Startpagina Aardappelen

Toenemend probleem met ritnaalden in aardappel vergt geïntegreerde bestrijding

De laatste jaren wordt de ritnaaldenproblematiek alsmaar groter en is het diertje in heel Vlaanderen te vinden. Aangezien het grote schade kan veroorzaken in aardappel is een efficiënte bestrijding noodzakelijk. Er zijn verschillende chemische en biologische bestrijdingen mogelijk, maar momenteel brengt één oplossing geen 100% soelaas en dringt een geïntegreerde aanpak zich op.

Leestijd : 5 min

In België, maar ook in andere delen van Europa, worden ritnaalden in diverse gewassen een steeds groter probleem. In Vlaanderen worden ze alvast overal teruggevonden. De ritnaald of de koperworm is de larve van de kniptor. Hij veroorzaakt schade door in de aardappelknollen gaatjes te maken en door er gangen in te boren. Ook maïs en witloof in België zijn geliefde gewassen van de ritnaalden. “De levenscyclus verloopt voornamelijk in de grond, op verschillende dieptes”, aldus Inagro-onderzoeker Kürt Demeulemeester.

Oppassen in het voorjaar en begin najaar

Een klein jaar na het uitkomen van de eitjes, migreren de larven in het voorjaar naar boven in de grond, waardoor ze ook meer worden waargenomen in de bovenste lagen van de grond. In de zomer migreren de larven weer naar de diepere lagen in de bodem om op het eind van de zomer weer naar boven te gaan. Wanneer de larven naar boven komen, is de kans op schade het grootst, namelijk aan het begin van de aardappelteelt en bij de oogst. De larven blijven ongeveer 4 jaar in de grond voor ze verpoppen in de bodem en uitkomen als kniptor.

De kniptorren kunnen dan terug eitjes leggen en dan begint de cyclus opnieuw. Demeulemeester: “Dat doen ze het liefst in grasachtig gebied. Daarom moet je extra voorzichtig zijn als je gras in de rotatie hebt of met een stuk gescheurd grasland zit dat je wil gebruiken voor de teelt.”

Belang van monitoren

Eenmaal een aantasting, kan ritnaaldschade grote gevolgen hebben voor de vermarktbare opbrengst. Het is daarom belangrijk om de kniptorren en ritnaalden te monitoren. “Voor de kniptorren kan dat met een gele vangbak. In het onderzoek gebruiken we feromoonvallen. Die trekken bepaalde soorten kniptorren aan en zo kunnen we het risico inschatten op een perceel”, klinkt het.

Wanneer we de aanwezigheid van ritnaalden willen monitoren, gebruiken we bloempotjes die aan verschillende kanten gaatjes bevatten. De bloempotjes zijn gevuld met 2 lagen aarde, waartussen zich een mengsel van graan en maïs bevindt. Die worden in het voorjaar in de grond gestopt. Na een paar dagen begint het zaad te kiemen en wordt er CO2 geproduceerd, dat de ritnaalden lokt. Na 14 dagen zou het potje dus een aantal ritnaalden kunnen bevatten.

“Deze methode is wel niet feilloos. Als je dat vroeg in het voorjaar doet, kan het zijn dat de bodem nog niet voldoende is opgewarmd om een succesvolle monitoring te doen.”

Drie chemische producten

In 2022 zijn er 3 chemische middelen erkend die ingezet kunnen worden tegen ritnaalden. Force Evo (tefluthrin) moet aan een dosis van 16 kg/ha ingewerkt worden in de plantruggen. Daarvan is slechts 1 toepassing mogelijk. Nemathorin 10 G (fosthiazaat), erkend aan 20 kg/ha, moet je toepassen en inwerken in één enkele beurt met behulp van de Horsetime Farmery Microband. Die toepassing kan maar 1 keer om de 48 maanden gebeuren. In de praktijk wordt vaak gewerkt met een dosis van 7,5 kg/ha in de rij. Er geldt een wachttijd van 120 dagen. “Die wachttijd moet je absoluut respecteren, anders is er kans op residu in de oogst. Bij vroege aardappelen kan dit product niet gebruikt worden. Ten slotte is Sherpa (cypermethrin) mogelijk aan 24 kg/ha. Dat moet toegediend worden met een microgranulator tijdens het planten.

Demeulemeester benadrukt bovendien het belang van een goede verdeling van het product: “De producten moeten in de rug nabij de poter aanwezig zijn voor een goede werking. Het gebruik van de juiste applicator is dus cruciaal.” Bij Inagro wordt de werking tijdens aardappelproeven bovendien uitgetest. Ten opzichte van onbehandelde percelen geeft elk product wel een goede werking, maar worden de ritnaalden niet 100% bestreden. Nemathorin en Sherpa behalen ongeveer dezelfde resultaten, tussen 75% en 80% niet aangetaste knollen op een perceel met bewezen aanwezigheid van ritnaalden.

Biofumigatie mogelijk

Een methode zonder middelengebruik is biofumigatie. Hierbij teelt de landbouwer een groenbemester en wordt die geklepeld en ingewerkt in de grond. Daar ontstaat een chemische reactie, waarbij stoffen ontstaan die ritnaalden bestrijden, zoals isothiocyanaat. Een landbouwer kan kiezen uit verschillende groenbemesters: blad-rammenas, zwaardherik, bruine mosterd, ethiopische mosterd, bladraap, bladkool… Deze kunnen bovendien in een mengsel worden gebruikt.

Ook hier werd bij proeven bewezen dat de techniek geen garantie kan geven op een volledige bestrijding van de aanwezige ritnaalden. In een biofumigatieproef in 2018 bleken de meeste mengsels niet alle ritnaalden aan te pakken. Terwijl in een braakliggend veld nog 50 ritnaalden werden gevonden, gaf het mengsel met vooral blad-rammenas Anaconda de beste resultaten, met ongeveer 20 ritnaalden.

Demeulemeester kan hier een goede verklaring voor geven: “Biofumigatie is een techniek die niet evident is. De perceelseigenschappen, moeten goed zijn, zoals bijvoorbeeld de bodem.. Zo mag de pH van de bodem niet te laag zijn en moet er voldoende organische stof en vocht aanwezig zijn. Ook de juiste temperatuur is nodig voor een goede omzetting van de stoffen. Daarnaast moet er voldoende bloei zijn van de groenbemester bij het onderwerken en moeten de ritnaalden zich in de bovenste laag van de bodem vinden.” Ten slotte is het belangrijk dat de bewerkingen kort na elkaar gebeuren. Ideaal is dat vooraan de tractor geklepeld wordt en dat achteraan wordt ingewerkt.

Ploegen helpt

Een andere biologische methode is de juiste bodembewerking. Bij het vergelijken van niet-kerende bodembewerking met ploegen, bleek het ploegen toch heel wat ritnaalden af te doden. Bij het ploegen gecombineerd met zaaibedbereiding bleek de bodem het laagste aantal ritnaalden te bevatten. Ook na het gebruik van een spitfrees werden er goede resultaten behaald. De resultaten met een krukasspit bleken dan weer iets minder. Ook hier werden echter niet alle ritnaalden aangepakt.

Alle objecten met een niet-kerende bodembewerking bleken minder te voldoen als geschikte manier om ritnaalden te bestrijden, aangezien bij al deze behandelingen de meeste ritnaalden in de bodem werden teruggevonden.

Geïntegreerde aanpak of nieuwe methoden?

Er is dus nog geen oplossing om alle ritnaalden in één keer te verwijderen, met één oplossing. “Hopelijk komen er in de toekomst middelen of manieren die werken”, hoopt Demeulemeester. Een geïntegreerde aanpak kan soelaas bieden. “Misschien is biofumigatie combineren met een goede bodembewerking een goede aanpak.”

Momenteel zijn er nog onderzoeken naar nieuwe oplossingen aan de gang. Zo zouden bepaalde feromonen ervoor kunnen zorgen dat kniptorren geen eieren meer kunnen leggen. “Deze oplossing is er echter nog niet in de praktijk. Daar is nog wel onderzoek voor nodig”, klinkt het. Misschien ligt de oplossing in een ‘Attrackt & Kill-techniek. Hierbij zou een landbouwer een middel toepassen op zijn bodem. Dat middel zou bestaan uit dragers die CO2 uitstoten en die zo de ritnaalden lokken. Diezelfde drager zou bovendien entomopathogene schimmels zoals Metarhizium brunneum en/of M. anisopliae bevatten, die de ritnaalden aantasten en doen afsterven. Met andere woorden: het blijft afwachten.

Marlies Vleugels

Lees ook in Aardappelen

Meer artikelen bekijken