Residentieel woonrecht is niet evident
Vlaamse land- en tuinbouwers kunnen na stopzetting van hun beroepsactiviteiten niet zomaar blijven wonen in agrarisch gebied. Bestemmingswijzigingen en ombouw van agrarische gebouwen naar woningen is dikwijls aan strikte voorwaarden verbonden.

Uit het antwoord dat hij op 29 november van minister Brouns ontving, leert Devillé dat er op dit vlak weinig beweging is.
Aanvullend woonrecht
Wat tijdelijk residentieel woonrecht in landbouwgebied na stopzetting van landbouwactiviteiten aangaat, haalde vraagsteller Devillé er het artikel 40, § 1 van het stikstofdecreet bij. Dat voorziet in een aanvullend woonrecht voor stoppende landbouwers.
Voor een piekbelaster die ervoor kiest om zijn landbouwactiviteiten volledig stop te zetten, geldt er voor die ex-landbouwer een tijdelijk residentieel woonrecht. Dat geldt ook voor zijn afstammelingen, de langstlevende echtgenoot, echtgenote of wettelijke samenwonende partner van die ex-landbouwer en zijn afstammelingen en hun respectieve gezinsleden. Het uitoefenen van dat woonrecht is vrijgesteld van een eventuele vergunningsplicht voor het geheel of gedeeltelijk wijzigen van de hoofdfunctie landbouw naar deze nieuwe functie van (residentieel) wonen.
Woonrecht vervalt
Het stikstofdecreet vermeldt expliciet dat dit tijdelijke woonrecht vervalt als en zodra de voormalige landbouwbedrijfswoning ofwel niet langer betrokken wordt als hoofdverblijfplaats door die ex-landbouwer, zijn afstammelingen of hun respectievelijke gezinsleden. Het residentieel woonrecht vervalt eveneens als er een overdracht van de woning aan andere dan deze personen plaatsvindt.
Bij zo’n overdracht van een voormalige landbouwbedrijfswoning of van het voormalig landbouwbedrijf in zijn geheel bepaalt het stikstofdecreet dat een voorafgaande omgevingsvergunning vereist is voor de wijziging van de hoofdfunctie landbouw naar de nieuwe functie (residentieel) wonen als de voormalige landbouwbedrijfswoning of de voormalige bedrijfsgebouwen niet opnieuw ten dienste staan van landbouwactiviteiten. Devillé herinnert er aan dat het verkrijgen van zo’n omgevingsvergunning niet vanzelfsprekend is.
De Vlaamse overheid streeft er in het kader van haar bouwshiftambities in om zonevreemd residentieel wonen maximaal terug te dringen. In die optiek behoeft het volgens het commissielid geen verdere uitleg dat veel stoppende landbouwers de waarde van hun voormalige landbouwwoningen volledig verloren zien gaan op het ogenblik dat zij hun woning willen verkopen aan derden. Ook al omdat de kans quasi onbestaande is dat die bebouwde onroerende goederen opnieuw voor landbouwdoeleinden zullen kunnen of worden gebruikt is dat een verloren zaak.
Geen financiële compensatie
Het stikstofdecreet voorziet tot nu toe geen enkele financiële compensatie voor het waardeverlies van voormalige landbouwwoningen in gebieden met een agrarische bestemming.
Van Jo Brouns wilde Devillé graag weten of en eventueel welke uniforme richtlijnen er van de Vlaamse minister van Omgeving en Landbouw uitgaan in de beoordeling van dergelijke vergunningsaanvragen.
Minister Brouns reageert met de bevestiging dat hijzelf noch zijn voorganger richtlijnen hebben verstrekt aan de Vlaamse adviesinstanties of vergunningverlenende overheden. Hij verduidelijkt dat het advies van het Agentschap Landbouw met betrekking tot functiewijzigingen opgedeeld is in 3 beoordelingsluiken. Dat gaat om de toetsing aan het regelgevend kader, een goede ruimtelijke ordening en de potentie voor agrarisch gebruik.
Brouns benadrukt dat zowel landbouwers als niet-landbouwers nog steeds een vergunningsaanvraag kunnen indienen voor een zonevreemde functiewijziging. Daarbij dient de huidige regelgeving toegepast te worden. De Vlaamse landbouwminister wijst op de recente wijziging van het Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) waarmee een regularisatiemogelijkheid wordt voorzien voor een zonevreemde functiewijziging die al doorgevoerd werd. Zo is de omvorming van een landbouwwoning naar residentieel wonen voortaan regulariseerbaar.
Land- en tuinbouwers die in zo’n situatie verkeren, wordt aangeraden contact op te nemen met de lokale gemeentelijke autoriteiten. Die kunnen de mogelijkheden en voorwaarden voor een specifiek perceel onderzoeken. Eventueel kan een ruimtelijke ordeningsadviseur ingeschakeld worden om het proces te begeleiden.