Invasieve onkruiden hinderen landbouwproductie
Hardnekkige onkruiden kunnen worden verspreid door onder meer grondverzet of via landbouwmachines. Die onkruiden zijn oorzaak van productiedalingen op landbouwpercelen en zijn voor individuele landbouwers moeilijk te bestrijden.

Onder de boosdoeners zijn de Japanse duizendknoop en knolcyperus bekend. Op de commissievergadering Leefmilieu, Natuur en Ruimtelijke Ordening van 30 september in het Vlaams parlement maakten Sanne Van Looy (N-VA) en Stijn De Roo (cd&v) zich zorgen over deze invasieve soorten. Samen met de Japanse duizendknoop en knolcyperus werden in één adem ook de Sachalinse duizendknoop en de basterdduizendknoop vernoemd.
Teeltverbod bij besmetting
Volgens commissielid Stijn De Roo geldt op percelen die besmet zijn met knolcyperus een verbod op het telen van wortel-, knol- en bolgewassen. Hij verwees naar een Vlaio-project (Agentschap Innoveren en Ondernemen) rond de geïntegreerde aanpak van knolcyperus. Dat resulteerde dit jaar in een informatieve brochure voor telers. Daarin wordt benadrukt dat een goede machinehygiëne een cruciale maatregel is, vermits machines besmette grond met zich kunnen meenemen en zo knollen kunnen verspreiden.
Het regelmatig reinigen van de machines en apparatuur is ook opgenomen in de IPM-regeling (geïntegreerde teelt). Het transport van grond houdt volgens De Roo een risico in voor de verspreiding van hinderlijke invasieve planten, zoals de Japanse duizendknoop.
Geen verplichting
In zijn reactie ging Vlaams minister van Landbouw Jo Brouns (cd&v) afzonderlijk in op de problematiek van de Japanse duizendknoop en die van knolcyperus. Hij verduidelijkte dat wegens de wijdver-spreide status en de alomtegenwoordigheid van de duizendknopen de Europese Commissie (EC) een communicatie heeft opgesteld om de verplichtingen omtrent artikel 19 van de desbetreffende verordening te duiden. In die communicatie wordt gesteld dat een lidstaat niet verplicht is om de soort uit te roeien. Lidstaten moeten wel beheermaatregelen in voege hebben.
Vlaanderen hanteert een reeks beheermaatregelen die kunnen worden ingezet voor deze soorten. Brouns concludeert dat er nog steeds gezocht wordt naar een zo kostenefficiënt mogelijke manier om de invasieve soorten onder controle te krijgen. Wat kennisuitwisseling betreft, bestaat er ExotenNet (www.exotennet.be), het kennisplatform voor de praktijkgemeenschap.
Omdat er nog geen adequate bestrijdingsmethode bestaat, vindt minister Brouns een beheerregeling op zich momenteel minder zinvol. Wat wel zinvol wordt geacht, is een actieplan om de verspreiding, bijvoorbeeld door grondverzet en machines, te verkleinen. Een van de voornaamste acties is de opmaak van een code van goede praktijken omtrent het grondverzet. Dit traject loopt momenteel en daarbij zijn al de belangrijkste grondverzetorganisaties in België betrokken, evenals de relevante overheden.
Grootschalig onderzoeksproject
Voor dat andere hardnekkige onkruid, knolcyperus, verwees de minister naar het landbouwtraject dat Vlaio startte en dat liep van 2021 tot 2025. Het project werd uitgevoerd door praktijkcentra zoals Inagro, Hooibeekhoeve en het Proef- en Vormings-centrum voor de Landbouw (PVL), in samenwerking met HoGent en de Universiteit Gent.
Dit grootschalige onderzoeksproject beantwoordde op wetenschappelijke basis diverse vragen van landbouwers over de verspreiding, monitoring en bestrijding van knolcyperus. De opgebouwde kennis werd breed gedeeld met de sector via een groot slotevent eind maart, op tal van landbouwvergaderingen en recent tijdens de studiedag ‘Hoe bestrijden we knolcyperus samen als sector’, die op 12 september in Peer plaatsvond. Het project was volgens Brouns succesvol en heeft duidelijk vooruitgang geboekt bij de aanpak van knolcyperus. “Maar een wondermiddel dat de problematiek in één keer oplost, is er – net zoals bij de duizendknopen – echter niet”, geeft Brouns toe.
Diverse vervolgstappen
“Er zijn verschillende mogelijke vervolgstappen om de verspreiding en bestrijding van knolcyperus verder aan te pakken. Hierover zal nog verder worden afgestemd met de betrokken organisaties en de verschillende sectoren”, aldus de minister.
Hij denkt aan maatregelen zoals het blijvend inzetten op onderzoek naar bestrijdingsmethoden en gewasbeschermingsmiddelen. Dit is cruciaal in de strijd tegen knolcyperus. Hij denkt echter ook aan een versterkte risicogerichte handhaving van het teeltverbod op wortel-, bol- en knolgewassen. Verder is er de blijvende sensibilisering van landbouwers, vooral met het oog op het herkennen van de plant en het toepassen van de juiste voorschriften en samenwerking met de waterbeheerders. Het is belangrijk om te voorkomen dat knolcyperus zich verspreidt via reinigingsslib dat bij het onderhoud van waterwegen op aangrenzende akkers terechtkomt.
Met de verwerkende industrie van wortel-, bol- en knolgewassen wordt overleg gepleegd. Voor hen is lokale aanvoer van deze gewassen van groot belang. Het is dus cruciaal om zo veel mogelijk percelen beschikbaar te houden voor deze teelten, vrij van knolcyperus.
Om de verspreiding te verhinderen, wordt vanuit Vlaanderen vooral gestuurd via de geïntegreerde gewasbescherming. Er zijn al diverse maatregelen van kracht. Machines en apparatuur moeten regelmatig worden gereinigd om verspreiding van schadelijke organismen – zoals aaltjes of bodemgebonden ziekten – en knolcyperus te voorkomen. Er werden ook verschillende maatregelen opgenomen om de verspreiding van knolcyperus te verkleinen.