Hoe kweek je meelwormen?
Voor Lies Hackelbracht TOR Royal uit de grond stampte, experimenteerde ze in haar living met de beestjes. Ze kocht een bakje meelwormen (Tenebrio molitor) in de dierenwinkel en keek hoe ze - trager dan gehoopt - verpopten. Verder bracht ze uren door op het internet: filmpjes op YouTube, gespecialiseerde websites ... De experimenten in de living namen al snel de garage in, tot ze in de loods van een gepensioneerde boomkweker terecht kon.
In de loods staan rijen rekken met plastic bakjes. De meelworm kweekt goed bij kamertemperatuur. Wordt het te koud, dan gaan de beestjes in een soort van winterslaap. Bij te hoge temperaturen (30 °C) ontwikkelen ze zich te snel. Larven gaan verpoppen en worden zo ongeschikt voor consumptie. Hoe droger de kamer, hoe liever. De meelwormen vermijden direct zonlicht.
Lies serveert haar meelwormen tarwezemelen. Het beetje vocht dat de beestjes nodig hebben, halen ze uit de afwijkende wortels die Lies hen voert. Voor haar is het belangrijk en economisch interessant om met reststromen te werken. Te kleine appels, rauwe aardappelen, voederbieten en buitenbladeren van witte kool zijn ook geschikt, als je de restjes voldoende weg kan zeven.
Volwassen meeltorren leggen eitjes, waaruit zich minuscule larven ontwikkelen. Lies zeeft de eitjes uit de overschotten van de meeltorren uit en plaatst ze in een nieuwe bak. De larven eten zich dik, gaan vervellen, groeien, eten zich dik, vervellen weer, enzovoorts. Na zo’n tien weken zijn ze klaar om geoogst te worden. Een kleine selectie mag verpoppen, zodat nieuwe kevers voor nieuwe eitjes kunnen zorgen. Een kever leeft tot zes maanden.
Het zeven is het meest arbeidsintensief, maar onmisbaar om de eitjes te winnen, meelwormen te oogsten of de diertjes te verversen. Vellen, uitwerpselen en eventuele restanten van het voeder blijven beperkt en kunnen gebruikt worden als meststof.