Startpagina Economie

Nieuwe landbouwsystemen bieden antwoord op anonieme consumptie

Het landbouwmodel staat onder druk: we weten steeds minder waar ons voedsel vandaan komt en onder welke omstandigheden het geproduceerd werd. Volgens een doctoraatstudie van Marlinde Koopmans zijn nieuwe landbouwmodellen kansrijk, maar de overheid moet haar beleid wel mee aanpassen.

Leestijd : 2 min

Kleinschalige, lokale initiatieven zoeken nieuwe verbindingen zoeken tussen landbouw en maatschappij. Het gaat bijvoorbeeld om initiatieven die voedselproductie combineren met andere maatschappelijke belangen, zoals sociale tewerkstelling of duurzame afvalverwerking. Marlinde Koopmans onderzocht voor haar doctoraat aan de Universiteit Gent en het onderzoeksinstituut ILVO wat deze initiatieven stimuleert, en wat hen net tegenwerkt.

“In tegenstelling tot het reguliere landbouwsysteem willen alternatieve voedselinitiatieven sociale, economische en ecologische dimensies met elkaar verbinden”, aldus Koopmans. “En daardoor zorgen deze initiatieven niet alleen binnen de landbouwsector voor vernieuwing, maar juist ook in relatie tot andere sectoren. Denk maar aan nieuwe vormen van werkgelegenheid en landgebruik.”

Als voorbeeld noemt ze het moestuinproject De Site in Gent, op een oude fabriekslocatie. Ook daklozen en mensen zonder papieren werden er tewerkgesteld; hun loon ontvingen ze in een lokale munt waarmee ze in buurtwinkels konden betalen. Het beheer van dit openbaar terrein in handen van de gebruikers zelf.

Zouden dit soort projecten dan de weg zijn naar de landbouw van de toekomst? “Als je ze puur op productiecapaciteit beoordeelt niet”, meent Koopmans. “Maar wel wanneer je kijkt naar hun capaciteit om te verbinden en in te spelen op nieuwe kansen, kortom hun veranderingskracht”. "In het huidige landbouwsysteem is er de afgelopen decennia voornamelijk ingezet op het aanpassingsvermogen van de landbouw, maar daarbij is sterk ingeboet op het behoud van veranderingskracht. Voor een veerkrachtig systeem heb je echter beide nodig.”

Om die veranderingskracht te behouden, is veel flexibiliteit nodig, zowel binnen de organisatie als in relatie tot andere organisaties. En daar knelt vaak het schoentje. Groei betekent voor alternatieve voedselinitiatieven immers dat niet alleen zij moeten groeien, maar dat àlle partijen moeten meegroeien. Zonder de bereidheid van de betrokken partijen om mee te gaan in het pad van verandering, verliezen de initiatieven de nodige flexibiliteit en hun innovatief ontwikkelingspotentieel.

In de praktijk blijft het vaak bij een uitzonderlijk geval van één bepaald voedselinitiatief. Maar, zo pleit Koopmans: “Innovatieve praktijken gestart door deze initiatieven zouden vaker moeten leiden tot nieuwe beleidsexperimenten. Experimenteren op structurele basis kan actoren van verschillende politieke niveaus en sectoren betrekken om samen mogelijke nieuwe ontwikkelingspaden voor de landbouwsector te verkennen.” Daarnaast zou het beleid behoud van flexibiliteit beter moeten ondersteunen, vindt Koopmans. “En in plaats van strikte wettelijke voorschriften zou er een verschuiving moeten komen naar doelen en prioriteiten die als sturingsmechanisme werken om beleidsdoelstellingen te bereiken”.

Lees ook in Economie

Meer artikelen bekijken