Opinie: Nieuw Europees beleid is een gevaar voor onze agrarische weerbaarheid
De nieuwe Europese regelgeving omtrent zaadvermeerdering roept bij enkele organisaties heel wat vragen op. Ze zetten hun standpunten op een rijtje in de aanloop van de stemming door de ministers van Landbouw in de Raad van Europa.

Als je de dag van vandaag in de supermarkt kijkt, lijkt het alsof we veel soorten groenten ter beschikking hebben. Het hele jaar door kan je witloof, courgettes en tomaten kopen. Maar schijn bedriegt, want de soortenrijkdom op het veld nam de afgelopen decennia pijlsnel af. Dat is niet onschuldig, maar een gevaar voor ons voedselsysteem. Daarom mogen we niet aanvaarden dat de Europese wetgeving de soortenrijkdom verder doet afkalven.
Van boeren naar industrie
Van wie is het zaad? Eeuwenlang was zaad een gemeenschappelijk goed dat de boeren zelf beheerden. Elke regio had zijn eigen groentevariëteiten, aangepast aan de lokale omstandigheden. Door de rijke variatie was het systeem goed bestand tegen ziektes en andere schokken. Als de ene variëteit te gevoelig bleek voor een ziekte, konden boeren een andere gebruiken.
In de loop van de twintigste eeuw veranderde dat. Bedrijven ontwikkelden zaden en via patenten werden ze er eigenaar van. Zo ontstond een nieuwe bedrijfstak die de dag van vandaag gedomineerd wordt door amper 4 biochemiebedrijven (Bayer, Corteva, Syngenta en BASF). Samen beheren ze meer dan de helft van de wereldwijde zadenindustrie.
Kwetsbaar voedselsysteem
Meer macht voor deze bedrijven is gevaarlijk voor het voedselsysteem. In naam van de efficiëntie ijveren ze voor monoculturen, die op korte termijn veel winst genereren. De afhankelijkheid van een beperkt aantal gewassen maakt het voedselsysteem echter extra kwetsbaar. Als boeren een ziekte vaststellen bij een gewas, kunnen ze minder snel omschakelen naar een andere variant. Ze zijn bovendien afhankelijk gemaakt van de grote bedrijven. We hebben dus zadenwetten nodig die de eeuwenlang opgebouwde diversiteit beschermen en de uitwisseling van zaden tussen boeren bevorderen.
Nieuwe wetgeving maakt kleinschaligheid onmogelijk
Niet voor niets proberen boeren wereldwijd hun autonomie te versterken door zelf planten te blijven vermeerderen. Jammer genoeg zal de nieuwe Europese wetgeving het nagenoeg onmogelijk maken om deze autonome zadensystemen te behouden, laat staan om ze verder te ontwikkelen.
Waarom? De nieuwe wetten rond zaadvermeerdering gaan mee met de marktlogica van de grote bedrijven. De zware administratieve last om zaden op de markt te brengen, is peanuts voor hen, maar het maakt de noodzakelijke kleinschalige zaaduitwisseling tussen boeren onmogelijk en soms zelfs illegaal. Boeren moeten hun traditionele en lokale zaden in eigen beheer kunnen houden. Dat is trouwens een recht dat door de Verenigde Naties erkend en beschermd is.
Het Europese beleid staat niet op zich. Internationale handelsakkoorden en de zogenaamde ontwikkelingsbanken verwachten van landen in het Globale Zuiden dat hun zaadwetgeving de Europese standaarden volgen. Afrikaanse boeren zijn erg ongerust, omdat de kleinschalige netwerken die ze gebruiken om zaden uit te wisselen nog steeds instaan voor meer dan 80% van hun zaden. Strengere zadenwetten dreigen deze netwerken illegaal te maken.
Voorzorgsprincipe niet laten vallen
Dit is echter niet de enige bedreiging voor het zadensysteem. In een concurrentiestrijd tussen China, de Verenigde Staten en Europa vindt een race to the bottom plaats rond genetisch gemanipuleerde organismen (ggo’s). De agro-industrie lobbyt sterk om zaden, ontwikkeld met nieuwe genbewerkingstechnieken, zoals de CRISPR-Cas-techniek, uit de ggo-regelgeving te halen. Dat is zorgwekkend, onder meer omdat het de introductie van nieuwe ggo’s op de markt zou toestaan zonder de gevolgen voor de boeren, voor de gezondheid of voor het milieu te controleren. Dat kan niet. In naam van de concurrentiestrijd mogen onze Europese politici het voorzorgsprincipe niet laten vallen. Vooraleer een nieuwe ggo op de markt komt, moet duidelijk zijn wat de impact op gezondheid en milieu is. Durven beleidsmakers kritisch te zijn ten opzichte van de beloften van ggo-lobbysten? Zo hoor je hen vertellen dat ggo’s het pesticideverbruik doen verminderen. Dat klinkt mooi. Maar als je kijkt naar landen waar de ggo’s al in zwang zijn, blijkt het tegendeel waar.
Onze beleidsmakers lijken blind voor de levensbelangrijke en dringende taak die boeren op zich nemen in het herstel van onze agrarische biodiversiteit. In de plaats van ondersteunende maatregelen, komt de EU met regels die de eeuwenoude praktijk van zaadveredeling door boeren bemoeilijken. Samen met een grote boer- en burgerbeweging moeten we de Europese politici wakker schudden. Als je de volgende keer het mes zet in een pompoen of een savooikool, sta dan stil bij de geweldige inspanning die boeren gedaan hebben om ze te kweken en tot bij jou te brengen. Het eerste dat ze daarvoor nodig hebben, zijn kwalitatieve zaden. Zaden moeten ons levend erfgoed blijven, in handen van boeren en kleine zaadvermeerderaars. Dit eisen we van onze ministers van Landbouw als ze zich op 9 en 10 december binnen de Raad van de EU uitspreken over het wetsvoorstel van de Europese Commissie.
Dit opiniestuk verscheen op 2 december ook in