Te veel kleine landschapselementen verdwijnen
Vorig jaar alleen al verdween in Vlaanderen 52 ha bos, 43 ha ecologisch waardevol grasland en 61,5 ha andere beschermde natuur op illegale wijze. Er is ook 40 km zogenoemde ‘kleine landschapselementen’, zoals hagen en houtkanten, verdwenen.

Landbouwers zijn verplicht om het verbod, de vergunningsplicht en de voorwaarden voor het wijzigen van landschapselementen na te leven zoals die in de natuurwetgeving worden opgelegd. “Bovendien”, benadrukt minister van Landbouw Jo Brouns (cd&v), “moeten landbouwers de vergroeningsmaatregelen naleven, waarvoor zij dan ook vergroeningsbetaling ontvangen.”
Ecologisch aandachtsgebied
Een van die vergroeningsmaatregelen bestaat uit het aanhouden van ecologisch aandachtsgebied. Elke landbouwer met meer dan 15 ha bouwland moet 5% van dat areaal inrichten als ecologisch aandachtsgebied.
“De landbouwer kan daarvoor kiezen uit verschillende mogelijkheden, waaronder het aanleggen of aanhouden van landschapselementen langs zijn bouwland. Ook de aanleg van zogenaamde vanggewassen of het telen van stikstofbindende gewassen behoort tot de mogelijkheden”, reageert minister Brouns op een tussenkomst van parlementslid Mieke Schauvliege (Groen) in de commissie Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid.
Vanuit het landbouwbeleid bestaat er een stimulerend beleid rond een aantal kleine landschapselementen via de steun van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) voor niet-productieve investeringen (NPI). Daarbij is er niet alleen ondersteuning voor de aanleg van hagen, heggen en houtkanten, maar ook voor bijvoorbeeld bomen, bomenrijen en poelen.
Inventaris en monitoring
Schauvliege ging eerder al bij minister van Omgeving Zuhal Demir (N-VA) informeren naar de inventaris en de monitoring van de kleine landschapselementen in landbouwgebied. Demir maakte duidelijk dat het departement Landbouw en Visserij, in samenwerking met het geografisch informatiesysteem (GIS) Vlaanderen enkele jaren geleden een kaart heeft ontwikkeld waaruit een indicator kan voortvloeien. Bij navraag bij Brouns leert Schauvliege dat er wel een kaart is die het resultaat is van een proof of concept, maar dat er al sinds 2015 geen nieuwe data meer zijn voorgekomen.
Voor minister Brouns volstaat de bestaande indicatieve kaartlaag ‘Kleine landschapselementen in landbouwgebruikspercelen in Vlaanderen’ momenteel om de processen binnen het departement Landbouw functioneel te kunnen uitvoeren. Hij blijft tegelijk inzetten op het optimaliseren van de processen, door onder meer gebruik te maken van nieuwe technologieën.
Aversie
Volksvertegenwoordiger Arnout Coel (N-VA) stelt bij veel landbouwers een soort van aversie vast tegenover kleine landschapselementen. Volgens hem zijn landbouwers er bang voor dat kleine landschapselementen op hun areaal negatieve gevolgen hebben voor de productiviteit van hun landbouwgrond of dat er op termijn bijkomende restricties zullen opgelegd worden.
Leo Pieters (VB) zit op dezelfde lijn. Hij klaagt bovendien aan dat men subsidies geeft aan dingen die om de zoveel tijd gewoon verdwijnen en die aan een andere zijde terugkomen om er dan weer subsidies voor te krijgen.
Bart Dochy (cd&v) van zijn kant ervaart dat landbouwers bereid zijn om een aantal dingen te doen. Ze zijn echter niet bereid om na enkele jaren vast te stellen dat ze daardoor negatieve effecten hebben op hun bedrijfsvoering. De volgende uitdaging in dat verhaal wordt eventueel het decreet op landschapsparken en nationale parken. Dat is volgens hem dezelfde discussie. De landbouwers zijn er vandaag niet van overtuigd dat hun goede bedoelingen geen negatieve gevolgen zullen hebben voor zichzelf.
Minister Brouns treedt de bedenkingen van Coel en Dochy bij.
Er is volgens hem vertrouwen nodig om het harmonieus evenwicht tussen natuur en landbouw na te streven.