Startpagina Granen

Najaarsonkruidbestrijding in wintertarwe

In Landbouwleven van 24 oktober bespraken we de najaarsonkruidbestrijding in wintergerst. In deze editie komen de aanbevelingen voor de behandeling van wintertarwe aan bod.

Leestijd : 8 min

De Vlaamse overheid, Agentschap Landbouw en Zeevisserij en het Landbouwcentrum Granen Vlaanderen (LCG) brengen in dit artikel hun kennis over de onkruidbestrijding bij wintertarwe samen en vernieuwen de adviezen naargelang de actualiteiten die zich hebben voorgedaan op toelatingsniveau van de herbiciden.

Algemene tips

Om een rendabele onkruidbestrijding mogelijk te maken is de kennis van de onkruidsoorten, van de herbiciden en hun werking en van de productprijzen onontbeerlijk.

De beste resultaten bekomt men steeds op velden waar men tijdig kan behandelen. Een tijdige behandeling in het najaar maakt in de meeste gevallen een dure correctiebehandeling in het voorjaar overbodig.

Hou tevens bij het gebruik van herbiciden rekening met de aanbevelingen op het etiket van het handelsproduct om de toediening te optimaliseren. Hou je aan de erkende dosis om problemen met gewasschade en resistentie te voorkomen. Pas de juiste landbouwpraktijken toe om uitspoeling naar oppervlaktewater te vermijden.

Najaarsbehandeling vóór de opkomst

Bij vroege zaai of op percelen die in het voorjaar moeilijk berijdbaar zijn, wordt het best in het najaar behandeld. Dit moet dan wel gebeuren op een relatief fijn bewerkt zaaibed en bij voldoende bodemvocht.

Bij najaarstoepassingen en bij veel regen kunnen de gewasbeschermingsmiddelen gemakkelijk(er) uit- en afspoelen. Ook worden gewasbeschermingsmiddelen bij zachtere temperaturen gemakkelijker afgebroken door de bodembacteriën en kan er dus minder lang nawerking zijn na een zachte winter dan wanneer er lange koude periodes voorkomen.

De behandeling kort na de zaai steunt vooral op de inzet van bodemherbiciden. Men kan enerzijds gebruik maken van middelen op basis van flufenacet of anderzijds kan men ook een schema opbouwen met als basis een ureumverbinding. De enige overblijvende ureumverbinding Chloortoluron werkt bij toepassing vóór de winter behoorlijk goed op straatgras, maar je zet deze het best niet in op tarwerassen die gevoelig zijn voor Chloortoluron.

De ureumverbindingen zijn vooral effectief tegen de eenjarige onkruidgrassen. Hun werking is echter afhankelijk van de bodemtoestand (vochtgehalte en bodemtype), waaraan de dosis dient te worden aangepast. Voor de bestrijding van dicotylen is het noodzakelijk om te versterken met isoxaben (AZ 500) of diflufenican (Diflanil, Toucan…) of beflubutamide (Beflex of Goupil). Alle solo diflufenican-producten kunnen ingezet worden tegen eenjarige dicotyle onkruiden, zowel in vooropkomst als in de vroege naopkomst tot einde uitstoeling. De beste resultaten worden in vooropkomst of vroege na-opkomst (1-3 blad) behaald.

Beflex of Goupil (op basis van 500 g/l beflubutamide) aan een dosis van 0,4 l/ha kan ingezet worden tegen eenjarige dicotyle onkruiden en windhalm, zowel in vooropkomst als in de vroege naopkomst tot begin oprichten. De beste resultaten worden in vooropkomst of vroege naopkomst (1-3 blad) behaald.

Naast deze behandeling op basis van Chloortoluron kan men ook gebruikmaken van middelen met flufenacet als basis, namelijk Herold SC, Navigate, Nucleus, Carpatus, Liberator, Malibu, Pontos, Quirinus en Sunfire... Deze werkzame stof (flufenacet) heeft voornamelijk een goede werking op grassen, met voldoende nawerking om een langdurige onkruidbestrijding te garanderen. Om ook de dicotylen te bestrijden werd bij Malibu flufenacet aangevuld met pendimethalin, bij Herold SC, Navigate, Nucleus, Carpatus, bij Liberator werd flufenacet aangevuld met diflufenican, en bij Pontos en Quirinus werd het aangevuld met picolinafen. Sunfire bevat enkel flufenacet.

In situaties met moeilijke grassen, zoals resistente duist en windhalm (zwaardere leemgronden en poldergronden), geniet de toepassing van een middel op basis van flufenacet de voorkeur. Herold SC, Navigate, Nucleus (diflufenican 200 g/l + flufenacet 400 g/l) aan 0,6 l/ha, Liberator (diflufenican 100 g/l + flufenacet 400 g/l) aan 0,6 l/ha, Malibu (flufenacet 60 g/l + pendimethalin 300 g/l) aan 2,5 l/ha, Pontos (flufenacet 240 g/l + picolinafen 100 g/l) aan 1 l/ha of Quirinus (flufenacet 240 g/l + picolinafen 50 g/l) aan 1 l/ha of Sunfire (flufenacet 500 g/l), eventueel in combinatie met andere bodemherbiciden in vooropkomst, worden dan beter ingezet.

Malibu heeft een brede werking tegen grassen (duist, windhalm, straatgras…) en breedbladigen (ereprijs, akkerviooltje, klaproos, muur…). Malibu wordt toegepast bij een regelmatige zaai van 2-3 cm diepte. Op een minder goed klaargelegde grond (grof) wordt een vroege naopkomstbehandeling aanbevolen.

Mateno Duo (aclonifen 500 g/l + diflufenican 100 g/l) kan ingezet worden in tarwe aan 0,7 l/ha tegen (resistente) duist, windhalm en raaigras. In menging met bijvoorbeeld Liberator krijg je een versterkte werking op kamille, klaproos, kleefkruid…

Kan er omwille van weersinvloeden direct na de zaai géén toepassing gebeuren, dan is het in het kader van het resistentiemanagement voor de bestrijding van resistente duist, nog mogelijk om in het 1-2 bladstadium voor een najaarsbehandeling met een bodemherbicide als Herold SC, Navigate, Nucleus, Liberator, Carpatus, Malibu, Pontos, Quirinus of Sunfire te kiezen.

Wanneer om praktische redenen (vochtgebrek) een toepassing kort na het zaaien niet werd uitgevoerd, kan bij gunstige bodem- en weersomstandigheden met goed gevolg behandeld worden na de opkomst in het najaar. Bovendien kan men dan ook gemakkelijker de productkeuze en de dosis aanpassen aan de jonge en dus zeer gevoelige aanwezige onkruidflora.

Voor een succesvol gebruik van herbiciden is juiste kennis van de specifieke onkruiden van groot belang. Daarbij is het essentieel dat men onkruiden in een zeer vroeg stadium kan onderscheiden. Een bestrijding van onkruiden is immers pas succesvol en vooral economisch interessant als dit gebeurt in een jong stadium.

Zeer vroeg na de opkomst (1-2 bladstadium in het najaar)

Toelatingen van producten op basis van prosulfocarb (Defi en andere) zijn momenteel geschorst. Dit betekent concreet een onmiddellijk verbod op de verkoop en op het gebruik van deze producten. Het verbod is van kracht sinds 9 februari dit jaar.. Voor een permanente bevestiging van de schorsing werd de intrekkingsprocedure van de toelatingen gestart.

Net als in de gerst zijn er mogelijkheden voor de onkruidbestrijding vroeg na de opkomst met Malibu, Herold SC, Navigate, Nucleus, Carpatus of Liberator, of met Pontos of Quirinus als recentste middelen in dit gamma. Ook tankmix-combinaties met Sunfire behoren tot de mogelijkheden. Deze herbiciden bevatten onder andere flufenacet, een werkzame stof die voornamelijk op grassen een goede werking heeft, met voldoende nawerking om een langdurige onkruidbestrijding te garanderen.

Om ook de dicotylen te bestrijden, werd in Malibu flufenacet 60 g/l aangevuld met pendimethalin 300 g/l (werkzame stof van Stomp Aqua); Herold SC, Navigate, Nucleus, Carpatus bevat 400 g/l flufenacet en 200 g/l diflufenican, en Liberator bevat 400 g/l flufenacet en 100 g/l diflufenican.

Bij Pontos en Quirinus wordt flufenacet aangevuld met respectievelijk 100 g/l en 50 g/l picolinafen. Sunfire (bevat 500 g/l flufenacet) kan gecombineerd worden met de klassieke bodemherbiciden, zoals prosulfocarb, pendimethalin, diflufenican, beflubutamide.

Deze herbiciden kunnen worden toegepast in het 1-3 bladstadium met de voorkeur voor de vroege toepassing (1-2 bladstadium). Malibu is erkend aan 3 l/ha, Herold SC, Navigate, Nucleus, Carpatus en Liberator aan 0,6 l/ha, Quirinus aan 1 l/ha en Pontos aan 0,5 l/ha. Sunfire is erkend aan 0,36 l/ha tegen straatgras en windhalm, en aan 0,48 l/ha tegen duist. Zeker voor de bestrijding van resistente duist is het aanbevolen om Malibu vanaf het 1 bladstadium in een jong stadium van de duist toe te passen aan 3 l/ha, ofwel 2 l/ha Malibu, in combinatie met Pontos 0,5 l/ha of Quirinus aan 1 l/ha.

Beflex of Goupil (op basis van 500 g/l beflubutamide) aan een dosis van 0,4 l/ha kan ingezet worden tegen eenjarige dicotyle onkruiden en tegen windhalm en als versterker tegen duist, zowel in vooropkomst als in de vroege naopkomst tot begin oprichten. De beste resultaten worden in vooropkomst of vroege naopkomst (1-3 blad) behaald. Resistente duist of raaigras wordt het best bestreden tussen de opkomst en het 1 bladstadium van het onkruid.

Vanaf midden tot einde uitstoeling in het najaar

Vanaf midden tot einde uitstoeling kan Chloortoluron nuttig worden aangewend om allerlei onkruidgrassen zoals duist, windhalm en vooral opslag van Italiaans raaigras na een graszaadteelt te bestrijden (Chloortoluron niet inzetten op tarwerassen die gevoelig zijn voor Chloortoluron.

Eveneens voor de bestrijding van grassen (duist, windhalm, wilde haver) biedt Axial of Axeo (systemisch bladherbicide met als werkzame stof pinoxaden 50 g/l, en een safener cloquintocet-mexyl 12,5 g/l) de oplossing aan een dosis van 0,9 l/ha of het grassenmiddel Foxtrot, een systematisch bladherbicide met als werkzame stof fenoxaprop-P-ethyl 69 g/l (+ cloquintocet-mexyl 34,5 g/l als safener) te gebruiken aan een dosis van 1 l/ha (tussen 3 bladeren en eerste knoop).

De laatste jaren wordt er op bedrijfsniveau om praktische redenen veelal overgestapt op een voorjaarstoepassing. Door de brede keuze aan middelen kan men gericht ingrijpen en onder goede omstandigheden zowel vroeg als later gezaaide percelen behandelen. In geval van resistente duist hebben voorjaarsbehandelingen onvoldoende tot geen werking.

Oppervlaktewater

Onder alle omstandigheden is het wettelijk verplicht om een niet behandelde zone van minimaal 1 m in acht te nemen ten opzichte van oppervlakken die niet behandeld mogen worden (naburig veld of perceel, sloot, haag, boord van de weg, voetpad).

Bufferzones zijn niet-behandelde zones van een terrein in de nabijheid van oppervlaktewater. Deze bufferzones zorgen voor de bescherming van oppervlaktewater. De breedte van de bufferzone is afhankelijk van het gewasbeschermingsmiddel dat je toepast. Deze breedte wordt bepaald bij de toelating van het gewasbeschermingsmiddel en hangt af van de schadelijkheid van het middel voor waterorganismen en/of het gebruik van driftreducerende doppen.

Op het etiket van het middel staat steeds welke bufferzone gerespecteerd moet worden.

Het instellen van een dergelijke zone heeft als doel om de bescherming van waterorganismen (vissen, insecten die zich ontwikkelen in het sediment, algen en waterplanten) tegen gewasbeschermingsmiddelen, aangevoerd door spuitnevels, te verzekeren. De vegetatie van de bufferzone heeft geen belang. Ze kan bestaan uit een braakliggende strook of uit eender welk ander type vegetatie. De bufferzone kan eventueel deel uitmaken van het veld en kan op dezelfde manier beteeld worden als de rest van het veld.

De gebruikers van gewasbeschermingsmiddelen zijn verplicht om de gebruiksdosissen en de bufferzones vermeld op het etiket van gewasbeschermingsmiddelen na te leven.

Bestrijding van resistente duist

Bij aanwezigheid van resistente duist in wintertarwe is de combinatie van een najaarsbehandeling met een bodemherbicide, gevolgd door een voorjaarsbehandeling, niet langer de garantie voor een goed resultaat, aangezien de voorjaarstoepassingen met ALS-remmers in het voorjaar onvoldoende werken tegen resistente duist.

Twee toepassingen in het najaar, waarvan één vooropkomst, gevolgd door een vroege naopkomst, geven de grootste kans op voldoende bestrijding.

Diflufenican-restricties

• het gebruik op erosiegevoelige percelen is verboden, tenzij er voorzorgsmaatregelen tegen erosie, zoals vastgelegd in de gewestelijke wetgevingen, worden toegepast;

• maximaal 1 toepassing met diflufenican in totaal per teelt. Voor een toepassing in granen betekent dit dat een teler slechts op 1 moment diflufenican mag toepassen per teelt en dus moet kiezen tussen een vooropkomstbehandeling of een naopkomstbehandeling in het najaar of voor een voorjaarsbehandeling;

• steeds de gebruiksvoorwaarden op het etiket respecteren, waaronder de dosis in een specifieke teelt, de vastgelegde driftreducerende maatregelen en bufferzones;

• puntvervuiling vermijden bij het vullen en spoelen van het spuittoestel. Het spuittoestel nooit vullen of reinigen op een verhard oppervlak waarvan het spoelwater in de riolering of het oppervlaktewater kan terechtkomen.

Vlaamse overheid en LCG

Lees ook in Granen

Bladseptoria en dwergvergelingsvirus gezien in graanvelden

Granen Het Landbouwcentrum Granen Vlaanderen (LCG) en partners doet dit jaar terug waarnemingen in graanvelden. Hun meest recente waarnemingen vonden plaats op 7 en 8 april. De vaststelling is dat bladseptoria verspreid voorkomt, maar de tarwe er gezond bijstaat.
Meer artikelen bekijken