Startpagina Veeteelt

BSE-check helpt om erfelijke gebreken te voorkomen bij fokkerij

Een grondig vruchtbaarheidsonderzoek (BSE) helpt veehouders om vruchtbaarheidsproblemen vroegtijdig te detecteren. Zo voorkom je dat mannelijke dieren met erfelijke of fysieke gebreken worden ingezet voor de fokkerij. Toch gebeurt zo’n BSE-check nog te weinig.

Leestijd : 6 min

Op veel bedrijven wordt er nog steeds gebruik- gemaakt van mannelijke dieren voor de voortplanting. De vruchtbaarheid van de stier, ram of bok is hierbij een cruciale factor, aangezien één mannelijk dier vaak meerdere vrouwelijke dieren moet bevruchten. Het evalueren van de vruchtbaarheid vóór de dekperiode is daarom essentieel om succes te garanderen. De beoordeling van het fokvermogen van een mannelijk dier omvat een algemeen lichamelijk onderzoek, een evaluatie van de geslachtsorganen (extern en intern), een meting van de scrotumomtrek (SC) en een analyse van de spermakwaliteit. Dit biedt een betrouwbare en kosteneffectieve manier om subfertiele of twijfelachtige dieren te identificeren.

Helaas worden breeding soundness evaluations (BSE’s) zelden uitgevoerd in België en Nederland. Door het ontbreken van een voorafgaande BSE kunnen bijvoorbeeld stieren met een lage vruchtbaarheid onopgemerkt blijven, wat leidt tot een hoog verloop van stieren op bedrijven en tegenvallende drachtpercentages.

Om slechte drachtpercentages te voorkomen, hanteren veehouders vaak specifieke fokmanagementpraktijken, zoals het beperken van het aantal koeien per stier (15-25, afhankelijk van de leeftijd), het verlengen van het dekseizoen en het aanvullen van het rantsoen met extra krachtvoer. Een systematische BSE blijft echter de beste methode om vruchtbaarheidsproblemen te minimaliseren.

Infrastructuur

Voor een veilige uitvoering van een BSE op de boerderij is het noodzakelijk dat veehouders beschikken over geschikte fixatiefaciliteiten. Een vangbox is ideaal, maar zolang de stier stevig vastgezet kan worden om toegang te krijgen tot de schede en het scrotum, kunnen verschillende soorten vangboxen of drijfgangen worden gebruikt. Een antislipmat, zoals een rubberen mat, kan helpen om uitglijden te voorkomen.

Bij kleine herkauwers is een halster en mankracht vaak voldoende om het dier te fixeren.
Bij kleine herkauwers is een halster en mankracht vaak voldoende om het dier te fixeren. - Foto: UGent

Bij kleine herkauwers is een halster en mankracht vaak voldoende om het dier te fixeren. Het dier neerleggen of op zijn achterwerk zetten, helpt ook vaak.

Algemeen lichamelijk onderzoek

De lichaamsconditie (body condition score of BCS) is van groot belang. Herkauwers worden beoordeeld op een schaal van 1 tot 5, waarbij 1 extreem mager is en 5 obesitas aanduidt. Dieren met een BCS van 2 of lager zijn vaak ongeschikt voor dekkingen, omdat ze niet voldoende uithoudingsvermogen hebben voor een intensieve dekperiode. Aan de andere kant kunnen obese dieren last krijgen van verminderde spermakwaliteit door overmatige vetafzetting in het scrotum.

Ook de ogen van het dier worden gecontroleerd op aandoeningen zoals cataract of hoornvliesvertroebeling, omdat goed zicht essentieel is om tochtigheid waar te nemen. Ook de stand van de rug (moet recht zijn) is belangrijk. Vaak worden bij jongere dieren ook de mond en kaken gecontroleerd. De dieren mogen geen onder- of overbeet hebben..

Er moet altijd extra aandacht zijn voor de poten en klauwen van de dieren. Het bewegingsapparaat en de benen worden beoordeeld op kreupelheid en erfelijke afwijkingen. We beschrijven hieronder enkele veelvoorkomende afwijkingen.

Achterbeenstand Een te rechte achterbeenstand verhoogt het risico op gewrichtsproblemen in de hak, knie en heup. Extreme gevallen maken het dier ongeschikt voor fokkerij. Een te kromme achterbeenstand leidt tot het doorzakken van de hak en tot overgroei van de klauwen, wat kreupelheid veroorzaakt.

Voorpoten X-voorpoten kunnen resulteren in abnormale klauwovergroei en blijvende mobiliteitsproblemen.

Hakken Gezwollen hakken kunnen wijzen op een botaandoening (osteochondrose) bij jonge dieren. Ernstige gevallen leiden tot kreupelheid en ongeschiktheid voor fokkerij.

Klauwen Kurkentrekkervormige klauwen zijn erfelijk en veroorzaken kreupelheid.

Onderzoek van het geslachtsstelsel

Het is belangrijk om de testikels van het dier te palperen. Controleer of beide testikels aanwezig zijn, of ze ongeveer even groot zijn en of ze een stevige consistentie hebben. Let op eventuele plaatselijke zwellingen of verhardingen. De scrotumvorm is ook een belangrijke factor voor de vruchtbaarheid van het mannelijke dier. Er zijn 3 veelvoorkomende typen:

Recht scrotum: geen duidelijk verschil tussen de dikte van de hals en het scrotum.

Hangend scrotum: duidelijke hals en loshangende testikels, ideaal voor thermoregulatie.

Scrotum zonder hals: hoog tussen de achterpoten.

Er zijn 3 veelvoorkomende typen van scrotumvorm v.l.n.r. Recht, hangend en zonder hals.
Er zijn 3 veelvoorkomende typen van scrotumvorm v.l.n.r. Recht, hangend en zonder hals. - Foto: UGent

Een studie in Canada met 958 stieren toonde aan dat 72% van de stieren met hangende testikels een goede spermakwaliteit had, tegenover slechts 27% van de stieren met een rechte scrotumvorm en 1% van de stieren met een scrotum zonder hals.

Verder moet de scrotale huid glad en elastisch zijn, zonder verdikkingen of tekenen van ontsteking. De testikels moeten vrij kunnen bewegen binnen het scrotum. Chronische verdikking van de huid van het scrotum kan duiden op trauma of schurft en kan ervoor zorgen dat de testikels te warm zijn. Verdikking van de hals kan wijzen op aandoeningen zoals een scrotale hernia, abcessen of overtollig vet.

Bij de meting wordt het meetlint rond het breedste deel van het scrotum gelegd en strak aangetrokken totdat de huid licht wordt ingedrukt.
Bij de meting wordt het meetlint rond het breedste deel van het scrotum gelegd en strak aangetrokken totdat de huid licht wordt ingedrukt. - Foto: UGent

Een afwijking zoals testiculaire hypoplasie (onderontwikkeling van één of beide testikels) is erfelijk en moet vermeden worden in de fokkerij. Aangezien het een ontwikkelingsstoornis is, hebben aangetaste stieren meestal al sinds de puberteit een kleine scrotumomvang en geschiedenis van onvruchtbaarheid.

Na het onderzoek van het scrotum en de testikels worden de voorhuid en de penis geïnspecteerd. De penis beoordeel je het best tijdens een natuurlijke dekking (in erectie). De penis wordt beoordeeld op afwijkingen zoals een spiraalvormige of ventrale afwijking, of een persisterend frenulum (onvolledige scheiding van penis en voorhuid), dat de succesvolle dekking kan hinderen.

Scrotumomtrek is een belangrijke parameter

De scrotumomtrek (SC) is een cruciaal onderdeel van de BSE. De SC-meting is sterk gecorreleerd met het testikelgewicht, de dagelijkse spermaproductie en de spermakwaliteit. Dieren met een bovengemiddelde SC bereiken de puberteit eerder en produceren vrouwelijke nakomelingen met een verbeterde vruchtbaarheid. Stieren met een SC onder de norm op jonge leeftijd zullen ook op latere leeftijd kleine testikels hebben.

Om de SC te meten, moeten de testikels voorzichtig naar beneden in de scrotumbasis worden getrokken. Stieren zullen dit doorgaans toelaten na een korte periode van massage en palpatie. Het is zeer ongebruikelijk dat een stier weerstand biedt of schopt. Bij de meting worden de testikels met één hand in de scrotumhals vastgehouden, waarbij duim en wijsvinger aan weerszijden van de scrotumhals worden geplaatst. Het meetlint wordt rond het breedste deel van het scrotum gelegd en strak aangetrokken, totdat de huid licht wordt ingedrukt. In tabel 1 vind je de standaardwaarden voor de scrotale omtrek, afhankelijk van de leeftijd van het dier.

38-Scrotumomtrek-01-web

De scrotumomtrek bij rammen kan worden gemeten tussen de 8 en 14 maanden leeftijd. Een omtrek tussen 28 en 36 cm wordt als acceptabel beschouwd. Een SC van meer dan 36 cm is uitzonderlijk goed, terwijl een omtrek van minder dan 28 cm als onvoldoende wordt beschouwd.

Bij bokken bestaat er nog veel discussie over de ideale scrotumomtrek. In Amerika moet de SC bij bokken van 40 kg meer zijn dan 25 cm. In Engeland wordt de meting vaak uitgevoerd op een leeftijd van 5 tot 6 maand, waarbij de SC minimaal 24 cm moet bedragen. In Europa wordt de SC meestal gemeten rond de leeftijd van 8 maanden en dient deze tussen 24 en 28 cm te liggen.

De SC wordt beïnvloed door het ras, de voeding en de leeftijd. Runderrassen zoals Simmental, Charolais en Angus bereiken de puberteit eerder en hebben doorgaans een grotere SC dan vleesrassen zoals Belgisch witblauw, Limousin en Blonde d’Aquitaine. Studies tonen aan dat dieren die een intensieve voeding (hoogenergetisch/ energierijk dieet) krijgen, vaak een grotere SC hebben dan dieren die minder intensief gevoerd worden. Dit wordt veroorzaakt door vetopslag in het scrotum, en heeft een negatief effect op de spermakwaliteit door verstoring van de thermoregulatie. Variaties in SC kunnen seizoensgebonden zijn, maar dit is maximaal 1-2 cm.

Wat kan je dierenarts nog meer doen?

Naast de standaard-BSE kan een dierenarts aanvullende onderzoeken uitvoeren, zoals een echografie van de testikels om interne afwijkingen zoals degeneratie of cysten op te sporen. Ook een rectaal onderzoek kan uitgevoerd worden ter beoordeling van de interne geslachtsorganen. Daarnaast kan sperma afgenomen en onderzocht worden op beweeglijkheid, morfologie en concentratie.

BSE is belangrijk bij inzet van dieren in de fokkerij

Een BSE helpt veehouders om vruchtbaarheidsproblemen vroegtijdig te detecteren en voorkomt dat stieren met erfelijke of fysieke gebreken worden ingezet voor de fokkerij. Dit draagt bij aan een hogere vruchtbaarheid, minder uitval en een economisch rendabelere veestapel. Door een systematische beoordeling van conditie, algemene gezondheid en het bewegingsapparaat kunnen veehouders beter geïnformeerde beslissingen nemen en de productiviteit van hun bedrijf optimaliseren.

Manon Dewulf (UGent)

Lees ook in Veeteelt

Meer artikelen bekijken