Geen emissiereducerende technieken voor kalkoenhouderijen
Ook de kalkoenenhouders moeten zich houden aan het Stikstofdecreet van de Vlaamse regering. Nog tot eind 2030 kunnen ze een tijdelijke vergunning vragen zonder maatregelen te nemen. Voor de periode daarna zou het Wetenschappelijk Comité Luchtemissies Veehouderij (WeComV) volgens minister van Landbouw Jo Brouns misschien stalsystemen uit de Nederlandse lijst of uit de vleeskippensector kunnen erkennen als emissiereducerend voor kalkoenen.

De toekomst van de kalkoenenhouderij in Vlaanderen stond eerder deze maand op de agenda van de Commissie Landbouw gezet door Lydia Peeters van Open Vld. “In het stikstofdecreet werd voor bepaalde diersoorten, waaronder kalkoenen, een vrijstelling voorzien tot 2030. Dit besluit biedt tijdelijk wel wat ademruimte, maar creëert tegelijkertijd grote onzekerheid over de toekomst na 2030”, stelt Lydia Peeters.
Geen erkende technieken
“Na afloop van deze vrijstelling in 2030 lijken er op basis van de huidige stand van zaken immers theoretisch slechts 2 pistes voor de kalkoenhouders op de tafel te liggen. Dat is ten eerste aantonen dat de neerwaartse depositietrend niet wordt gehypothekeerd. Maar deze piste is in de praktijk onhaalbaar wegens het ontbreken van ruimte. De andere piste is een vergunning aanvragen voor onbepaalde duur, waarbij voldaan moet worden aan de Programmatische Aanpak Stikstof-referentie 2030. Dat betekent een reductie van 60% ten opzichte van de referentietoestand in 2021. Om die te bereiken, zijn er emissiereducerende technieken nodig in de kalkoenensector, maar op dit ogenblik zijn er geen erkende technieken die deze reductie kunnen realiseren. Enkel voor de eerste 6 weken van de productiecyclus ziet het WeComV beperkte mogelijkheden”, vertelt Lydia Peeters.
Volgens Lydia Peeters dreigt de sector in een uitzichtloze situatie terecht te komen, zonder perspectief op voortzetting van de activiteiten na 2030.
Zal er voldoende depositieruimte zijn?
“Het Stikstofdecreet stelt dat pluimveehouders tegen eind 2030 60% emissies moeten reduceren ten opzichte van de ammoniakemissies in de referentiesituatie 2021 die afkomstig waren van dieren in niet-emissiearme stallen. Voor de diersoorten waar geen technieken ter beschikking zijn om de reducties te realiseren, zoals kalkoenen, werd de beperkte mogelijkheid van een vrijstelling opgenomen in het Stikstofdecreet. Deze vrijstelling geldt vanaf de dag na de datum van de kennisgeving en kan enkel worden toegepast voor de exploitatie na 31 december 2030 als kan worden aangetoond dat de neerwaartse depositietrend niet gehypothekeerd wordt. Of eenvoudig uitgelegd: als er voldoende depositieruimte is, zal de kalkoenhouder met een vrijstelling geen emissiereducties moeten realiseren. Omdat er vandaag geen depositieruimte ter beschikking is, is het voor landbouwers ook moeilijk in te schatten hoe dit zich in de toekomst zal ontwikkelen. Er is een algemeen dalende trend. De vraag is of die al voldoende zal zijn in 2030”, duidt minister Brouns.
“Vandaag kan een kalkoenenhouder een tijdelijke vergunning tot en met 31 december 2030 aanvragen zonder maatregelen te moeten nemen. Maar de impact van het decreet op deze sector is aanzienlijk, zoals het nu voorligt. Kalkoenhouders vallen onder de verplichtingen van het decreet, maar beschikken momenteel niet over erkende ammoniakemissiereducerende technieken die specifiek toepasbaar zijn op hun bedrijfsvoering. Dit betekent dat zij nu geconfronteerd zouden worden met reductiedoelstellingen zonder een specifieke toegang tot technische oplossingen, wat toekomstgericht een druk zet op hun specifieke sector”, geeft Jo Brouns toe.
Sector moet met voorstellen komen
“Voorstellen voor maatregelen en reducerende staltechnieken kunnen zeker vanuit de sector zelf worden aangebracht. Voor dergelijke initiatieven kan een beroep worden gedaan op innovatiesteun van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) om de technieken te testen en door te meten. Een praktijkstal kan op deze manier worden uitgevoerd met een techniek of een maatregel. Zo wordt praktijkervaring opgedaan en is er ook een wetenschappelijke onderbouwing die kan leiden tot een mogelijke erkenning”, gaat Brouns verder.
“De sectoren waar er geen techniek voor bestaat, zijn voor mij de absolute prioriteit. Het is dus aan hen om zo snel mogelijk technieken op die lijst te plaatsen. Het WeComV heeft de stalsystemen voor vleeskalkoenen die in de Nederlandse lijst zijn opgenomen, beoordeeld. Het advies was dat de meeste systemen die in de vleeskippensector toegepast worden, relevant kunnen zijn en kunnen worden toegepast in de kalkoenhouderij. Dat is goed nieuws.”
We zijn er nog niet
“Maar we zijn er nog niet. Tijdens de afmestfase zijn kalkoenen verschillend van vleeskippen zodat de emissiefactor voor de volledige productiecyclus van kalkoenen nog onduidelijk is. Die moet nog duidelijk worden. Dat betekent dat we nog bijkomende duidelijkheid moeten bieden, zodat ook aan de kalkoenhouders zo snel mogelijk mogelijkheden kunnen worden geboden op het vlak van technologie en emissiereducerende technieken”, besluit minister Brouns.





