Brouwerij helpt boerderij overleven, en omgekeerd
Om de kleine boerderij in Beersel, die al generaties in de familie was, te laten overleven, zocht Senne Eylenbosch verbreding van de activiteiten. Die vond hij in de familiegeschiedenis en in 2020 startte hij met geuzestekerij Boerenerf.

Eylenbosch is een bekende naam in de wereld van de geuze. De generaties voor Senne brouwden op de Sollenberg in Beersel lang hun eigen geuze tot de vraag naar dat bier in de jaren 60 sterk terugliep. Eerder splitste de familie Eylenbosch al in een tak die brouwde en een tak die de boerderij voortzette. Senne brengt die 2 nu symbolisch opnieuw samen.
Grote gunfactor
“Er zit een grote gunfactor in dit verhaal. Lang geleden was de boerderij van de familie Eylenbosch heel groot, maar onder meer door onteigeningen en andere gebeurtenissen gingen veel terreinen verloren. Mijn grootvader Ferdinand ‘gunde’ het aan mijn vader Paul om de boerderij over te nemen, hoewel toen al duidelijk was dat het moeilijk was om te overleven. Mijn ouders maakten er in 2000 een biologische boerderij van, met een kleine 30 ha grond en 36 melkkoeien. Om daaruit voldoende inkomen te halen, draaide mijn moeder zelf roomijs, dat ze verkocht in de korte keten.”
Nadat Sennes ouders scheidden, mag hij van zijn vader nu de boerderij verderzetten. “Ik ben hem er eeuwig dankbaar voor dat mij die kans gunt, terwijl anderen vooral de heel uitdagende omstandigheden zien om op deze kleine boerderij een rendabele activiteit uit te bouwen. Voor mij is het een levenswerk om deze boerderij overeind te houden. Het boerderijgebouw ligt nu in een woonzone en mag slechts in deze vorm blijven bestaan en gebruikt worden zolang het een boerderij is. Ik doe er dan ook alles aan om dat zo te houden en de brouwerij is daarbij cruciaal.
Met een brouwerij kan je – als je het goed doet – heel wat toegevoegde waarde creëren en financieel is die inbreng nodig voor de boerderijactiviteiten”, duidt Senne. Voor hem is het een wisselwerking. De boerderij heeft de brouwerij nodig en omgekeerd.
Gestopt met melkvee
Het ijssalon leek voorbestemd voor Sennes zus, maar die heeft een andere bestemming gevonden, in de opera. Melkvee is er dus al een tijd niet meer op de boerderij. “Akkerbouw en vleesvee, dat zijn spurtjes die je moet trekken. Melkvee is meer een marathon die je moet lopen”, verduidelijkt Senne de keuzes die gemaakt werden door ‘zijn’ generatie.
Senne nam in 2020 ontslag bij geuzebrouwerij 3 Fonteinen om voltijds brouwer te worden. “Ik luisterde als kind heel gefascineerd naar de verhalen van mijn grootvader en van andere familieleden. Mijn motivatie om te doen wat ik doe, haal ik daar uit. Ik wil zelf nieuwe verhalen schrijven en die kunnen doorgeven aan de volgende generatie. En ik wil tradities kunnen doorgeven. Het starten met bier brouwen heeft heel wat losgemaakt in de familie, zeker bij de oudere generatie.”
Tradities eren, maar geen ouderwetse technieken
Jonge brouwer Senne toont met veel trots een bakstenen schuur uit 1871 waar zijn lambiek ligt te rijpen in onder meer oude cognac-vaten. “Deze schuur is volgens sommigen niet langer 100% authentiek, maar elke generatie van de familie heeft er iets aan bijgedragen en dat is voor mij een vorm van authenticiteit. Voor ik hier mijn ding kwam doen, werd hier een betonnen vloer in gegoten om er een kalverstal in te maken. Daarvoor was het een opslagplaats voor knollen, rapen en bieten op het gelijkvloers en hooi op de verdieping. De elektrische poort die ik plaatste, is minder ‘traditioneel’ dan de houten poorten van vroeger, maar wel noodzakelijk voor het bewaren van de juiste temperatuur en als beveiliging.” De schuur heeft overigens nog 1 dierlijke bewoner. Geen schuurkat en ook geen muis, maar een heuse kerkuil heeft de weg gevonden naar een nestkast hoog in de nok.
Dat zijn cider en lambiek nu op eiken vaten ligt te rijpen in de schuur, maakt voor Senne de cirkel rond. “Het eigenlijke brouwen kunnen we hier niet doen. Dat zou niet kunnen met de regels voor voedselveiligheid. Opslag kan wel. En voor geuze en lambiek heb je naast de wilde gisten uit het land van de Zenne net veel opslagruimte nodig. Je maakt altijd een blend van verschillende oogsten en jaargangen, zoals bij champagne. Die lambiek van verschillende jaren kan rustig rijpen op de vaten in de schuur tot het tijd is om de geuze te steken en te bottelen in onze moderne bedrijfsruimte 500 m verder. Geuze maken gaat dan ook veel trager dan het klassieke bierbrouwen waarbij je al enkele maanden na de oogst van de gerst een nieuw bier kan beginnen bottelen.”
Schaarbeekse kriekelaars
In de vroegere koeienstal, die eerder werd omgebouwd tot ijssalon, is nu een ruime degustatieruimte. Senne beperkt zich niet tot kriekbier en geuze. Hij maakt ook zelf ciders en fruitwijnen van lokale productie, aangevuld met rode biet, kweepeer, rabarber….En hij is een ‘kruistocht’ gestart om wilde Schaarbeekse kriekelaars te laten terugkeren in het landschap van de Zennevallei. “Om een lekker zurig kriekbier te maken heb je Schaarbeekse krieken nodig. Vroeger waren die alomtegenwoordig, maar nog maar weinig mensen waarderen die zurige krieken. Je kan die niet meteen opeten als je ze rijp van de boom plukt. Je moet die eerst bewerken om hun aroma vrij te maken. Elk jaar lanceer ik een oproep op sociale media om mij te signaleren waar er nog Schaarbeekse kriekelaars staan. Dan breng ik die in kaart en kijk ik of ik bijvoorbeeld scheuten kan nemen. Vorig jaar heb ik zo wel 200 ‘nieuwe’ bomen kunnen planten.”
De oogst aan Schaarbeekse krieken varieert elk jaar. In het laatste coronajaar waren er veel spontane plukkers en waren de weersomstandigheden ideaal. Vorig jaar waren er handen tekort en zat het weer tegen. Het verschil tussen die 2 jaren bedraagt grofweg 300 kg. Zoals elke akkerbouwer is Senne als brouwmeester afhankelijk van de grillen van het klimaat.
Aan de boerderij op de Sollenberg grenst een grote huiskavel, maar daar staat nog geen enkele Schaarbeekse kriekelaar. “Dat lukt ook niet. De lokale overheid heeft daarvan een overstromingsgebied gemaakt en kriekelaars houden niet van drassig en nat, wel van droog, zanderig en ijzerhoudend.”
Schotse Highlanders
Op die grote weide van 3,5 ha lopen vandaag de da 3 Schotse Highland-koeien. “Dat is een bijzonder verhaal. Na de scheiding werd mijn vader bosarbeider in het Zoniënwoud. De natuurgidsen daar wilden extra aandachtstrekkers hebben en met de opbrengst van een eetfestijn kochten ze zowat 8 of 9 jaar geleden 2 al relatief oude Schotse Highlanders. Een vereniging mag echter geen vee houden en omdat mijn vader officieel nog boer was, hebben ze die dieren op zijn naam gezet. Wij hebben dat dan uitgebreid. Nu lopen er 6 van ons te grazen in het Zoniënwoud als natuurbeheer: een stier, een paar koeien en een paar vaarzen. Op dat terrein mogen er niet meer dan 6 grazen en ons beslag is nooit groter dan 10. Voorlopig slachten we er 1 per jaar, bij een kleine slachterij in Kluisbergen, om ze als pakket in de korte keten te verkopen. Van mij zouden dat er wel meer mogen zijn, maar mijn vader werkt nog niet echt mee op dat punt. Hij is zijn beslag nog aan het opbouwen naar betere bloedlijnen, vermoed ik. Het kopen en verkopen en het ruilen, dat is helemaal zijn ding.”
De Schotse runderen worden door Sennes bedrijf mooi uitgespeeld, op de flesetiketten van enkele geuzevarianten en in algemene campagnebeelden. Het laatste ‘gewone’ witblauwe rund van Sennes vader werd vorig jaar als pakket vermarkt.
Daarnaast zijn er op de boerderij nog 10 tot 20 schapen waarvan de lammeren ook al eens als pakket verkocht worden en er worden nog Vlaamse Reuzen (konijnen) gekweekt. Het areaal bedraagt 24 ha. Voor de akkerbouw doet Senne nog een beroep op zijn vader en op zijn broer. Die laatste werkt voltijds op de kinderboerderij Neerhof in Dilbeek. “Die kweekt daar mooie Duroc-varkens. Van dat lekkere vlees zou ik graag droge worstjes verkopen in de degustatiezaal, maar daarover beslist hij natuurlijk niet alleen”, zegt Senne. Het Neerhof levert wel al ruwe tarwe en rabarber aan Boerenerf om mee te brouwen. Elke lokale leverancier van ingrediënten staat vermeld op het etiket.
Wie gaat dat allemaal opdrinken?
Het brouwen en geuze steken en het experimenteren met smaken zit Senne in het bloed. “Maar voor de zakelijke kant heb ik een partner aangetrokken. Vincent Alluin heeft mee de sprong gewaagd. Hij legt zich vooral toe op de verkoop en op het financiële verhaal. Boerenerf bestaat als brouwerij nog maar enkele jaren en toch kunnen we al mooie resultaten voorleggen. Ons volume zit nu op afgerond 40.000 l, of grofweg een 50.000 flessen van 75 cl. We exporteren naar Frankrijk, Nederland, Italië, Scandinavië, de Verenigde Staten en naar China, Zuid-Korea en Japan. Frankrijk loopt relatief goed, omdat het een grote en nabije markt is, maar verhoudingsgewijs doen we het beter in landen waar ze meer zuren waarderen in de keuken. Export is een must in ons marktsegment. België is een stabiele, maar kleine markt. Toen we de eerste rijpingsvaten binnenrolden in de schuur vroeg mijn grootvader zaliger zich af wie al dat bier zou gaan opdrinken. Ik ben fier dat het ons gelukt is om met de brouwerij zijn boerderij te behouden.”
Senne vindt het jammer dat hij zijn eigen familienaam niet kan gebruiken als merk of bedrijfsnaam. “‘Eylenbosch’ werd als merk gedeponeerd door een bedrijf dat vandaag de dag geen enkele band heeft met de familie. Dat is jammer, maar juridisch valt daar weinig tegen in te brengen. ‘Boerenerf’ is een waardig alternatief als bedrijfsnaam. Het verduidelijkt de verbondenheid van de brouwerij met de boerderij en geeft invulling aan de lange traditie van mijn familie als landbouwers en brouwers”, besluit Senne.
Hij plantte tijdens de coronajaren op zijn erf enkele hopranken, van een Duits en een herontdekt Belgisch ras. Die gebruikt hij om te experimenteren om nieuwe varianten van zijn geuzebieren te maken.