Startpagina Pluimvee

Kippenpluimen worden biostimulant voor gewassen

Met kippenpluimen versterken de Oost-Vlaamse start-up Stam Agro en de UGent de groei en de weerstand van planten. Voor de landbouw betekent dit een belangrijke ‘gamechanger’ in de strijd tegen CO2 , het gebruik van mest en de reductie van stikstof.

Leestijd : 5 min

Een zelfde kwaliteit en opbrengst van de oogst met minder meststoffen, zelfs in periodes van droogte. Met het product Aphasol, een biostimulant van het Oost-Vlaamse bedrijf Stam Agro ontwikkeld in samenwerking met de universiteit Gent is dat geen fictie, maar realiteit. En als kers op de taart wordt die biostimulant ontwikkeld op basis van kippenpluimen, een reststroom die traditioneel als een probleem wordt aanzien, maar in feite bomvol eiwitten zit.

Sterkere planten, minder meststoffen, lagere CO2-uitstoot

“Een biostimulant is een product van natuurlijke oorsprong dat planten beter laat groeien en sterker maakt”, legt Kris Audenaert, professor plant en gewas aan de UGent, uit. Heel typisch is dat je ze in lage concentraties kunt toepassen, maar toch een groots effect hebben. Ze zorgen ervoor dat planten voedingsstoffen beter kunnen opnemen, weerbaarder worden, en zich dus beter kunnen verdedigen tegen extreme weersomstandigheden zoals droogte of langdurige hitte. In tijden van klimaatverandering geen overbodige luxe.

“Onze regio staat bekend om zijn grote groenten- en aardappelverwerkende bedrijven, omdat we hier grote opbrengsten per hectare halen. Als het klimaat fundamenteel zou veranderen, wordt het een grotere uitdaging om die grote opbrengsten te realiseren. Grootschalige testen met eerste versies van het product van Stam Agro toonden aan dat we door toepassing van deze biostimulant met 70% van de conventionele stikstofbemesting gelijkaardige opbrengsten kunnen genereren als bij 100% bemesting”, vertelt Vaast Vanoverschelde, oprichter van Stam Agro, enthousiast.

Met de steeds strengere normen voor de uitstoot van stikstof en het gebruik van meststoffen kunnen biostimulanten helpen om de ambities van zowel Vlaamse als Europese beleidsmakers waar te maken. Op beide niveaus ligt de nadruk op meer duurzame teelten en minder gebruik van meststoffen.

Tegelijk zet het beleid hard in op de valorisatie van restromen voor nieuwe toepassingen. “Het mooie is dat de bron van deze biostimulant – kippenveren die traditioneel als restafval worden beschouwd – hier in grote hoeveelheden beschikbaar is”, vertelt Vanoverschelde. “Met de hoeveelheid kippenveren kunnen we meerdere keren het huidige aardappelareaal in België ‘behandelen’. We maken de cirkel volledig rond door ook de restproducten uit deze processen te bestuderen, en er relevante toepassingen voor te vinden, bijvoorbeeld in dierenvoeding.”

Om het verhaal helemaal af te maken, zorgt deze biostimulant voor een enorme CO2-reductie. Het gebruik ervan op de totale aardappelteelt van België zou potentieel een vermindering van 55.493 ton CO2 per jaar kunnen betekenen. Dat is het equivalent van jaarlijks de CO2-uitstoot van 22.743 auto’s.

Van kippenveren naar biostimulant

“Als bedrijf focussen we op de valorisatie van reststromen uit de pluimveesector. Een kip kweken kost handenvol geld. Het zou zonde zijn om al die investeringen met de kippenpluimen weg te gooien, want kippenveren zitten juist boordevol eiwitten”, argumenteert Vaast Vanoverschelde van Stam Agro. “Alleen moet je een manier vinden om daar iets zinvols mee te doen, want een doorsnee organisme kan dat niet verteren.”

Stam Agro ontwikkelde een methode om de eiwitketens in kippenveren op te splitsen. Zo creëerde het bedrijf al verschillende toepassingen, onder andere voor de aquacultuursector, waar ze de eiwitten gebruiken in plaats van vismeel om vis te kweken, maar ook in honden- en kattenbrokken. Vaast Vanoverschelde: “Al vrij snel zagen we dat er tijdens dat proces ook vrije, oplosbare eiwitten ontstaan, die we kunnen inzetten als biostimulant.”

“Bij Stam Agro gebeurt een eerste fysisch-thermische voorbehandeling van de veren”, legt Katleen Raes, professor voedingstechnologie aan de UGent, uit. “Die zorgt ervoor dat de kippenveren grotendeels worden afgebroken tot de vrije aminozuren die nodig zijn om de biostimulant te ontwikkelen. Het grote nadeel is dat er tijdens dat proces een ongewenste omzetting ontstaat: die aminozuren, die normaal gezien goed opneembaar zijn voor planten, kunnen veel minder efficiënt geabsorbeerd worden door de gewassen. Onze rol is om via een zachter proces, met gebruik van enzymes, dat probleem op te lossen.”

“Maar we kijken ook verder naar de werking van de biostimulant”, vertelt professor Audenaert. “Om die beter te begrijpen, onderzoeken we de groei van planten op een niet-destructieve manier. We bestralen ze met een heel breed spectrum aan golflengtes, waardoor we onrechtstreeks weten wat er chemisch gebeurt in die planten: nemen ze nutriënten beter op, groeien ze efficiënter, … Zo kun je zien of de biostimulant al dan niet werkt. En zo ja, wanneer die het beste werkt – komt die de plant vooral in een jonge of juist in een latere fase ten goede? Dat is zeer belangrijk voor latere toepassingen in de landbouw.”

Naar een biostimulant 2.0

Wat begon als een kleinschalig testproject in kleine moestuinen, groeide uit tot een multidisciplinaire samenwerking tussen Stam Agro en de UGent. “Er waren al contacten met de UGent om eerste versies van het product te testen”, licht Vaast Vanoverschelde toe. “Maar gaandeweg is ook het vertrouwen tussen beide partijen gegroeid. En het feit dat we een beroep konden doen op de expertise van verschillende onderzoeksgroepen maakte dat we samen een volledig traject konden uitrollen, van het versterken en opzuiveren van de huidige biostimulant tot het beter begrijpen van de werking ervan.”

UGent business developers Maaike Perneel en Nathan De Geyter brachten de onderzoeksgroepen van professoren Erik Meers, Katleen Raes, Geert Haesaert en Kris Audenaert samen om de verschillende aspecten van de problematiek verder te bestuderen. Als business developers van het Industrieel OnderzoeksFonds (IOF) begeleiden ze onderzoeksgroepen bij samenwerkingen met bedrijven, en helpen ze organisaties om financiering binnen te halen voor verder onderzoek. “De subsidie die we vanuit het Vlaams Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO) kregen zet zeker een versnelling op het onderzoek en de productontwikkeling”, vertelt Vanoverschelde. “Hierdoor kunnen we op relatief korte termijn een groot verschil maken. Het doel is om in 2024 een verbeterde versie van het huidige product op de markt te brengen, Aphasol 2.0. En door de vlotte samenwerking met de UGent en de beloftevolle resultaten van de eerste teseten zijn we zelfs aan het bekijken om de technologie samen uit te werken in een spin-off die zich focust op de productie van biotsimulanten op basis van kippenveren.”

UGent

Lees ook in Pluimvee

Meer artikelen bekijken