Startpagina Bedrijfsnieuws

Droogtetolerante maïsrassen: sleutel tot teeltsucces volgens Limagrain

Net voor de jaarwisseling hield Limagrain zijn jaarlijkse persvoorstelling over de actualiteiten inzake de maïsteelt.

Leestijd : 4 min

Het was voor het laatst dat de vakpers werd verwelkomd in de gebouwen langsheen de Kaaistraat in Kerkhove. Sinds 3 januari jongstleden hebben ze immers nieuwe gebouwen betrokken even verderop in de Avelgemstraat in Kluisbergen/Ruien.

De nieuwe locatie biedt ruimte aan kantoren en aan de productie van mengsels. Er is slechts beperkte opslagruimte voor componenten en voor afgewerkt product. Logistiek en stockage worden uitbesteed aan een externe partner die in dergelijke activiteiten gespecialiseerd is. “Zo houdt Limagrain meer slagkracht om te investeren in onderzoek en ontwikkeling van rassengenetica”, legt ons Wannes Dermaut, Limagrains country manager voor ons land, uit.

Van ruwvoer melken

Thomas Truyen, marketing- en communicatiemanager, gaf bij aanvang van zijn uiteenzetting over de maïsteelt aan dat de landbouwer geld kan verdienen door van ruwvoer melk te maken. Hij raadt aan om dat niet te doen uit krachtvoer. “Dit laatste is het voorbije jaar extreem veel duurder geworden in aankoop. Zet hiervoor in op topkwaliteit ruwvoer van eigen bodem.”

2022 was opnieuw een warm en droog jaar, en dit zowel van de zaai tot de oogst van de maïs. Uit cijfermateriaal dat Thomas Truyen ons liet zien, blijkt dat 3 op de 5 lentes te droog of te warm zijn en dat 4 of 5 zomers zeer warm en droog zijn. Dit doet concluderen dat droogte eerder de regel dan de uitzondering wordt.

Tijdig zaaien

“Of het nu heet en droog of koud en nat is, tijdig zaaien geeft aanzienlijke extra opbrengst, zowel voor kuil- als korrelmaïs”, geeft Thomas krachtdadig aan. Hij wijst ook op het belang van vroege rassen die hoger in opbrengst zitten dan late rassen. Dit komt door de snelle start en jeugdgroei met minder verdamping van bodemvocht. De bloei vindt plaats voor de hittegolf van juli, waarbij een goede bevruchting leidt tot goede kolven.

Thomas geeft mee dat de vroege rassen voor ons klimaat zijn veredeld, maar dat de perceptie bij de landbouwer soms nog anders ligt en dat die vaak aan late rassen denkt.

Naast de tijdige zaai, merkt hij op dat een snede gras voor de maïs ook op tijd geoogst moet zijn. Maïs is immers de hoofdteelt en het gras mag niet met al het vocht weg zijn. Om meer vocht in de bodem te houden, kan een niet-kerende bodembewerking een manier zijn, maar ook meer organische stof in de bodem. Een andere teelttechnische tip om het hoofd te bieden aan de droogte/hitte, is om te zaaien op rijafstanden van 50 cm. Deze rijen groeien sneller dicht en benutten de stikstof beter. Het oogstmoment wordt niet langer door de kalenderdatum bepaald, maar door de plant zelf.

Het ideale oogsttijdstip voor kuilmaïs ligt voor Limagrain tussen 34 en 36% droge stof. Iets ruimer genomen kan men nog stellen tussen 32 en 38% droge stof, maar zeker niet boven 40 of onder 28%. Het oogsttijdstip wordt vooral bepaald op basis van de rijpheid van de kolf en het kolfaandeel.

Hydraneo

Om in te spelen op de droogteproblematiek heeft Limagrain in het LG- maïsrassenaanbod een selectie Hydraneo-rassen. Slechts 20 à 25 % van de rassen krijgt dit label, volgens strenge voorwaarden. Het voordeel hiervan is de opbrengst, die in stressomstandigheden tot 20% hoger kan liggen.

Hydraneo-rassen investeren meer energie in wortelontwikkeling, sluiten de huidmondjes sneller bij droogte en maken nog meer verschil op stressgronden.

Celwandverteerbaarheid of onbestendig zetmeel?

Wie een snijmaïsras kiest, botst hierbij ook op de parameters celwandverteerbaarheid of onbestendig zetmeel. Limagrain heeft binnen zijn LG-aanbod maïsrassen 2 sublabels ontwikkeld om de veehouder er beter in wegwijs te maken, namelijk ‘HDi’ en ‘Starplus’.

Zit er veel maïs in het rantsoen, dan dient men eerder te kiezen voor bestendig zetmeel dat vrijkomt op niveau van de dunne darm. Daar staat het HDi-label voor een uitstekende celwandverteerbaarheid.

Zit er weinig maïs in het rantsoen (minder dan 30%), bijvoorbeeld op de intensieve vleesveebedrijven, dan moet het zetmeel in de pens van de koe vrijkomen. Hier kan gekozen worden voor maïsrassen die het label ‘StarPlus’ dragen, wat een weerspiegeling is voor rassen met veel onbestendig zetmeel.

In functie van rantsoen

De rassenkeuze dient volgens Limagrain dus te gebeuren in functie van het rantsoen. Het vroege ras LG 31.224 (FAO 210) schuiven zij naar voren als ‘passe-partoutras’, dat ideaal is voor hoge melkproducties en dat van midden april tot eind mei gezaaid kan worden. Opbrengstgegevens tonen aan dat dit ras altijd een goed rendement toont, of het nu droog en heet is, of koud en nat.

Een iets later ras is het halfvroege LG 31.229 (FAO 230). Het biedt een uitstekende verteerbaarheid van stengel en bladeren. Volgens Thomas Truyen is het een ideaal ras voor rantsoenen rijk aan maïs, zonder dat er gevaar is op pensverzuring.

Een laat kuilmaïsras is Clementeen (FAO 250), dat vroeg gezaaid dient te worden als eerste teelt. Het ras biedt massa met een uitstekende celwandverteerbaarheid. Voornoemde rassen dragen het sublabel ‘HDi’.

Bij de ‘StarPlus’-rassen is de zeer vroege variëteit LG 31.205 (FAO 200) het meest verkochte ras in de Benelux. Dat wordt toegeschreven aan de hoge opbrengst, zowel in korrel- als kuilomstandigheden. Het is een dubbeldoelras met uitstekende voederwaarde, een goede verteerbaarheid en een hoog zetmeelgehalte.

Tim Decoster

Lees ook in Bedrijfsnieuws

Meer artikelen bekijken