Startpagina Bieten

Problemen in bieten de baas

Een feilloze teelt is niet evident, en zeker niet in een jaar waar extreem weer de teler het vuur aan de schenen legt, zoals in 2016. Het was oppassen voor de bladvlekkenziekte Cerco-spora en Aphanomyces, wat niet betekent dat men in 2017 geen rekening moet houden met andere ziekteverwekkers en onkruiden.

Leestijd : 8 min

Tijdens de studiedag van het Departement Landbouw werd duidelijk dat het telen van bieten een zekere alertheid vereist. De problemen waarmee bietentelers te maken krijgen, zijn niet min. Barbara Manderyck en Françoise Vancutsem van het Koninklijk Belgisch Instituut tot Verbetering van de Biet (KBIVB) vertellen over de blad- en wortelziekten en onkruiden waar bietentelers mee te maken krijgen. Cercospora en Aphanomyces spanden de kroon in 2016. Qua onkruiden is het oppassen geblazen voor warkruid, knolcyperus en resistente uitstaande melde.

Cercospora...

In 2014 kenden we heel veel bladziekten, waaronder veel Cercospora: de ziekte was al vroeg in het seizoen aanwezig, maar steeg explosief midden augustus. In 2015 werd het een iets beter jaar, met minder ziekten. Hierdoor, in combinatie met zachte winters, kon dus verwacht worden dat er veel overlevende sporen in het milieu waren.

Die sporen zijn vaak afkomstig van het perceel zelf, in de bladresten van bieten. Ze kunnen ook overgewaaid zijn van andere percelen.

... in 2016

Cercospora was in 2016 al vroeg in het seizoen aanwezig, maar kende ook een sterke ontwikkeling laat in het seizoen. Het was bijna enkel cercospora dat de klok sloeg, want andere ziekten waren weinig aanwezig. Dit is te verklaren doordat cercospora zich als een vis in het water voelt bij de hogere temperaturen, rond 25-30°C. Komt daar nog een hoge luchtvochtigheid in het gewas bij, dan zal cercospora sterk ontwikkelen. Dat is nu net het weer dat we vorig jaar kregen.

De zomer is ingegaan na de natste juni sinds lange tijd: de bodems zaten vol vocht, met een erg nat gewas tot gevolg. Tussen 9 en 12 juli waren de eerste symptomen al zichtbaar. Rond 18 juli had 14% van de percelen de drempel bereikt. Door de hittegolf rond 21 juli, was dat een week later al 50%. Begin augustus hadden alle velden de drempel bereikt. En dan, ongezien voor België, bereikten rond 20 augustus 72% van de velden de spuitdrempel voor de tweede keer.

Ook begin september waren de temperaturen uitermate hoog. Telers konden vaak niet anders dan een derde keer fungiciden te gebruiken voor de laat te rooien percelen.

... tegengaan

Verder spelen nog andere factoren dan temperatuur en vochtigheid in het gewas, een rol bij de ziekteontwikkeling, namelijk het ras, de rotatie, fungicidegebruik, grondbewerking en locatie.

Een lange rotatie is aangewezen voor de bietenteelt. Algemeen is een rotatie van 1 op 3 een minimum (vb biet-tarwe-gerst). Zo krijgt het opgebouwd aantal sporen aan het einde van de bietenteelt tijdens de volgende twee teelten tijd om af te breken.

Bodembewerking kan ook een positief effect hebben op de gezondheid van uw gewas. In plaats van direct bieten in te zaaien, kan het nuttig zijn om eerst je bodem te bewerken met een triltand, rotoreg of andere machines. Bij onderwerking van bladeren met Cercospora, of de overgewaaide sporen, wordt de overlevingskans van de sporen een stuk kleiner. Bij een normale winter wordt verwacht dat de sporen na drie jaar dood zijn.

Ook de locatie van het perceel bepaalt de kans op ziekteontwikkeling. Zo blijft dauw langer op het gewas wanneer het veld door een bomenrij wordt omringd en dus beschermd. Ook in een (rivier)vallei zal een perceel natter staan.

Fungiciden tegen cercospora

Bij fungicidegebruik zijn er drie dingen belangrijk. Allereerst is er het gebruik van het juiste product. Deze producten moeten erkend zijn voor de bestrijding van de bladschimmelziekten witziekte, cercospora, ramularia en roest.

Daarnaast is het best dat verschillende actieve stoffen gecombineerd worden om de werkzaamheid van het fungicide te verhogen. Producten zoals Spyrale en Opus Team combineren triazolen met morpholinen, en producten zoals Agora en Retengo Plus combineren triazolen met strobilurines. Wil men tweemaal behandelen is het aangewezen om slechts één keer een product met strobilurine te gebruiken, want strobilurine is zeer gevoelig aan resistentievorming. In België is er al een zekere resistentie tegen de triazolen en strobilurinen, maar de erkende fungiciden hebben wel nog een werking.

Verder moet steeds de volle dosis worden toepast. Het gebruik van een lagere dosis heeft een verminderde werkzaamheid en kortere nawerking tot gevolg. Behandelen gebeurt best bij het bereiken van de spuitdrempel na waarnemingen in het gewas. Preventief spuiten is niet aangeraden omdat dan de fungicide al uitgewerkt of verzwakt kan zijn nog voor de ziekte zich volledig ontwikkelt. Ten slotte is spuiten niet aangewezen in het midden van de dag, op verwelkte of op nat geregende bieten.

Wortelrot

Wortelrot kan het gevolg zijn van veel uiteenlopende factoren. In 2016 was de oorzaak vooral de bodemschimmel Aphanomyces, ‘droogrot’ genoemd. Opmerkelijk, want de ziekte was in geen 25 jaar, in die mate, meer gespot in de velden. Door de zware regenval in juni en de structuurproblemen verstikte het wortelsysteem onvermijdelijk en hierdoor kon er een laattijdige infectie met Aphanomyces plaatsvinden

In het kiemplantstadium wordt de ziekte ‘wortelbrand’ of ‘afdraaiers’ genoemd. Fungiciden in de omhulling van het bietenzaad moeten dit voorkomen.

Aphanomyces blijft oppervlakkig, maar kan ernstige vervormingen door insnoering veroorzaken. Dit leidt tot een opbrengstverlies en vaak wortelbreuk bij het rooien. De kwaliteit van de biet blijft echter wel goed, omdat de schimmel niet diep binnendringt. Tijdens de teelt is bestrijding niet mogelijk. Het komt er wel op neer om de pH van de bodem te corrigeren door bekalking. Ook de bodemstructuur en drainage moet worden verbeterd.

Insnoering van de wortel bij Aphanomyces.
Insnoering van de wortel bij Aphanomyces.

Bruinwortelrot

Andere soorten wortelrot die in België frequenter voorkomen zijn bruinwortelrot en violetrot, die beide worden veroorzaakt door Rhizoctonia soorten. Bruinwortelrot is de meest frequente wortelziekte, die vooral gevonden wordt in gemengde bedrijven met maïs en raaigras in de rotatie en waar regelmatig organisch materiaal verspreid wordt. Bodemstructuur en verdichting spelen een belangrijke rol in het voorkomen van de ziekte. Ook een korte rotatie is een bepalende factor.

Je kan de ziekte herkennen doordat de bladeren verkleuren en van buiten naar binnen verwelken. Ter hoogte van de kop zijn vlekken of rot te zien. De rotte zones hebben een bruin tot zwarte kleur. De vlekken zijn al zichtbaar vanaf eind juni. In tegenstelling tot Aphanomyces, boet de biet ook in kwaliteit in, naast opbrengstvermindering. Door gele mosterd of bladrammenas te zaaien, werk je de ziekte al tegen. Verder is het nuttig om te kiezen voor een dubbel tolerant ras, tegen rhizomanie en rhizoctonia.

Bruinwortelrot is de meest frequente wortelziekte. ©KBIVB
Bruinwortelrot is de meest frequente wortelziekte. ©KBIVB

Violetrot

Violetrot kan men herkennen aan de paarsachtige vervilting op de bietenkop ter hoogte van het contact met de grond. Bij een sterke aantasting ontstaan oppervlakkige bruinrode zones. Factoren die violetrot in de hand werken zijn een neutrale tot hoge bodemzuurtegraad. Hoewel de verrotting oppervlakkig blijft, zal de biet bij bewaring wel lijden onder de ontwikkeling van secundaire schimmels. De ziekte kan onder andere worden tegengegaan door een vroege oogst. Hoewel er voor bruinwortelrot resistente rassen bestaan, zijn die er niet voor violetrot.

Paarsachtige vervilting bij violetrot. ©KBIVB
Paarsachtige vervilting bij violetrot. ©KBIVB

Stengelaaltjes

Ook stengelaaltjes kunnen wortelrot veroorzaken, hoewel dit minder voorkomt dan aantasting door Rhizoctonia. Ze migreren via het bodemvocht naar het bladgestel en de kop. Gevolg is dat bij jonge planten de stengels zwellingen vertonen en vervormen. Ook de bladeren kunnen vervormen. De wortel vertoont kurkachtige holten, die zelfs diep in de bietenkop voorkomen.

Naast een vochtige grond, zijn andere factoren voor de aanwezigheid van het aaltje: een vroege zaai en lage temperaturen in mei en juni met een trage bietontwikkeling. Aangezien ze als waardplant haver hebben, kan men deze teelt best vermijden in de rotatie. Ook gele mosterd kan best vermeden worden.

Schade aan bietenwortels bij  stengelaaltjes. ©KBIVB
Schade aan bietenwortels bij stengelaaltjes. ©KBIVB

Abiotische factoren

Ten slotte kunnen ook abiotische factoren de biet aantasten. Enerzijds kunnen bieten bij de bewaring bevriezen bij vorst. Anderzijds kan een tekort aan bepaalde elementen ook nefast zijn: een tekort aan boor veroorzaakt wortelrot in biet. Aangezien de beschikbaarheid van boor afhankelijk is van de pH, kan boor geblokkeerd worden na een (over)bekalking nog voor de bieten worden geteeld. De pH-KCl voor zandleemgronden moet tussen 6,0 en 6,5 en voor leemgronden tussen 6,7 en 7,1 liggen. Daarnaast kan droogte leiden tot een boorgebrek.

Voor de teler is het dus belangrijk om gronden met een laag boorgehalte (<0.50 mg/kg) preventief te voorzien van boor. Bij een boorgebrek merkt men dat eerst aan de hartbladeren, die verkleuren, zwart worden en afsterven. Verder verbruinen de vaten en vertonen de bieten donkere holten, wat hartrot wordt genoemd. De hartbladeren zullen klein blijven en verder afsterven. Ook de oudere bladeren zullen vergelen, erna zwart worden en afsterven. Op de bladstelen zullen necrotische bruine vlekken zichtbaar worden.

Bladverkleuring bij boorgebrek. ©KBIVB
Bladverkleuring bij boorgebrek. ©KBIVB

Warkruid

Cuscuta campestris of warkruid is een probleem dat voorkomt in de tropische klimaten, zoals in Turkije, maar nu ook in België gemeld is. Het is een parasitische plant, zonder blad of wortel, en met oranje stengeltjes. Ze kiemen het best bij 30°C, maar dat kan dus ook bij lagere temperaturen. Het onkruid veroorzaakt schade aan de biet doordat die zich eraan hecht, erop kiemt en de suikers en voedingsstoffen er vervolgens ‘uitzuigt’. Uiteindelijk kan bij overwoekering de opbrengst met meer dan 30% verlaagd zijn. Om problemen in de toekomst te vermijden (cfr. knolcyperus) dient men kordaat op te treden indien men dit onkruid vaststelt op een perceel.

Er zijn geen efficiënte en selec tieve bestrijdingsmiddelen voor, dus de enige optie is (voor de zaadzetting van warkruid) om de gastheer, de biet, te vernietigen met niet-selectieve middelen, zoals glyfosaat. Zeker na zaadzetting is een andere optie dat 2 tot 3 m rond de aantasting alle blad en cuscuta, met biet, verwijderd wordt, in zakken wordt gedaan en naar een plaats wordt vervoerd vanwaar het zich niet verder kan verspreiden (dus niet op een mesthoop etc…). Bij reeds gevallen zaad kan de bovenste laag grond (met het zaad) verbrand worden.

Naast bieten, kan warkruid zich ook vestigen in luzerne, aardappelen, uien, wortelen en diverse onkruiden. Het groeit niet goed op grasachtigen zoals granen. Aangezien de leefbaarheid van de zaden op het veld ongeveer 5 jaar bedraagt, kan het een strategie zijn de rotatie te verlengen met granen. Na vaststelling en verwijdering, is een aandachtige opvolging van het perceel doorheen de rotatie noodzakelijk.

Warkruid parasiteert op bieten. ©KBIVB
Warkruid parasiteert op bieten. ©KBIVB

Uitstaande melde en melganzevoet

Uitstaande melde en melganzevoet zijn ook belangrijke onkruiden, die men van elkaar kan onderscheiden doordat melganzevoet onder de kiemlobben een rode kleur heeft en uitstaande melde niet. Uitstaande melde is steeds moeilijker te bestrijden in vergelijking met melganzevoet.

Naast resistente melganzevoet, hebben we nu ook resistente uitstaande melde: zowel in België, Nederland, Frankrijk en Duitsland is er resistente uitstaande melde vastgesteld. In België zijn er zo twee types target site resistentie bekend. Voor deze resistente uitstaande melde blijkt wel dat ‘Venzar’ (en eventueel desmedifam) een goede bijdrage kan leveren ter bestrijding en dat men zeker in het kiemlobstadium van het onkruid moet starten met de bestrijding. Echter zijn er nog geen efficiënte schema’s beschikbaar voor percelen waar resistentie werd vastgesteld.

Herken goed melganzevoet (links) en uitstaande melde (rechts) om ze efficiënt te bestrijden. ©KBIVB
Herken goed melganzevoet (links) en uitstaande melde (rechts) om ze efficiënt te bestrijden. ©KBIVB

Knolcyperus en fluweelblad

Ten slotte zijn knolcyperus en fluweelblad ook problemen waar men voor moet oppassen. Belangrijk is om deze onkruiden in het veld te herkennen en er de juiste acties te ondernemen. Voor knolcyperus, nu opgenomen in de IPM richtlijnen en in de afspraken tussen planters en fabrikanten, is het van levensbelang voor de duurzaamheid van de sector om de geldende maatregelen te respecteren.

Tegen fluweelblad kan men 3 maal 30 g Safari toevoegen aan het FAR schema. Zeker in regio’s met veel maïs in de rotatie kan men fluweelblad aantreffen.

Knolcyperus is opgenomen in de IPM-richtlijnen. ©KBIVB
Knolcyperus is opgenomen in de IPM-richtlijnen. ©KBIVB
In regio’s met veel maïs in de rotatie kan men fluweelblad tegenkomen. ©KBIVB
In regio’s met veel maïs in de rotatie kan men fluweelblad tegenkomen. ©KBIVB

MV

Lees ook in Bieten

Meer artikelen bekijken