Startpagina Bieten

Hoe presteerden de suikerbieten afgelopen jaar?

Het Bieteninstituut (KBIVB) voerde ook dit jaar talrijke rassenproeven uit om hun gedragingen, eigenschappen en opbrengstpotentieel te evalueren. Op basis hiervan kan de bietenteler een keuze maken voor de uitzaai in 2023.

Leestijd : 8 min

Het maken van een goede rassenkeuze kan een grote invloed hebben op de teeltpraktijken die je later in het seizoen het best uitvoert.

De keuze voor rassentoleranties past volledig in de IPM-strategie, ook al is het optreden en de ernst van bepaalde ziekten niet altijd goed voorspelbaar. Daarom is het belangrijk bij het maken van een goede rassenkeuze om niet na één jaar goede of minder goede ervaring met een bepaald ras, je conclusies te trekken. Resultaten omtrent onder andere tolerantie/resistentie tegen bladziekten, suikerrijkheid, suikeropbrengst, het financieel potentieel en de stabiliteit van de rassen zullen je meegedeeld worden. Die kan je gebruiken voor het maken van een rationele keuze.

Om de praktijkomstandigheden bij het rooien beter te volgen heeft het KBIVB in 2022 zijn rooier met micro-ontkoppers uitgerust om de rassenproeven te rooien. Hoewel het soms moeilijk is om in een proef met verschillende kophoogten en diameters de ontkoppers af te stellen, zal deze techniek verder gebruikt worden.

Proefomstandigheden in 2022

De rassenproeven werden voor het grootste gedeelte gezaaid tussen 17 en 30 maart tijdens een zeer gunstige zaaiperiode, en één proef werd gezaaid na een korte regenperiode op 13 april. Deze periodes weerspiegelen de realiteit. De opkomst op het veld werd verstoord door extreem koude temperaturen begin april, gevolgd door lichte regen en een uitdrogende wind, die een lichte korstvorming met zich meebracht. Enkele rassen kwamen onder deze omstandigheden moeilijk op, met een gebrek aan planten tot gevolg.

De jeugdgroei van de bieten was gunstiger dan in 2021 (koud voorjaar), maar de bladluizen waren ook vroeger. Het voorjaar was erg droog en de onkruidbestrijding was niet altijd even geslaagd. Gelukkig bracht de maand juni ongeveer 80 mm water met zich mee. Deze regen was zeer welkom voor de historisch droge zomer.

Eind juni waren de ontwikkeling en de bladmassa normaal, maar in het midden van de zomer was deze bladmassa aanzienlijk verminderd. De wortelopbrengst was echter al hoog, evenals de suikerrijkheid. Er was vaak verwelking, maar de regens van half augustus en begin september waren gunstig voor het behoud van het blad.

Figuur 1: Prestaties van de nematodentolerante rassen in nematoden situatie gedurende de laatste 3 jaren. 100 = gemiddelde van de getuige. De nieuwe rassen op 2 jaar staan cursief. De stippellijnen houden rekening met de statistische verwerking van het kleinst betrouwbare verschil.
Figuur 1: Prestaties van de nematodentolerante rassen in nematoden situatie gedurende de laatste 3 jaren. 100 = gemiddelde van de getuige. De nieuwe rassen op 2 jaar staan cursief. De stippellijnen houden rekening met de statistische verwerking van het kleinst betrouwbare verschil. - Bron: KBIVB

Bladziekten

Half juli werden bladziekten vastgesteld en werden de eerste behandelingen tegen cercospora toegepast. Witziekte verscheen ook op verschillende percelen en tastte de meest vatbare rassen aan, ondanks de toegepaste fungiciden. Hoewel ze aanwezig waren, namen de ziekten tot half augustus slechts weinig toe. Vanaf september en vooral in oktober namen cercospora en roest overal toe. De proeven werden 1 of 2 keer behandeld, afhankelijk van de aanwezige ziekten.

Opbrengsten

De oogst van de proeven begon begin oktober en duurde tot 25 november. De oogstomstandigheden waren gemakkelijk tot 15 november, maar regenval vertraagde de oogst van de laatste proeven.

De opbrengsten waren, zoals deze zomer al was aangekondigd, hoog vanaf het begin en met weinig evolutie in oktober en november. Er waren verschillen in rijkheid tussen de regio's.

Om een rassenkeuze te maken voor 2022 mag men niet stoppen bij één jaar ervaring, of dit nu goed of minder goed is. Rassen kiezen op basis van het jaarresultaat kan het gedrag van de rassen niet voorspellen onder toekomstige omstandigheden die we dit jaar niet in de hand hadden. De analyse van de resultaten, rekening houdend met het potentieel van de rassen over meerdere seizoenen (de bevestigde rassen over 3 jaar hebben meer gegevens), alsook de stabiliteit van de opbrengst tussen de jaren, zullen zorgen voor een rationele keuze.

Figuur 1: Prestaties van de nematodentolerante rassen in nematoden situatie gedurende de laatste 3 jaren. 100 = gemiddelde van de getuige. De nieuwe rassen op 2 jaar staan cursief. De stippellijnen houden rekening met de statistische verwerking van het kleinst betrouwbare verschil.
Figuur 1: Prestaties van de nematodentolerante rassen in nematoden situatie gedurende de laatste 3 jaren. 100 = gemiddelde van de getuige. De nieuwe rassen op 2 jaar staan cursief. De stippellijnen houden rekening met de statistische verwerking van het kleinst betrouwbare verschil. - Bron: KBIVB

Sinds enkele jaren krijgt de ‘bladgezondheid’ bij de aanbeveling door het KBIVB een belangrijke plaats in de rassenkeuze, naast de opbrengstcijfers. Als witziektetolerantie een zeer uitgesproken raseigenschap is, is zeker de cercosporatolerantie belangrijker. Deze cercosporatolerantie heeft een invloed op het productiepotentieel van de rassen. Het Bieteninstituut wenst dit dan ook met een objectief cijfer uit te drukken.

Nematodentolerante rassen in nematodensituatie

De keuze voor een nematodentolerant ras is een noodzaak in elk perceel dat besmet is met het bietecystenematode Heterodera schachtii. Zodra de besmetting groter is dan 150 eieren + larven per 100 g grond kunnen de verliezen tot meerdere procenten oplopen. Dit verlies kan door het gebruik van nematodentolerante rassen sterk verminderd worden.

Het effect van nematodentolerante rassen is des te groter naarmate de aantasting toeneemt, ook is deze aantasting in diepere grondlagen te vinden (onder 30 cm). Vele nematodentolerante rassen hebben nu een opbrengstpotentieel dat in klassieke situatie op het niveau ligt van de beste rhizomanierassen (zie ook figuur 1 en tabel 2).

51 3376-IRBAB 1-web

Detectie van de aanwezigheid van nematoden gebeurt door een bodemanalyse, maar nog beter via observaties gedaan tijdens de laatste bietenteelt: verbleking van het gewas met magnesiumgebrek, haarden met verwelking, (witte) cysten op de wortelharen, lage wortelopbrengst.

Opgelet: nematodentolerante rassen kunnen nog steeds de nematoden vermeerderen tijdens de teelt, maar minder dan de klassieke rhizomanierassen!

Potentieel in klassieke situatie

Alle rassen werden onder klassieke situaties getest, zonder specifieke problemen om het opbrengstpotentieel en de eigenschappen te vergelijken. In deze situatie zal de keuze voor een ras niet zozeer naar het type ras ‘rhizomanie’, ‘nematodentolerant’ of ‘rhizoctoniaresistent’ gaan, maar naar specifieke eigenschappen die de opbrengst maken.

Naast de opbrengst zullen de ziektetolerantie, veldopkomst, schietersgevoeligheid belangrijke keuzemogelijkheden bieden voor een of een ander ras. Meer duiding vind je in tabel 1 en figuur 2.

Meerjarige resultaten van de klassieke proeven geven steeds een beter beeld van het algemeen gedrag van het ras onder de verschillende jaarinvloeden: klimaat, ziektedruk, en andere.

Tolerantie voor bladziekten moet een essentieel instrument zijn voor het behoud van de bladgezondheid!

Rastolerantie maakt deel uit van de geïntegreerde bestrijding tegen plagen en ziekten. Het is ook een hoofdschakel, die in de toekomst weliswaar de belangrijkste tool zou kunnen worden tegen biotische factoren. Het aantal fungiciden die mogen gebruikt worden en daarnaast een goede werking hebben, daalt ieder jaar.

In het kader van IPM is het kiezen van een ras met specifieke rastoleranties daarom cruciaal. Hoe later de oogst, hoe belangrijker het is om de rastolerantie te benutten om het opbrengstpotentieel van het perceel tot laat in het seizoen te garanderen.

51 3376-IRBAB 2-web

Ziekten zoals cercospora zijn steeds meer en meer aanwezig. Beschikbare doeltreffende fungiciden verdwijnen, gezien hun impact op de omgeving en de ontwikkeling van ziekteresistenties.

Een onmiddellijk antwoord is onvermijdelijk rastolerantie. De ‘bladgezondheid’ van rassen is de afgelopen jaren zeer bruikbaar gebleken, en zelfs jaren bij lage ziektedruk en ongeacht de ziekte.

Gecombineerd met de bescherming door een fungicide, valt de rastolerantie binnen IPM en moet dit zorgen voor gezond gebladerte, terwijl het risico op het ontwikkelen van resistentie tegen fungiciden wordt verminderd. Vandaag de dag is de resistentie van cercospora tegen strobilurines zo goed als algemeen.

Van de verschillende bladschimmelziekten is zeker cercospora diegene die de grootse opbrengstderving geeft, gedeeltelijk omdat onze fungiciden niet curatief werken en slechts een korte werkzaamheid hebben. Een minder gevoelig ras kiezen is dan ook belangrijk om een gezond bietenblad lang te behouden (zie ook figuur 3).

Dit is des te meer waar als de rotatie in bieten kort is, als het gezaaide perceel langs een perceel ligt dat het jaar voordien besmet was met cercospora, of als de rooi laat is.

Laten we echter niet vergeten dat ook andere bladziekten zich vroeg in het seizoen (echte meeldauw) of aan het einde van het seizoen (roest) kunnen ontwikkelen. Daarom is er ook een cijfer terug te vinden voor de ‘globale bladgezondheid’, waarin cercospora de belangrijkste factor is.

Rastolerantie in een percentage

De rassentolerantie is uitgedrukt via een percentage. Al deze gegevens drukken een percentage gezond blad uit in verhouding met aangetast blad. Dit percentage drukken we uit door de gezondheid van het blad te beoordelen. Een biet met een immuniteit tegen witziekte zal een quotatie krijgen van ‘100’, een biet volledig bedekt met een wit pluis zal een quotatie ‘0’ krijgen, met alle percentages daartussenin.

Deze cijfers zijn gebaseerd op gemiddelde waarnemingen uitgevoerd op de verschillende proeflocaties. De proeflocaties zijn in de eerste plaats de speciaal aangelegde proeven waar alle rassen worden uitgezaaid en waar er geen enkele fungicidebehandeling wordt uitgevoerd en waar de ziekten zich vrij kunnen ontwikkelen: het zijn de bladziekteobservatieproeven. In deze proeven wordt de ontwikkeling van elke ziekte gedurende het seizoen opgevolgd.

Daarnaast profiteren we ook van de aanwezigheid van bladziekten in de opbrengstproeven (voornamelijk cercospora en roest) om de gegevens aan te vullen met ziekteontwikkelingen die ondanks 1 (of meerdere) fungicide behandeling(en) toch nog aanwezig zijn.

Tijdens de 3 laatste jaren werden 89 cercospora-, 35 roest- en 14 witziekte- quoteringen per ras bekomen.

Rhizoctonia of bruinwortelrot

Alvorens de keuze te maken voor een ras tolerant voor rhizoctonia of bruinwortelrot zal men eerst de risicofactoren aanwezig op het perceel moeten bestuderen. Dit zijn een (frequente) rotatie met maïs, vooral korrelmaïs, en raaigras. De inwerking van onverteerde materie is een verzwarende factor. Ook een gebrek aan bodemstructuur, door rooiingen uitgevoerd in vochtige omstandigheden, zelfs tijdens de laatste 5 jaar, is een risicofactor, net als de aanwezigheid van rhizoctonia of bruinwortelrot geïdentificeerd bij bieten op het perceel.

Figuur 3: Tolerantie van de tassen voor bladschimmelziekten. Hoe langer de balk, hoe toleranter het ras (rangschikking volgens dalende bladgezondheid ).
Figuur 3: Tolerantie van de tassen voor bladschimmelziekten. Hoe langer de balk, hoe toleranter het ras (rangschikking volgens dalende bladgezondheid ). - Bron: KBIVB

Het gebruik van een tolerant ras sluit de aanwezigheid van rotte bieten niet uit, maar verzwakt ze sterk. Opbrengst en tolerantie zijn dikwijls omgekeerd gelinkt, men moet hier oplettend zijn voor het gewenste tolerantieniveau. “De tolerante rassen bieden geen oplossing indien zij niet gepaard gaan met passende landbouwkundige maatregelen zoals: rotatie, respect voor de structuur, optimale pH en beredeneerde bemesting”, geeft André Wauters van het KBIVB aan.

Elk jaar bestudeert het KBIVB het potentieel van de rhizoctoniatolerante rassen samen met de klassieke rassen. De tolerantie voor wortelrot wordt bestudeerd in specifieke besmette proeven. De waarnemingen van wortelrot op alle geoogste bieten laat ons toe om een goede beoordeling van de tolerantie te geven.

Conviso Smart-rassen

Sinds 2020 zijn rassen met een resistentie voor het herbicide Conviso One via de Europese lijst beschikbaar. Bij deze rassen wordt een onkruidbestrijdingssysteem gebruikt gebaseerd op ALS-herbiciden, dat in 2 behandelingen, met een interval van 10-15 dagen, wordt toegepast.

De onkruidbestrijding bestaat erin om het herbicide te splitsen in 2 toepassingen van 0,5 l Conviso One, verplicht gemengd met een ander herbicide met een andere werkingswijze (bijvoorbeeld: Betanal en Tramat of een bodemherbicide). Aan het mengsel wordt een halve l olie toegevoegd of meer indien de weersomstandigheden het vragen. Om een efficiënte bestrijding te bekomen is het noodzakelijk om de eerste behandeling toe te passen zodra melganzevoet of melde in het 2 bladstadium (maximum) staat, en om de behandeling te herhalen zodra de nieuwe onkruiden dit stadium bereiken.

Vandaag is het productiepotentieel van de Conviso Smart-rassen duidelijk lager dan dat van de rhizomanie-, nematoden- of rhizoctoniarassen weerhouden door het KBIVB. Hun gebruik moet dan ook specifiek beantwoorden aan gevallen waar de onkruidbestrijding vandaag problematisch is of in het geval van een overwoekering door onkruidbieten.

De aankoopprijs van de Smart-rassen is hoger, en bevat eveneens de aankoop van het herbicide Conviso One.

De uitzaai van deze Smart-rassen en het gebruik van het systeem vereisen echter enkele voorzorgen. Ze mogen niet gebruikt worden in velden met een gekende resistentie van onkruiden tegen ALS-herbiciden (bijvoorbeeld grassen). De jaarschieters moeten, van zodra ze waargenomen worden (en zeker voor de bloei), verwijderd worden én de schieters moeten uit het veld gedragen worden.

Het herbicide Conviso One kan fytotoxiciteit in de volgteelt veroorzaken, bijvoorbeeld bij niet kerende bodembewerking voor aardappelen of vlas: verkies de inzaai van een graangewas (consulteer de erkenningsakte).

Bestrijd de opschieters van ALS-bieten in de volgteelt (met een niet-ALS- herbicide). Behandel nooit ‘klassieke bieten’ met Conviso One en let op drift naar naburige percelen.

André Wauters, Eline Vanhauwaert

KBIVB

Lees ook in Bieten

Meer artikelen bekijken