Startpagina Akkerbouw

Politici leren bij over gewasbescherming

Eind september werden politici uit de commissies Leefmilieu, Landbouw en Economie uitgenodigd voor een infosessie over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Landbouworganisaties, sectorverenigingen en landbouwers verenigden zich om de parlementairen te informeren.

Leestijd : 7 min

Gewasbeschermingsmiddelen, vaak verward met pesticiden, komen regelmatig aan bod in diverse commissies van het Vlaams en Europees Parlement. Ook in de biologische landbouw worden gewasbeschermingsmiddelen ingezet. Vanuit de voedingsindustrie en de land- en tuinbouwsector weerklinkt dat het debat over gewasbeschermingsmiddelen emotioneel geladen is tijdens politieke besprekingen. Om te voorkomen dat deze polarisatie zich verder verdiept, achten de landbouworganisaties en sectorverenigingen het van belang om hierover in een constructief gesprek van gedachten te wisselen.

Ze hadden hiervoor een programma samengesteld dat bestond uit netwerkmomenten, wetenschappelijke inzichten en verhalen uit de praktijk. Maar liefst 10 sprekers, waaronder 4 actieve land- en tuinbouwers, zorgden voor een goed gevulde infonamiddag, maar vooral voor een realistische stem uit de praktijk. Dit konden ze allen onderbouwen op hun eigen manier, richting politieke beleidsvoerders. Zo’n twintigtal politici waren aanwezig.

Gestopt met uienteelt

De gastlocatie was het akkerbouwbedrijf van Philippe Avermaete in Linter. Bij de voorstelling van zijn boerderij gaf hij te kennen dit jaar voor het eerst geen uien te hebben geteeld, net omwille van het te beperkte middelenpakket dat in deze teelt nog beschikbaar is om aan gewasbescherming te voldoen. In andere jaren bleek dit echter wel een mooi gewas te zijn voor het bedrijf en paste het goed in de teeltrotatie.

Professor Barbara De Coninck (KULeuven) mocht als eerste het woord nemen. Zij duidde de aanwezigen vooreerst op het feit dat onder de noemer ‘pesticiden’ zowel biociden als gewasbeschermingsmiddelen (insecticiden, fungiciden, herbiciden) vallen. Ze voegde er onmiddellijk aan toe dat de Europese Unie beschikt over een van de strengste wetgevingen rond gewasbeschermingsmiddelen en dat er sinds 2019 geen nieuwe actieve stoffen meer op de markt zijn gekomen.

Professor De Conick stond in haar uiteenzetting vooral stil rond de vraag of we het gebruik van synthetische gewasbeschermingsmiddelen kunnen verminderen. Ze verwees naar diverse onderzoeken die hierrond reeds gebeurden in het verleden. Voor haar is het duidelijk dat minder middelen gebruiken sowieso een lagere opbrengst betekent. “Hoeveel die reductie in opbrengst betreft, is sterk teelt- en bedrijfsafhankelijk.”

Elf miljoen ha gezocht

De Conick verwees ook naar de Farm-to-Fork-strategie, die tegen 2030 het gebruik van chemische gewasbescherming met 50% wil reduceren. Ze hekelde onmiddellijk het feit dat deze strategie eerst is uitgerold en dat er daarna pas een impactstudie werd uitgevoerd over de gevolgen van de implementatie ervan. “De impactstudie leert ons ondertussen dat, als we de helft minder fytomiddelen mogen gebruiken, Europa zijn landbouwproductie met 12% ziet dalen. Om dit verlies te compenseren zouden we 11 miljoen ha landbouwgrond bij in productie moeten nemen.”

IPM (geïntegreerde gewasbescherming) ziet de professor als basis om het middelengebruik te reduceren. Ze waarschuwde echter dat dit niet heiligmakend is. “Onderzoek leerde immers dat er door implementatie van IPM minder ‘brede’ middelen worden aangewend, maar net meer ‘specifieke’ middelen, omdat er gerichter behandeld wordt door de landbouwer.”

In haar conclusie onderstreepte professor De Coninck dat onze voedselzekerheid bedreigd wordt door een landbouw zonder gewasbeschermingsmiddelen. “Hierdoor wordt ook de biodiversiteit geïmpacteerd.” Reduceren in middelengebruik is niet onmogelijk volgens haar, maar de chemische toolbox mag niet te snel verminderen. Een duurzame transitie zal volgens de professor sterk afhangen van innovaties.

Kleine toolbox, grote problemen

De tweede spreker in rij was professor Dany Bylemans, verbonden aan de KULeuven en directeur van het Proefcentrum Fruitteelt. Hij kan zo vanuit een wetenschappelijke én een praktijksituatie de problematiek omtrent gewasbescherming benaderen. Hij trad de vorige spreker bij en ging op de ingeslagen weg verder. Vooreerst hielp hij de misvatting de wereld uit die zegt dat we zonder gewasbescherming kunnen. “Kan niet, planten worden immers ziek.” Ook hij hekelde het feit van de kleiner wordende chemische toolbox om aan gewasbescherming te doen. “Hoe kleiner deze wordt, hoe minder problemen je kan oplossen en hoe groter ze net worden.”

Professor Bylemans wees de aanwezigen op een les uit de geschiedenis door te verwijzen naar de neonicotinoïden in suikerbieten. “Met een heel lage hoeveelheid actieve stof konden ritnaalden, bladluizen, aardvlooien… bestreden worden. In 2018 werden deze verbannen. De middelen verdwenen, maar de plagen niet. Als gevolg daarvan moet er nu meer gespoten worden met breedwerkende middelen.” De professor wees er fijntjes op dat de milieukost nu veel hoger is dan voordien.

Een andere misvatting die hij de wereld wou uithelpen, is dat chemische middelen per definitie toxischer zijn dan biologische middelen. Wat wel correct is, is dat biologische middelen sneller afbreken. “We mogen er niet van uitgaan dat wanneer een chemische stof wordt teruggevonden op land- en tuinbouwgewassen, het schadelijk is. Dit klopt niet!”

Rode cijfers

Minder gewasbescherming gebruiken zorgt ervoor dat het inkomen van de boer onder druk komt te staan. Deze uitspraak kon professor Bylemans staven met cijfermateriaal in zijn uiteenzetting. “Moesten PFAS-houdende middelen in de graanteelt verdwijnen, dan zouden er niet veel boeren nog iets verdienen aan het telen van granen. Komen we zonder gewasbeschermingsmiddelen te staan, dan moeten we een manier vinden om het inkomen van de landbouwer te doen stijgen, want niemand werkt jaren na elkaar met verlies.”

Vervolgens verwees professor Bylemans naar gegevens van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). “Die zien nu al dat de Europeaan te weinig groenten en fruit eet in vergelijking met hun aanbevelingen. Zij zien ook dat mensen met een lager inkomen, nog minder groenten en fruit eten. Zij kiezen doorgaans sneller voor suiker- en vetrijk voedsel, dat eerder als ongezond wordt aanschouwd.” Dit is voor de professor een van de hoofdredenen waarom hij zijn nek uitsteekt in het debat rond gewasbescherming.

Na de uitleg van de 2 professoren, kwamen enkele land- en tuinbouwers aan het woord. De eerste was Bert Toetenel, een biologische fruitteler uit Webbekom. Hij gaf heel eerlijk toe vorig jaar rode cijfers gedraaid te hebben, doordat zijn plantage zwaar aangetast werd door perenschurft. Bert riep de aanwezige politici op om zeker geen middelen te schrappen zo lang er geen alternatieven zijn. “Biologische alternatieven zijn meestal ook geen supermiddelen.”

Poltici werden geïnformeerd met praktijkervaringen, aangevuld met wetenschappelijke inzichten.
Poltici werden geïnformeerd met praktijkervaringen, aangevuld met wetenschappelijke inzichten. - Foto: TD

Hij hekelde in zijn toelichting vooral het ongelijke speelveld waarmee hij geconfronteerd wordt. “In Duitsland is er een nuttig fungicide erkend in de bio-teelt, bij ons heeft het slechts een 120 dagenregeling, die bovendien zeer vroeg in het jaar eindigt.” Hij verwees ook naar de concurrentie die hij ondervindt van Italiaanse fruittelers. “Italië is niet zo ver weg, maar toch produceren ze er goedkoper met middelen die bij ons niet erkend zijn.”

Bert Toetenel verwees ook nog naar koper als cruciaal middel voor biologische telers. Het is de enige erkende werkzame stof tegen de aardappelplaag voor biologische landbouwers, maar het wordt ook in appel- en perenboomgaarden gebruikt, in de wijnbouw… Berts voorspelling is dat wanneer koper wegvalt, het biologisch areaal stevig zal teruglopen. “Dit is net het tegenovergestelde dan wat Europa beoogt.”

Veredeling kan niet alles oplossen

Boomkweker Laura Nicolaï vertelde dat haar familiaal veredelingsbedrijf nieuwe appelrassen ontwikkelt en wereldwijd vermarkt. Veredeling van nieuwe rassen, waar in de discussie over gewasbeschermingsmiddelen vaak naar verwezen wordt als oplossing; is voor haar niet heiligmakend. In de praktijk zien ze dat rassen die weinig gevoelig zijn aan schimmelziekten in het veld, hun vruchten dan weer wel schimmels kunnen laten zien in de bewaring. “Veredeling kan iets betekenen, maar kan niet alles oplossen.”

Laura staat mee aan het hoofd van een boomkwekerij die een jaarlijkse productie heeft van 1 miljoen fruitbomen, hoofdzakelijk appelen voor de professionele markt. Zo’n 85% daarvan is voor de export bestemd. Ze kennen een brede afzetmarkt van Europa, Noord-Amerika en India tot Azerbeidzjan. Voor die brede afzetmarkt zijn ze dankbaar. Die zorgt immers voor risicospreiding, meer verkoopkansen, betere prijzen en stabiele inkomens, waardoor ze kunnen investeren in innovatie, nieuwe rassen en duurzame teeltmethoden. Gewasbeschermingsmiddelen zijn voor hen een noodzaak om aan de exportvereisten die al deze landen stellen te kunnen voldoen.

Moedeloosheid neemt toe

Dirk Boeren is een groenteteler met sla en prei uit Deurle tussen Deinze en Gent. Hij merkt de gevolgen van een steeds krimpend middelenpakket dagelijks. Het verbannen van actieve stoffen voor de onkruidbestrijding in prei duwt hem in alsmaar moeilijkere situaties. Voor de schimmelbestrijding in prei zijn er zelfs onvoldoende middelen. Tabaktrips aanpakken met de huidige middelen is zelfs ontoereikend. “Prei met tripsschade halveert meer dan de helft in prijs en betekent een financiële strop voor de teler.”

Dirk ziet de moedeloosheid groter worden binnen de sector en vraagt zich af hoe de jeugd als toekomstige overnemers door de huidige situatie nog gemotiveerd geraakt om het beroep voort te zetten.

Akkerbouwer Philippe Avermaete gaf te kennen dat het zeer moeilijk is geworden om teelten ‘proper’ te houden, dus onkruidvrij. “Inzake onkruidbestrijding zijn we veel middelen verloren, waardoor probleemonkruiden de kop opsteken. Je kan ze niet meer wegspuiten, en om manueel te wieden is er de tijd en het personeel niet meer op de bedrijven van vandaag.”

Hij hekelde ook het feit dat erkenningen van middelen kort voor of tijdens het teeltseizoen wijzigen. Zelf liep hij hiertegenaan: hij had voor de teeltstart product gekocht en geleverd gekregen, maar ondertussen wijzigt de erkenning en staat er ‘vervallen’ product in het fytolokaal.

Philippe verwees ook nog naar de kiemremming in aardappel. Tot 2020 vormde CIPC de basis om aardappelen voor lange tijd te kunnen bewaren. “Bij ons gaat het middel uit de handel, waar terzelfder tijd de residulimiet in Amerika omhooggaat. Hierdoor is er een concurrentienadeel.” Zelf speelde hij in op het wegvallen van CIPC door aardappelloodsen beter te isoleren en gedurende de bewaring met duurdere kiemremmers meermaals te behandelen. De kostprijs van de aardappelteelt verhoogde hierdoor, maar de marktprijs voor (vrije) aardappelen daalde intussen.

Tim Decoster

Lees ook in Akkerbouw

Meer artikelen bekijken