitgebuit door de media, maar die 2 kunnen samengaan en hebben elkaar ook nodig. De meeste landbouwers die ik gesproken heb, vertellen me dat het misschien wel goed is dat er iemand bevoegd is voor hun stiel die eigenlijk weinig affiniteit met landbouw heeft. Zo kan ik met een frisse blik naar de sector kijken. Ik heb geen lobby of belangen organisatie te paaien en ik lijd niet aan verkiezingskoorts. Met een portie gezond verstand wil ik de sector proberen te ondersteunen en begeleiden naar een duurzame agro-ecologische aanpak anno 2025, het liefst op lange termijn. Veel landbouwers en organisaties waren verrast dat ik zelf proactief op het terrein kwam en dat ik wilde luisteren naar hen. Dat gevoel heeft me geraakt. Hoe is het zover kunnen komen dat landbouwers het gevoel hebben gekregen dat ze gemarginaliseerd en bijna gecriminaliseerd zijn geworden toen ze met hun tractoren de straten van Brussel binnenreden, terwijl het voor hen gaat over hun levenswerk?
Geef landbouwers een kader
Het Turnhouts Vennengebied staat symbool voor die spanningen. Welke boodschap hebt u voor de veehouders in deze regio?
Ik heb daar begrip voor. Ze leven in rechtsonzeker heid en weten vaak niet of ze hun bedrijf zullen kunnen behouden, terwijl ze daar al decennialang hebben geboerd. Je zou voor minder boos worden. Ik wil de lokale landbouwers graag bezoeken en naar hen luisteren. Dat zal me helpen te begrijpen waar ze tegenaan botsen en dan kan ik doorgeefluik zijn naar het Vlaamse niveau. Vooruit heeft weinig affiniteit met landbouw, maar ook wij hebben als partij boter op ons hoofd, omdat we in de loop der jaren niets aan het stikstofverhaal hebben gedaan. Ook wij hebben gezegd dat de landbouwers zich op korte tijd moesten aanpassen als ze hun bedrijf wilden behouden. Ik heb veel hoop dat minister Brouns het anders gaat aanpakken, ook al omdat hij bevoegd is voor landbouw én omgeving. De sector heeft zo 1 aan-spreekpunt. Hij communiceert op een heel verbindende manier, daar heeft de sector ook nood aan. Maar zelfs nu het 5 na 12 is, denk ik dat, als we allemaal rond de tafel gaan zitten en grote uitdagingen benoemen, we tot een realistische oplossing kunnen komen. Dat is niet alles in regels gieten. Je moet landbouwers vertrouwen en ervan uitgaan dat wat ze gaan doen op een juiste manier zal gebeuren. De meerderheid wil zich aanpassen, maar een teveel aan snel wijzigende regels en onzekerheid is niet werkbaar. Ik pleit bij minister Brouns voor een kader, maar geef de boer nog wat vrijheid om op maat van zijn bedrijf aan landbouw te kunnen doen, met respect voor de natuur. Ik wil geen oversubsidiëring, maar we moeten wel gericht subsidies geven, zodat de boer bijvoorbeeld de overgang van klassieke naar regeneratieve – of agro-ecologische – landbouw kan maken. Ik sta open om in overleg een visie te ontwikkelen waarbij we zogenaamde tegenpolen met elkaar kunnen verzoenen.
Is uw persoonlijk standpunt aangaande het stikstofverhaal te verzoenen met het partij-standpunt van Vooruit?
Ja, want mijn partij heeft hier niet echt een uitgesproken standpunt over. Ze profileren zich hier niet op en hebben zich vooral met andere thema’s beziggehouden. Ik heb dus de luxe om als gedeputeerde dit zelf te kunnen invullen. Ik kan me niet inbeelden dat het tegen de partijlijn zou ingaan, want Vooruit staat toch voor het welzijn van de kleine ondernemer. Ik ben zelf geen grote voor-stander van mastodontbedrijven, maar je hebt wel wat differentiatie nodig. Dat moet mogelijk zijn, met respect voor het ondernemerschap en ecologie.
Trendbreuk realiseren
Het provinciebestuur (coalitie van NV-A en Vooruit) wil een ‘trendbreuk’ op het vlak van landbouwbeleid realiseren. Waaruit bestaat die precies?
Landbouwers worden centraal gesteld en de focus ligt op ecologie en economie. We moeten werken aan een symbiose van landbouw, natuur, klimaat en milieu. Dat lukt aardig met mijn collega Jan De Haes (NV-A), gedeputeerde voor Natuur en Milieu, die bevoegd is voor waterbeheer en klimaat. Zo stelden we in Ravels het project rond peilgestuurde drainage voor. Daar legt de provincie Antwerpen 55 ha nieuwe peilgestuurde drainage aan, om landbouwers zoals aardappelteler Dirk Van Ginhoven beter te beschermen tegen droogte en wateroverlast. Met regeneratieve landbouw willen we landbouw een plaats geven in de natuur. Landbouwers die hierop inzetten en die hun land bijvoorbeeld niet meer ploegen, vertelden me dat hun opbrengsten hoger liggen. De overheid moet een kader aanbieden om dat ook te faciliteren. We hebben landbouwers heel erg nodig en moeten opletten dat we onszelf niet in de vernieling rijden door een sector de grond in te boren die cruciaal is voor de voedselproductie in de komende decennia. De provincie beschikt over een fantastische administratie met zeer veel kennis en expertise ter zake. Die mensen kunnen mij ‘voeden’. Ik wil me vastbijten in het verhaal om voor de landbouwers een aantal zaken te veranderen. Ik sta ook open om partnerschappen af te sluiten met landbouworganisaties zoals Boerenbond, als die de belangen van de landbouwers centraal stellen. Alleen zullen er wel taboes moeten worden losgelaten. Misschien moet heel het verdienmodel van de industrie die vaak grof geld verdient op de kap van de landbouwers ook eens benoemd worden. Ook de natuurlobby denkt vaak zwart-wit, maar daarmee kan je geen beleid voeren. Toch zie je ook veel toenadering tussen landbouw- en natuurorganisaties. Dat is ook nodig om tot een oplossing te kunnen komen. Dé oplossing bestaat trouwens niet, het zal een ‘en-en-en-verhaal’ worden en we zullen als beleidsmakers niet zo populaire boodschappen moeten brengen aan bedrijven die niet kunnen voortboeren. Die mensen moeten we ook opvangen. We moeten landbouwers echter wel de kans geven om de omwenteling te maken op lange termijn, tegen 2040-2050. Een verdienmodel ontwikkel je immers niet op 5 jaar. We moeten hun rechtszeker-heid kunnen bieden. Een landbouwer is nu vaak én een teler, boekhouder, ondernemer, marketeer en dierenarts. Dat zijn veel petjes om te dragen. Niet elke landbouwer is op al die niveaus even sterk. Als we aan een landbouwer moeten zeggen dat hij niet kan uitbreiden, moeten we ook bekijken wat er wél kan qua omschakeling.
Landbouwers zeggen vaak dat er te veel over en te weinig mét hen gesproken wordt. Zijn ze deel van de oplossing?
Zeker. Voor mij gaat het voor, door en met de landbouwers. Ik hoor graag van hen hoe ze het willen aanpakken. Dan kan ik als beleidsmaker zeggen of het al dan niet mogelijk is. Ik wil meewerken aan oplossingen en landbouwers het gevoel geven dat ze een gedeputeerde hebben die achter hen staat. Maar, net als een goede huisvader, zal ik hun af en toe wellicht ook een tik op de vingers geven als ze niet de juiste richting uit gaan. Onlangs had ik samen met mijn bevoegde collega’s voor landbouw in de andere Vlaamse provincies een zeer constructief overleg met minister Brouns. Ik heb hem gevraagd of dat een structureel overleg – 1 à 2 keer per jaar – met ons kan worden. Zo kunnen we beleid voeren op een consequente manier.
Gronden en opvolging
In de provincie Antwerpen is het – meer dan in andere provincies – een uitdaging om voldoende agrarische locaties ter beschikking te houden, vooral voor de veeteelt en glastuinbouw. Hoe wilt u die uitdaging aangaan?
Ruimte is het nieuwe goud. Er is een grote nood aan agrarische gronden. Als lokaal bestuur zou je bij voorbeeld gronden ter beschikking kunnen stellen voor (onder meer) jonge starters, die over onvoldoende financieel kapitaal beschikken. We moeten ook goed nadenken hoe we omgaan met zonevreemde functies. Er zijn geen kant-en-klare oplossingen. Samen met eerste gedeputeerde Luc Lemmens (N-VA), bevoegd voor ruimtelijke ordening en omgeving, willen we erover waken dat er voldoende landbouwgrond overblijft. Er lopen al diverse provinciale projecten zoals Landbouwkompas, een soort doorlichting die landbouwbedrijven krijgen om hun drempels in kaart te brengen, zodat ze ermee aan de slag kunnen. Bij veel initiatieven kunnen we ondersteuning bieden, maar we hebben niet altijd een zicht op wat lokale besturen met hun gronden doen. Vaak ontbreekt daar de expertise en knowhow. Aan de andere kant moeten bepaalde zonevreemde activiteiten, als ze een meerwaarde hebben, wel kunnen. Zo kan een hoeve in een klein gehucht misschien ook een info- of postpunt zijn.
Bedrijfsopvolging is een heel groot probleem in de landbouw. Wat wilt u daaraan doen?
Dat kunnen we voor een stuk opvangen door een ander beeld van de landbouw naar buiten te brengen en door ervoor te zorgen dat we zo snel mogelijk rechtszekerheid kunnen garanderen. We roepen de Vlaamse regering op om daar werk van te maken. Vaak wordt gezegd dat Vlaanderen geen kostbare grondstoffen heeft, maar eigenlijk klopt dat niet. Onze landbouwers telen immers heerlijke producten zoals aardbeien, asperges, witloof en appels waar het buitenland naar vraagt en waar onze economie op draait. Daar mogen we veel trotser op zijn. De provincie doet dit door lokale streekproducten te promoten en zelf te gebruiken.
Nieuwe teelten en klimaat
De provincie heeft 4 praktijkcentra (PCH, PSKW, Proefbedrijf Pluimveehouderij en Hooibeekhoeve) die praktijkonderzoek uitvoeren. Waarop moeten ze zich vooral focussen?
Ze experimenteren vaak met nieuwe teelten en rassen. Ze moeten diverse aspecten onderzoeken om op een duurzame manier aan landbouw te doen en die kennis delen met de landbouwers. Die moeten op de praktijkcentra terechtkunnen voor informatie. De centra moeten ook hun uitgebreid netwerk gebruiken om mee te zijn met de evolutie van allerlei technieken en om tegelijker-tijd hun bekendheid te promoten.
Wat doet uw provincie om landbouw meer klimaatrobuust te maken?
We zetten in op een heleboel initiatieven: ons eigen klimaatplan ‘Plan Vandaag’, het Life Aclima-project, dat antwoorden wil bieden op de toenemende waterbehoefte en dalende waterbeschikbaarheid in de sector als gevolg van de klimaatverandering… We willen ook de duurzame aanpak van de provincie van de voorbije legislatuur nog optimaliseren om de ecologische voetafdruk zo klein mogelijk te houden. Verder wil ik een provinciale landbouwvisie ontwikkelen, die een aanvulling kan zijn op de Vlaamse en Europese visie.
Andere communicatie
Ik vind dat we een campagne moeten voeren rond het belang van lokale economie en landbouw, want onbekend is vaak onbemind. Hoe gaan we consumenten bewustmaken van hun eetgedrag, leefgedrag, koopgedrag… om tot wederzijds begrip en respect te komen?
Welk dossier wilt u na uw mandaat graag afgerond zien?
Ik hoop dat we belangenorganisaties die nu ver uit elkaar staan dichter bij elkaar kunnen brengen door samen de vele uitdagingen aan te gaan. De expertise van de provincie kan daar zeker toe bijdragen. Hopelijk slagen we er de komende 6 jaar in om het imago van de sector op te krikken en om het belang van landbouw in Vlaanderen op een positieve manier te verankeren.