Startpagina Bedrijfsnieuws

Optimalisering spuittechnieken met computermodel

Om inzicht te krijgen in de beste spuittechniek worden vaak veldproeven uitgevoerd, maar die zijn duur en complex. In het door Vlaio gefinancierde project Optispray wordt door Inagro, ILVO, KULeuven en UGent samengewerkt om een computermodel te ontwikkelen waarmee het eenvoudig zal zijn om snel de impact te zien van een aangepaste of innovatieve spuittechniek of spuitinstelling.

Leestijd : 5 min

De gewasbescherming ondergaat momenteel een grote evolutie. Er zijn steeds minder synthetische middelen op de markt en de beschikbare gewasbeschermingsmiddelen werken almaar selectiever. Gewasbeschermingsmiddelen dienen dus gericht ingezet te worden om een goed resultaat van de bespuiting te bekomen. Om inzicht te krijgen in de beste spuittechniek worden vaak veldproeven uitgevoerd, maar die zijn duur en complex. In het door Vlaio gefinancierde project Optispray wordt door Inagro, ILVO, KULeuven en UGent samengewerkt om een computermodel te ontwikkelen waarmee het eenvoudig zal zijn om snel de impact te zien van een aangepaste of innovatieve spuittechniek of spuitinstelling. Het wordt met dit model mogelijk om na te gaan wat de verdeling van de spuitvloeistof is in het gewas en of er voldoende druppels terechtkomen waar nodig om een goede werking te behalen en dit voor verschillende spuittechnieken.

Een goede bedekking en depositie

Een efficiënte toepassing van een gewasbeschermingsmiddel laat een effectieve bestrijding toe van onkruiden, plaagorganismen of plantenziekten met een minimaal middelenverbruik. De efficiëntie of de werkingsgraad van een bespuiting is in grote mate afhankelijk van de bereikte depositie en de bedekking op het gewas of doelwitorganisme. De depositie geeft de hoeveelheid actieve stof aan per oppervlakte-eenheid. Een hoge depositie op zich biedt echter nog geen garantie op een goede werking. Hiertoe dient de actieve stof namelijk ook mooi verdeeld te zijn over het te beschermen oppervlak of te treffen doelwit. Er moet met andere woorden ook voldoende bedekking zijn. Idealiter wordt het gewas of doelwitorganisme dus zo uniform en zo dens mogelijk geraakt door spuitdruppels.

Kleine doelwitten, zoals onkruiden in kiemlobstadium of kleine insecten, lopen een grotere kans om niet geraakt te worden door spuitdruppels dan grotere doelwitten, zeker bij het gebruik van grove druppelspectra. Gewasbeschermingsmiddelen worden bovendien selectiever en ook de markt van biologische middelen groeit stilaan. Daarin verwachten we de komende jaren heel wat nieuwe erkenningen. Alleen hebben die middelen vaak een contactwerking. Ze worden dus niet in de sapstroom opgenomen. Het komt er bijgevolg nog meer op aan om het doelwit of gewas goed en in voldoende mate te raken.

De uitdaging bestaat er dus in om een goede indringing te bekomen in het gewas, waarbij de spuitdruppels in die mate verdeeld zijn in het gewas dat de bedekkingsgraad zo hoog mogelijk is én de doelwitten in voldoende hoge concentratie geraakt worden. Deze moeilijke balans wordt behaald door de juiste spuittechniek en -instelling aan te wenden, en die is vaak verschillend per gewas(stadium) of doelwit dat moet geraakt worden.

Depositie en bedekking in het gewas
Depositie en bedekking in het gewas - Foto: ILVO
feuille bleue

Modellering spuittechnieken

Het is voor een teler dikwijls niet zo eenvoudig om te achterhalen wat de optimale spuittechniek is. Er zijn al veel veldproeven gebeurd, maar spuitproeven uitvoeren om het effect van spuittechniek te bepalen in het veld is vaak complex, tijdrovend en duur. Het aantal combinaties van spuittechniek, zoals de keuze van de spuitdop of een driftreducerende techniek, spuitinstellingen, zoals spuitdruk en spuitvolume, gewastype en weersomstandigheden, is namelijk erg groot. En net dat maakt dat een proefopzet zeer ingewikkeld wordt voor een goede vergelijking.

Om die reden zal een simulatiemodel ontwikkeld worden voor veldspuittoepassingen. Dit computermodel zal in staat zijn om de verspreiding en depositie van de spuitdruppels in typegewassen te simuleren. Door via dit computermodel het volledige spuitproces na te bootsen tot op gewasniveau zal het veel eenvoudiger zijn om de impact te bepalen van het aanpassen van de spuittechniek of spuitinstelling voor een specifiek gewas en doelwit. Door de modellering is er dus minder nood aan spuitproeven.

De landbouwer dient ook zelf te kunnen nagaan wat voor zijn/haar situatie (beschikbaar spuittoestel, gewas, ziekte/onkruid/plaag) de beste instellingen zijn. Om hen daarin te ondersteunen wordt ook een gebruiksvriendelijke en vereenvoudigde toepassing van het model ontwikkeld in een app.

Telers en loonsproeiers zullen deze app kunnen gebruiken om op basis van hun beschikbare spuittechniek hun spuitinstelling te optimaliseren, zodat het doelwit in het geselecteerde gewas zo goed mogelijk geraakt wordt. Anderzijds zal de app ook de best mogelijk (innovatieve) spuittechniek en spuitinstelling weergeven. Deze informatie kan een meerwaarde betekenen als een landbouwer wil investeren in een nieuw spuittoestel en/of een nieuwe toepassingstechniek. Hiermee willen we de Vlaamse landbouwers en loonwerkers helpen om het potentieel van (innovatieve) spuittechnieken ten volle te benutten.

Voorbeeld van een CFD modellering in soja. De verdeling en concentratie in het gewas zijn duidelijk zichtbaar.
Voorbeeld van een CFD modellering in soja. De verdeling en concentratie in het gewas zijn duidelijk zichtbaar. - Foto: KU Leuven

Selectie van doppen en technieken

In eerste instantie streven we ernaar om 7 spuittechnieken in spruitkool, wintertarwe en aardappelen te onderzoeken. Deze zullen getest worden in veldcondities ter validatie van het computermodel. De gekozen technieken kunnen verschillen van gewas tot gewas en omvatten niet enkel verschillende types driftreducerende spuitdoppen, maar ook andere veelbelovende technieken. Deze technieken zijn luchtondersteuning en luchtondersteunde Airtec-doppen, de Wingssprayer-sleepdoek, droplegs voor onderbladbespuitingen en verminderde dopafstand en boomhoogte.

Zulke technieken zijn interessant omdat ze kunnen bijdragen aan een verhoogde driftreductie zonder afbraak te doen aan de spuitkwaliteit. Lucht-ondersteuning geeft bijvoorbeeld in combinatie met een niet-driftreducerende dop 75% driftreductie. In het licht van de strenger wordende regels en de federale bufferzonereglementering is dit niet onbelangrijk. Zo is sinds 2023 in het kader van IPM een driftreducerende techniek van minimum 75% vereist op het spuittoestel voor buitenteelten. Vanaf 2026 is 90% driftreductie verplicht. Tot eind 2022 was dit nog minimum 50% driftreductie.

Naast driftreducerende doppen zijn voorlopig enkel luchtondersteuning, afgeschermde spuitboom, en rijen- of beddenspuiten (al dan niet overkapt) erkend als driftreducerende techniek, maar in de toekomst kan deze lijst verder uitgebreid worden. Het zal dan ook belangrijk zijn dat deze technieken niet enkel goed scoren op driftreductie, maar eveneens op depositie en bedekking.

De gekozen technieken kunnen verschillen van gewas tot gewas en omvatten onder andere verschillende types driftreducerende spuitdoppen.
De gekozen technieken kunnen verschillen van gewas tot gewas en omvatten onder andere verschillende types driftreducerende spuitdoppen. - Foto: Inagro

Met en voor landbouwers

Het model is bedoeld voor landbouwers en daarom wordt een kerngroep van landbouwers van bij de start bij het project betrokken. Ze zullen de gekozen technieken mee evalueren en beslissen mee hoe het model opgebouwd moet worden. Zij kunnen ook als eerste gebruikmaken van het model in het veld.

Jan Vanwijnsberghe (Inagro),

David Nuyttens (ILVO),

Ingrid Zwertvaegher (ILVO),

Benny De Cauwer (UGent),

Pieter Verboven (KULeuven)

Lees ook in Bedrijfsnieuws

Milcobel kondigt reorganisatie aan

Bedrijfsnieuws Op een Bijzondere Ondernemingsraad kondigde zuivelcoöperatie Milcobel de intentie aan om haar organisatie de komende maanden te hervormen om het bedrijf efficiënter en weerbaarder te maken voor de toekomst.
Meer artikelen bekijken